Het rapport-Depla, of hoe de PvdA een Messias zonder evangelie werd

Op pagina 7 van zijn analyse over de comateuze toestand van de Partij van de Arbeid schrijft Paul Depla: “Op welke uitgangspunten is ons verhaal voor Nederland gebaseerd?” Twee pagina’s verderop vraagt hij zich af: “Wat zou het verhaal van de PvdA kunnen zijn?” Voor partij die zo onzeker is over zichzelf ziet de toekomst er somber uit.

Het was een handige zet van de Bredase burgemeester Paul Depla om nog voor het verschijnen van zijn rapport een interview aan Trouw te geven. Hij weet dat de journalistieke kinderhand gauw gevuld is en dat er de volgende dag geen haan meer kraait naar zijn stuk Op de toekomst over de belabberde conditie van de PvdA. Door Trouw de primeur te geven, verzekerde hij zich bovendien van ten minste één positieve recensie van zijn analyse. “Verfrissend,” oordeelde het hoofdredactioneel commentaar van de krant, “een interessante analyse van het huidige maatschappelijke en politieke klimaat en de consequenties voor de PvdA.”

Over smaak valt niet te twisten, maar ik vond dat Depla’s prakje smaakte naar een magnetronmaaltijd die kort na de opkomst van Pim Fortuyn bereid was. Zijn bevinding dat de samenleving versplintert en dat de drie “volkspartijen” het daar moeilijk mee hebben, is niet bijster origineel. Om niet te zeggen: uitgekauwd en afgezaagd.

Alweer die netwerkpartij

Ik geef vier citaten om de verstikkende consensus over de deplorabele toestand van de klassieke ledenpartij te schetsen. (1) “Er zijn weinig organisaties die nog zo aanbodgericht zijn als een politieke partij. Pogingen tot virtuele organisatievormen en tot netwerkstructuren moeten dus bevorderd worden.” (2) “Een nieuwe politieke partij moet daarom een moderne partij zijn – in de praktijk: een netwerkpartij, een internetpartij, een virtuele partij”. (3) “In plaats van formele partijlidmaatschappen (…) kunnen partijen de knooppunten in de netwerken opzoeken en mensen op thema’s of voor speciale acties en evenementen aan zich binden.” (4) “De inhoudelijke netwerken hebben een open karakter. Leden en niet leden kunnen deelnemen aan de activiteiten. Juist door het open karakter, kan de (partij) via deze netwerken verbindingen maken met buitenstaanders.”

Het eerste citaat, uit 2003, is van René Cuperus, columnist en patholoog-anatoom van de PvdA; het tweede is opgetekend in Schijn-elite van de valsemunters (2010) door Martin Bosma, de huisideoloog van de ledenloze PVV. Het derde citaat (2012) komt uit een rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur en de laatste quote is afkomstig uit het werkstuk van Paul Depla. In alle hoeken van het politieke spectrum wordt dus al sinds jaar en dag vruchteloos gebeuzeld over zogenaamde ‘netwerkpartijen’, zonder merkbaar resultaat.

Mij verbaast het dat uitgerekend sociaaldemocraten blijven herhalen dat de PvdA een netwerkpartij moet worden waar mensen ad hoc, zonder plichtplegingen en kortstondig hun kennis en interesses delen. Importeren zij dan op partijpolitiek niveau niet juist de kwalijke “netflixisering” die Paul Depla meent waar te nemen in de samenleving? Als je een hoop lobbyisten op een rij zet, heb je wel een breed front maar nog geen brede volkspartij. Bovendien is het echt niet een gebrek aan kennis dat politieke partijen parten speelt. Lodewijk Asscher is heus wel bekend met de kritiek van basisscholen, horecaondernemingen, zzp’ers, tuinbouwers (en mijzelf) op zijn Flexwet. Alleen past dergelijke “ervaring en kennis in de samenleving”, die eigentijdse politici volgens Depla volop moeten benutten, slecht bij de afspraken tussen de minister en de vakbonden die primair de belangen van werknemers met vaste contracten verdedigen. Tegen politieke onwil is geen kenniskruid opgewassen.

Depla besteedt ruim de helft van zijn beschouwing aan de “organisatie” en de “stijl” van de Partij van de Arbeid terwijl “het wezen” en “de idealen” van de partij er nogal bekaaid van afkomen. Ik vraag mij af of dat verstandig is – met stijl en organisatie win je immers geen kiezers – maar ik begrijp het wel. Zo’n rapport wordt alleen door partijtijgers gelezen en wat moet je als Bredase wethouder in vredesnaam nog toevoegen aan dertig jaar sombere reflecties over de neergang van de sociaaldemocratie? Misschien is het om die reden dat Depla teruggrijpt op een allesomvattende en daarom nietszeggende term van Joop den Uyl uit de begindagen van de Partij van de Arbeid: bestaanszekerheid. Maar liefst 45 keer duikt “bestaanszekerheid” op in Op de toekomst.

Verslik je niet in de focus

Geen redelijk mens is tegen bestaanszekerheid als zodanig en dus komt het voor de PvdA aan op de invulling daarvan. Depla ziet vier gevaren voor de bestaanszekerheid: globalisering, flexibilisering en robotisering tasten werk en inkomen aan; de klimaatverandering bedreigt het milieu en de economie; de vergrijzing kan akelige gevolgen hebben voor de gezondheidszorg; en de multiculturele samenleving bedreigt wonen en samenleven. Door zich “volledig” op deze vier thema’s te richten ontstaat een “focus die behapbaar is voor de PvdA in de huidige omvang”.

Zijn defensie, kunst en cultuur, onderwijs, ontwikkelingshulp en Europese samenwerking straks het exclusieve domein van de drie partijen die thans het zogeheten motorblok vormen? Ik kan mij niet voorstellen dat de PvdA de neiging kan weerstaan om toch zich met alle politieke onderwerpen te bemoeien. Wat gaat Lillian Ploumen straks in vredesnaam doen? Bovendien hebben we al een handjevol partijen die zich geheel en al focussen op één of meer van die thema’s, zoals de SP, GroenLinks, de PVV en de Partij voor de Dieren. Die partijen hebben daar ook nog eens uitgesproken opvattingen over, terwijl Depla eigenlijk blijft steken in de vaststelling dat de PvdA op geen van die vier terreinen duidelijke standpunten heeft. De partij dreigt een Messias zonder evangelie te worden en wordt zelf in haar bestaan bedreigd door deze vier netelige kwesties.

Van de broodnodige nederigheid is verderop in het document weinig meer te merken. In lelijk ambtenarenproza roept Depla zijn partij op om “zelf de agenda” te zetten. “Niet de journalistiek. De middelenmix die we daarvoor inzetten moet breed zijn. Dat (sic) bestaat niet alleen uit persvoorlichting en PR, maar ook aan (sic) de structurele inzet van een breed scala aan middelen om onze boodschap goed over te brengen.”

Een brede middelenmix die ook bestaat uit een breed scala aan middelen – mits structureel ingezet, natuurlijk. Om een nog te formuleren boodschap over te brengen. Als the medium is the message opgaat in de politiek, dan zou ik de Partij van de Arbeid adviseren om eerst eens een paar goede tekstschrijvers in te huren.

Mijn gekozen waardering € -