‘Ik dacht: nu ga ik sterven’

Als schipbreukeling in de Indische Oceaan zette ze na acht uur zwemmen voet aan wal op een onbewoond, vulkanisch eiland. Twee jaar later blikt Els Visser (26) terug. 'Ik dronk mijn urine op'

Donderdag 14 augustus 2014. Geneeskundestudent Els heeft er zin in. Nu ze een co-schap gynaecologie op Bali heeft afgerond, kan ze voordat de colleges weer beginnen nog twee maanden backpacken door Indonesië. Ze heeft net haar duikcertificaat gehaald. Als afsluiting van haar reis stapt ze, samen met negentien andere toeristen, op een boot voor een vierdaagse tocht van Lombok via de Komodo-eilanden naar Flores om daar te duiken. Vrijdagavond laat schrikt ze wakker van de hoge golven die tegen de boot slaan. Een raampje springt uit de patrijspoort. “Ik was heel bang en deed mijn reddingsvest aan. Naast me lagen twee Spaanse advocaten, een van hen probeerde mij te gerust te stellen. Ineens vielen de motoren uit en moesten we naar beneden komen. Daar zagen we dat het ruim volstroomde met water.”

Sommige passagiers raken versteend, anderen huilen of schreeuwen boos naar de bemanning. Els blijft kalm. “Misschien doordat ik tijdens mijn opleiding getraind ben om rustig te blijven in crisissituaties. Ik belde het internationale noodnummer, maar midden op zee was geen bereik en de bemanning had geen goede communicatieapparatuur aan boord. Niemand wist dus dat we in nood waren!”

Als ik omkwam, wilde ik identificeerbaar zijn. En als ik overleefde, wilde ik mijn vakantiefoto’s nog hebben

Intussen stroomt het water aan alle kanten naar binnen. Els knoopt haar moneybelt om haar middel met daarin de memorycard van haar fototoestel, haar telefoon en haar paspoort. “Als ik omkwam, wilde ik identificeerbaar zijn. En als ik overleefde, wilde ik mijn vakantiefoto’s nog hebben.” De boot zinkt langzaam. Plotseling wordt Els overspoeld door een grote vloedgolf, waardoor ze onder water raakt. “In paniek dacht ik: nu ga ik sterven. Maar ik kwam boven en iemand trok mij in ons metalen reddingsbootje.” Daar passen maar zes mensen in, dus de toeristen moeten elkaar afwisselen. Als Els niet in het bootje zit, hangt ze er bibberend van de kou aan of zit ze op het nog uitstekende bootdeel.

Met de Franse jongen grapte ik nog: ’s avonds drinken we lekker aan de kust een biertje

Het is pikkedonker en ijskoud en Els dobbert in de ruige oceaan. Als het die zaterdagochtend licht wordt, ziet ze tot haar grote opluchting in de verte een eiland. Het merendeel van de groep wil in de buurt van de boot blijven. Els twijfelt: wil zij bij de groep blijven of proberen om zwemmend het eiland te bereiken? Omdat ze aan wedstrijdzwemmen heeft gedaan, schatte ze in dat haar overlevingskans groter was als ze voor het donker naar het eiland kon zwemmen. Ze overlegt met een Fransman, twee Duitse meisjes en een Nieuw-Zeelandse vrouw en met z’n vijven wagen ze het erop: ze gaan zwemmen. “Met de Franse jongen grapte ik nog: ’s avonds drinken we lekker aan de kust een biertje en lachen we erom. We vonden allebei dat we nog veel te jong waren om te sterven.”

Ik was gek genoeg niet bang voor haaien, wel voor uitdroging en onderkoeling

Toch is Els er niet gerust op. Maar, denkt ze: “Ik ga liever zwemmend dood, dan hangend aan een bootje.” Omdat de Nieuw-Zeelandse Gaylene en Els veel sneller zwemmen, verliezen ze de andere drie uit het oog. Els is er niet gerust op dat ze het gaat redden. “Die uren in het water dacht ik aan mijn leventje dat altijd zo perfect was geweest. En ik dacht aan hoe het zou zijn als ik niet meer terug zou komen bij mijn familie en vrienden, het verdriet dat zij zouden hebben. Ondertussen bleef ik me focussen op dat eiland. Ik was gek genoeg niet bang voor haaien, wel voor uitdroging en onderkoeling, waarschijnlijk omdat ik van mijn studie wist dat je daardoor kunt sterven.”

Plassen in een aangespoelde fles
Na acht uur zwemmen voelen de vrouwen dan eindelijk zand en stenen onder hun voeten. “We omhelsden elkaar. We hadden de zee overwonnen!” Snel trekken ze al hun kleding uit, laten zich opwarmen door de zon en gaan op zoek naar mensen. Maar dat valt tegen. “Het bleek een onbewoond eiland waar vulkanen actief zijn. We hadden enorme dorst. Om niet uit te drogen, plasten we in een aangespoelde fles en dronken onze urine op. Achteraf best apart, maar op dat moment vond ik het vooral heel belangrijk dat we niet uitdroogden.”
Zondagochtend passeert een grote boot het eiland. Els roept en zwaait met de oranje reddingsvesten, maar tevergeefs. Een paar uur later ziet ze de boot weer en een reddingsbootje dat recht op haar afsnelt. “Voor het eerst sinds het ongeluk huilde ik, springend van blijdschap. Snel rende ik het bootje tegemoet en viel de mannen om de hals.”

‘Ik ben dankbaarder voor wat ik heb’

Ouders en vriendinnen
De Fransman en de Duitse meisjes blijken aan de andere kant van het eiland te zijn aangekomen en daar óók te staan zwaaien. Op dat moment realiseert de bemanning zich dat er mensen in nood zijn. Daarna worden de mensen die nog op zee dobberen ook gered. De twee Spaanse advocaten, die ná Els zijn gaan zwemmen, worden niet teruggevonden.
Als Els enkele dagen later op Schiphol aankomt, wachten haar ouders en vriendinnen haar op. “Toen ik hen in de armen vloog, besefte ik: mijn leven mag doorgaan!”

Vorig jaar zomer is Els afgestudeerd. Inmiddels werkt ze als arts-onderzoeker chirurgie in Utrecht. Ze had niet gedacht dat nog mee te maken. “Sinds dat drama ben ik het leven veel meer gaan waarderen. Ik ben dankbaarder voor wat ik heb. Het ongeluk heeft me ook geleerd hoe krachtig het menselijk lichaam is. Ik heb het zelf ervaren.”

Dit artikel van journalist Sjoerd Wielenga is een bewerking van zijn verhalen die eerder verschenen in Arts en Auto.

Mijn gekozen waardering € -

Sjoerd Wielenga (Rotterdam, 1980) is zelfstandig journalist, tekstschrijver, eindredacteur en bladenmaker. Hij werkt(e) onder meer voor de EO, NRC Handelsblad, Trouw, de Volkskrant en opinieblad De Nieuwe Koers.