Leven in verwondering. Gesprek met Alessandro D’Avenia

Hij brak een paar jaar geleden in één klap door met zijn debuutroman Wit als melk, rood als bloed, waarvan alleen al in Italië een half miljoen exemplaren werden verkocht. Al op jonge leeftijd wist Alessandro D’Avenia (1977) dat verhalen vertellen zijn roeping was. Aan inspiratie geen gebrek, want voor wie goed kijkt en luistert liggen overal verhalen verscholen. Een wandeling met de bestsellerschrijver door zijn woonplaats Milaan.

Vroeg in de ochtend, terwijl de zwaluwen nog kwetterend langs de hemel scheren, verzamelen de eerste groepjes toeristen zich al bij de Santa Maria delle Grazie. Neergestreken op bankjes rondom de Milanese basiliek wissen ze zich het zweet van het voorhoofd en wachten op hun beurt om Het laatste avondmaal te mogen aanschouwen.

Slechts weinigen weten dat een klein stukje verderop in de Corso Magenta, achter Centro Congressi Stelline, de tuin ligt waar Leonardo da Vinci graag rondwandelde en uitrustte van het werk aan zijn fresco dat wereldberoemd zou worden. Het is er een oase van kalmte, waar de jonge Italiaanse schrijver Alessandro D’Avenia eveneens graag vertoeft om te lezen of te mijmeren, bijvoorbeeld als hij klaar is op het Collegio San Carlo, het nabijgelegen lyceum waar hij werkzaam is als docent klassieke talen en Italiaanse literatuur.

Sinds D’Avenia een paar jaar geleden zijn roman Wit als melk, rood als bloed publiceerde, is zijn leven ingrijpend veranderd. Alleen al in Italië gingen er een half miljoen exemplaren over de toonbank, en het boek werd in twintig landen uitgebracht. Van zijn tweede roman, Dingen die niemand weet – onlangs ook in Nederland verschenen –, zijn in Italië inmiddels meer dan 150.000 exemplaren verkocht. Een betere start van een schrijverscarrière is bijna niet denkbaar. Hij maakte een tour door Spanje, bezocht Rusland, werd uitgenodigd in Brazilië. ‘Het meest recente exemplaar van Wit als melk dat ik ontving was een vertaling in het Chinees,’ vertelt hij, verlegen glimlachend.

De 37-jarige Alessandro D’Avenia is een zachtmoedige man, met een aanstekelijke geestdrift en vrolijkheid. De tijd heeft nog geen sporen nagelaten op zijn gezicht; alleen het baardje dat zijn wangen siert en naadloos overloopt in warrige, lichtbruine krullen, maakt dat zijn jongensachtige gezicht enigszins in de pas blijft met zijn leeftijd. Soms, in een flits, doet zijn verschijning even denken aan die andere bebaarde, nog veel beroemdere dertiger – of andere religieuze figuren – die we overal in Milaan tegenkomen in kerk, altaar of glas-in-loodraam.

D’Avenia werd geboren en getogen in Palermo, trok voor zijn studie naar Rome en vervolgens verder omhoog naar het noorden, waar hij in Milaan een opleiding volgde tot scenarioschrijver. Een jaar of vijf nu woont hij in de stad van haute couture en hip design; hier was de werkgelegenheid beter dan in het zuiden en kon hij een baan krijgen als docent, wat hem de mogelijkheid verschafte intussen te werken aan zijn debuutroman. In de hal van zijn school, bij een klein boekwinkeltje bij de koffiecorner, staat een groot reclamebord van Dingen die niemand weet. ‘Nee, dat heb ik er niet neergezet,’ zegt hij lachend. ‘Maar op een school van zeventienhonderd leerlingen verkoop je wel zomaar duizend exemplaren!’

Lesgeven en schrijven

De helft van de week is gevuld met lesgeven, de andere helft met schrijven. Zijn romans zijn gebaseerd op verhalen van leerlingen in zijn klassen, en zijn herkenbaar voor alle leeftijden. Wit als melk vertelde het verhaal van de 16-jarige jongen Leo, die niet zo goed weet wat hij met zijn leven aanmoet. Maar dan wordt hij verliefd op Beatrice, een roodharige schone die ongeneeslijk ziek blijkt te zijn. Haar dood opent zijn ogen voor het leven. ‘Ik hoorde dit verhaal van een jongen toen ik in Rome lesgaf. Ik besefte dat het overeenkwam met wat ik heb meegemaakt toen ik zo oud was. Mijn tante van 36 jaar stierf aan kanker, en dat riep bij mij veel woede en vragen op over de zin van het leven en over het bestaan van God. Terwijl die leerling zijn verhaal deed, zag ik zijn gezicht in een fractie van tijd veranderen van dat van een jongen in dat van een man. Ik wilde het verhaal van dat gezicht vertellen.’

Ook Dingen die niemand weet gaat over de vragen, twijfels en keuzes die horen bij volwassen worden – zaken waar het meisje Margherita mee worstelt, maar haar leraar eveneens. Het is, denkt D’Avenia, belangrijk om te leren het leven te omarmen zoals het komt, met alle mooie en minder leuke kanten, zonder pijn en lijden uit de weg te gaan of af te wijzen. ‘Jonge mensen zitten vol vragen over het leven. Ze hebben grote dromen, plannen, twijfels. Voor het eerste beginnen ze hun uniciteit te beseffen, maar tegelijkertijd zijn ze bang dat die niet tot uiting kan komen. Ze treden het leven eerlijker tegemoet dan de meeste volwassenen. Als we volwassen worden, krijgen we een bepaalde rol en status, en om die te behouden ontwikkelen we controledrift. Eigenlijk zijn veel volwassenen bang voor het leven. Jonge mensen daarentegen willen authenticiteit. Ze zijn open en nog vol verwondering.’

Roeping 

Momo en de tijdspaarders en Het oneindige verhaal van Michael Ende, maar vooral ook de vertellingen van zijn grootmoeder waren de verhalen waarmee D’Avenia opgroeide en die zijn liefde voor het woord aanwakkerden. ‘Ik denk dat onze roeping eigenlijk al op jonge leeftijd zichtbaar is. Die van mij was duidelijk het vertellen van verhalen. In Italië leer je schrijven met een soort van Aap Noot Mies; elke letter heeft een eigen plaatje. Zo hebben we bij de letter f de farfalla, de vlinder. Als ik me verveelde tijdens een les, bedacht ik gewoon verhalen bij de verschillende plaatjes: wat doet de dwerg met dat mes bij de vlinder? Zo verzon ik als zesjarige al mijn eerste noir.’

Schrijven is precies dát: het leggen van verbanden tussen mensen en dingen. ‘Gisteren zat ik in de bus naast een dame met een grote staande ventilator. Dat is een verhaal! Ik fantaseer dan meteen wat ze met dat ding aan het doen is, dat ze ermee door de stad vliegt. Overal zijn er verhalen; je hoeft alleen maar te kijken en je te verbazen.’

D’Avenia lijkt wel een beetje op leraren in zijn boeken: bevlogen en in staat enthousiasme en verwondering in zichzelf levend te houden. Hij grijnst: ‘Ik heb onenigheid met mijn school, omdat ik mijn leerlingen al in het eerste jaar de gehele Odyssee van Homerus laat lezen. De Odyssee begint namelijk niet met Odysseus, maar met Telemachos, zijn zoon van Odysseus. Hij ligt de hele nacht de reis te overdenken die hij gaat maken om zijn vader te vinden. Onze westerse literatuurgeschiedenis begint met een verhaal over een jongen die zijn vader gaat zoeken! Net als Telemachos staan studenten aan het begin van een reis om hun toekomst uit te vinden. Als we die passage lezen, vraag ik ze: wanneer lag jíj voor het laatst wakker over je toekomst? Dan staren ze me allemaal in verwarring aan. Als er iets gebeurt in iemands ogen, gebeurt ook iets in zijn hart. Literatuur kan helpen om dingen scherper of in een ander daglicht te gaan zien, om vragen te onderzoeken zonder meteen tot voor de hand liggende antwoorden te komen.’

Daarom is hij ook beslist niet van plan zijn baan als docent aan de wilgen te hangen. ‘Lesgeven ís mijn leven,’ roept hij hartstochtelijk. Toen ik zelf zestien, zeventien was, had ik twee leraren die een diepgaande invloed hebben gehad op mijn leven. De een was mijn leraar Italiaanse literatuur, die echt veel van zijn vak hield en mij zijn boeken leende. Van de ander heb je misschien weleens gehoord: priester Giuseppe Puglisi, die in 1993 door de maffia werd vermoord. Hij was mijn godsdienstleraar, en was daarnaast de pastoor van Brancaccio, een probleemwijk in Palermo. Hij had daar een centrum geopend waar kinderen ‘s middag les konden krijgen. Daar was de maffia niet blij mee, want iemand die onderwijs geniet, verwerft kennis en daarmee vrijheid. Op zijn verjaardag hebben ze hem vermoord.

Padre Puglisi liet zien dat je iets kunt doen voor anderen, hoe moeilijk de omstandigheden ook zijn. Daarmee is hij een groot voorbeeld voor mij geweest; hij was de reden dat ik besloot leraar te worden en iets van mijn leven aan jonge mensen te schenken. Je talenten heb je niet alleen maar om jezelf te bewijzen, maar ook om iets goeds mee te doen voor anderen. Ik heb het zelf tot nu toe erg getroffen in het leven, en daar ben ik dankbaar voor. Daarom wil ik graag iets teruggeven.’

Familie

D’Avenia groeide op in een groot en hecht gezin: drie jongens (Alessandro was de derde) en drie meiden. Het gezin van Marta, de vriendin van Margherita in Dingen die niemand weet, is geschilderd naar zijn eigen familie: een warm, gezellig nest waarin iedereen zichzelf kan zijn en ruimte krijgt zich te ontwikkelen zoals hem of haar past.

‘Het belangrijkste wat ik leerde, was dat de wereld niet om mij draait. Ik had geen kamer voor mezelf alleen, mijn kleren waren afdragertjes van mijn broers. Tijdens het eten luisterden we naar elkaars verhalen. Er is een prachtige spreuk van een Griekse wijsgeer: “De goden hebben de mens twee oren gegeven en één mond, om twee keer zoveel te kunnen luisteren als praten.”  Natuurlijk vroeg ik me weleens af: waarom zes kinderen, in plaats van twee of drie? Toen mijn tante overleed, werd mijn moeder ook nog een halve moeder voor háár vier kinderen. Dus toen waren we ineens met tien! Mijn ouders hebben hun leven in dienst gesteld van ons. Ze moedigden ons aan onze dromen te verwezenlijken. Op Sicilië is familie een heel belangrijk gegeven. In Siciliaans dialect vraag je niet: wie ben je, maar: tot welke familie behoor je?’

Rome, Palermo, Milaan

D’Avenia’s eerste roman speelde in Rome, zijn tweede heeft meer Siciliaans bloed in de aderen – een ode aan zijn afkomst. Milaan is weer heel anders, vertelt hij. ‘In mijn boek heb ik een vergelijking gemaakt tussen een paar steden en literaire stijlfiguren. Palermo is een synesthesie, een vermening van zintuiglijke waarnemingen. Rome: een hyperbool, met haar keizerlijke verleden en veel te grote geschiedenis. Milaan is een litotes, een dame die zou zeggen“ik ben niet lelijk” om juist te benadrukken dat ze mooi is. Een stad is als de lamp van Aladdin: je moet ‘m opwrijven om de geest eruit te laten komen. Ik hou ervan om door Milaan te wandelen en verdwaald te raken. Ik heb het hier naar mijn zin, er wonen hier leuke mensen. Milanezen zijn harde werkers, in tegenstelling tot waar ik vandaan kom, waar mensen meer van praten houden dan van werken.’

Maar toch… het eiland zal altijd zijn thuis blijven. Eens hoopt hij er definitief terug te keren. ‘Al mijn zintuigen gaan open als ik daar ben. Dus steeds als ik aan een roman wil schrijven, ga ik terug naar Sicilië. Daar heb ik mijn roots voor nodig. Zee, eten, mijn moeder.’

Sprookjesachtig Milaan

De binnentuin van de Santa Maria delle Grazie

De kerk Santa Maria delle Grazie staat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO en is wereldberoemd vanwege het fresco Het laatste avondmaal van Leonardo da Vinci. Maar de binnentuin is helemaal geweldig. ‘Het is een geweldige plek om na te denken of te lezen. De vier bomen die erin staan bloeien slechts één dag per jaar, en allemaal tegelijk. Pfff… Werkelijk een spectaculair gezicht.’

Piazza Santa Maria delle Grazie 2, www.grazieop.it

RO, Rossana Orlandi

Zo onopvallend als de locatie is, zo opvallend is designwinkel van Rossana Orlandi vanbinnen, met werk van gerenommeerde ontwerpers, onder wie ook de Nederlanders Piet Hein Eek en Maarten Baas.

‘Dit is zo’n sprookjesachtige plek! Het staat vol met maffe spullen en meubels. Alsof je in Alice in Wonderland bent, of op een filmset van Tim Burton – je raakt niet uitgekeken. Dit inspireert mij enorm. Bij elk object kun je een heel verhaal bedenken.’

Via Matteo Bandello 14, www.rossanaorlandi.com

Pane e Acqua

Er pal naast, achter een eveneens volkomen onopvallende gevel, schuilt een waar culinair paradijs. ‘Dit is deel twee van het sprookje. Ik heb hier met de uitgeverij de publicatie van mijn tweede boek gevierd. Fantastisch eten in een heel bijzondere ambiance. De aankleding verandert mee met het seizoen.’

Via Matteo Bandello 14, www.paneacqua.com

Libreria degli Atellani

‘Mijn favoriete boekwinkel. Een vriendin van me werkt hier en zij maakt bij de boeken een kaartje met een recensie van een paar regels. Geweldig is dat. Zij leest werkelijk álles. Als ik iets over een boek of een schrijver wil weten, ga ik hiernaartoe. Ze hebben een uitstekend assortiment.’

Corso Magenta 65, www.atellani.it

Basilica di Sant’Ambrogio

‘Ik bezoek hier de zondagse mis. De basiliek is een mooie plek vanwege de val van licht en schaduw en de rechthoekige architectuur. Je vergeet bijna dat je in een stad bent, zo rustig is het er. En dan met al die lucht erboven, je kijkt zó de hemel in.’

Piazza Sant’Ambrogio 15, www.basilicasantambrogio.it

Alessandro D’Avenia – Dingen die niemand weet. Vertaald door Manon Smits. Cargo, € 18,90

Mijn gekozen waardering € -