Peter ging op vakantie naar Noord-Korea. ‘Overal waar wij kwamen, verdwenen Koreanen.’

Al maanden bestoken Kim Jong-un en Donald Trump elkaar met vinnige scheldpartijen en stevige dreigementen. De wereld houdt haar adem in als Noord-Korea de zoveelste kernproef houdt. Maar wat weten we eigenlijk van het dagelijks leven in dit geïsoleerde Aziatische land? Peter Smeets ging er vrijwillig op vakantie en kwam thuis met de meest bizarre verhalen. In de nacht ging zelfs de hoteldeur op slot.

Donderdagavond, 21 juli 2016. Gapend stappen Peter, zijn vrouw Beate en hun zoon Laurent het vliegtuig uit. Het was een prima vlucht: kopje koffie, broodje, krantje erbij. Alle drie zagen ze veel van de wereld, maar hier waren ze nog nooit. Als ze de luchthaventerminal binnenlopen stormen er twee meisjes op hen af. Grote ogen en een tikje in paniek. Ze wijzen op de krant die Peter onder zijn arm draagt. ‘Be careful! Treat it with respect!’ De krant is de Pyongyang Times en op de cover staat een foto van de Grote Leider Kim Il-sung. En die is heilig: het onkreukbare imago van de Grote Leider verdraagt geen scheurtjes. Zelfs niet in de krant. Peter kijkt naar zijn vrouw en zonder het te zeggen, denken ze hetzelfde: ‘Welkom in Noord-Korea’.

Nijmegenaar Peter Smeets (68) vertelt het verhaal met een grijns. De bewuste krant ligt voor hem op tafel: ongekreukt, de plooien glad. Ze hebben geen kleerscheuren opgelopen, bij hun reis naar dit mysterieuze land. Maar een bizarre trip werd het wel degelijk. ‘Tja, ‘Ik ben nu eenmaal niet het type voor achter de geraniums’, lacht de oud-docent kunstgeschiedenis.

Maar toch: Noord-Korea? Uw verslaggever krabt zich achter de oren. Was de warme zon van Spanje geen optie, of de kunstschatten van Rome? ‘Allemaal al gezien’, grapt de gepensioneerde kunsthistoricus. Dan, serieuzer: ‘Natuurlijk weet ik wat voor land Noord-Korea is. Maar morele argumenten hebben me er niet van weerhouden om te gaan, ik wilde gewoon met eigen ogen zien wat voor totaal andere wereld het is.’

Teruggefloten

Zo gezegd, zo gedaan. En daar staan ze dan, op het vliegveld van Pyongyang. De meiden die zojuist in paniek op hen afvlogen, stellen zich voor als Kim en Li: de twee gidsen die Peter en zijn familie gaan begeleiden op hun tiendaagse tour door het land. Het zijn er niet voor niets twee: voor optimale controle loopt één van hen voor het gezelschap uit en de ander achteraan. Op het oog zijn Kim en Li twee keurige correcte Koreaanse dames. Maar op weg naar het hotel (eigen chauffeur, eigen busje) laten de twee er geen misverstand over bestaan: ‘De sfeer blijft goed zolang jullie precies doen wat wij zeggen.’

En zo begint een opmerkelijk gezelschap aan een strak geregisseerde reis door Noord-Korea. De allesoverheersende controle is voelbaar vanaf dag één. Kim en Li gaan niet naar huis: ze overnachten in hetzelfde hotel. ’s Nachts gaat de hoteldeur op slot. Overdag houden Kim en Li de familie Smeets nauwlettend in de gaten. ‘Bizar’, vertelt Peter, de verbazing nog op zijn gezicht. ‘Ze zouden elke meter, elke minuut bij ons in de buurt blijven. Één stapje te veel naar links en je werd teruggefloten.’

In Pyonyang fotografeert Peter een plein met twee reusachtige standbeelden van Kim Il-sung (‘de Grote Leider’) en zijn zoon Kim Jong-il (‘de Geliefde Leider’ en vader van de huidige ‘Opperste’ Leider Kim Jong-un). Maar op de foto maskeert een lantaarnpaal een deel van het gezicht van Kim Jong-il. Grinnikend: ‘Die moest ik dan dus wissen’.

In het oorlogsmuseum loopt het gezelschap langs een spionageschip dat in de jaren ‘60 werd veroverd op de Amerikanen. De museumgids vertelt hoeveel knopen het schip voer. ‘Da’s niet echt snel’, grapt Peter tegen zijn zoon. ‘Dat klopt’, zegt de gids, opeens in feilloos Nederlands. ‘Dat is toch bizar?!’ lacht Peter. ‘Kennelijk begrepen ze al die tijd al wat wij tegen elkaar zeiden!’

André Rieu

Er gebeuren meer gekke dingen. Op dag drie reist het gezelschap af naar het platteland. Als ze iets willen gaan drinken komen ze, zoals wel vaker, terecht in een verlaten restaurant. Een ober die niet spreekt, geen glas dat rinkelt, op de achtergrond alleen de indringende geluiden van een oorlogsfilm die klinken. Totdat het beeldscherm vervaagt en vervangen wordt door iets wat bekender klinkt: de driekwartsmaat van een wals, ‘hee’ is dat niet Maastricht, is dat niet.. jawel, het is André Rieu, live vanaf het Vrijthof.

Op de meestal stille snelweg ziet Peter groepen militairen grassprietjes uit het asfalt trekken. En buiten de muren van een ammoniakfabriek vegen soldaten een plasje regenwater met bezems van links naar rechts. Als ze klaar zijn, veegt een nieuwe groep hetzelfde water terug van rechts naar links. Een uit de hand gelopen ideaal van ‘werk voor iedereen’? Een teken van respect voor de Leider? Bezigheidstherapie?

Bij een bezoek aan de gi-gántische bibliotheek in Pyongyang (de collectie telt 300 miljoen boeken) ligt het enige Nederlandse boek al klaar: het dagboek van Anne Frank, keurig vertaald in het Koreaans. En er is méér Nederlands cultureel erfgoed te vinden in de bibliotheek van Pyongyang. Koreanen die meer willen weten over de muzikale cultuur van Nederland kunnen luisteren naar cassettebandjes van Rob de Nijs. Of van de Zangeres Zonder Naam.

Rode stipjes

‘Het meest lastige was nog dat we nergens om mochten lachen’, zegt Peter. ‘Sommige dingen die we zagen waren voor ons zo absurd, maar je kunt daar absoluut niet gaan staan lachen, je moet te allen tijden serieus blijven.’

Vol verbazing maakt het Nederlandse drietal ook kennis met de persoonlijkheidscultus die rond Kim Il-sung en Kim Jong-il is opgebouwd. Tot in het extreme toe vereren de Noord-Koreanen hun oud-leiders: met portretten , standbeelden, militaire parades, liederen en zorgvuldig uitgedachte mythes.

Op een boerderij die ze bezoeken vertelt Li bloedserieus dat de rode stipjes op de afgebeelde kaart de plekken markeren waar de Opperste Leider bij zijn bezoek aan de boerderij had gepauzeerd om iets te zeggen. Ze vertelt hoe hem bij een fruitboomgaard werd gevraagd of hij wist hoeveel vruchten er in de Kaki-boom groeien. De Opperste Leider had geantwoord met ‘653’ – en verrek, na een uiterst secure telling bleken er inderdaad precies 653 vruchten te hangen aan deze bijzondere boom.

Ingeseind

‘Tja.’ Peter nipt wat van zijn thee. ‘Het is voor ons Nederlanders niet echt te begrijpen. En op een gegeven moment is het ook niet meer leuk.’ Vooral het gebrek aan contact met ‘gewone’ Noord-Koreanen valt de familie zwaar. ‘In een dierentuin vraagt de gids welke dieren je wil zien, daar word je dan heengebracht en daarna ga je gelijk weer weg’, vertelt Peter. ‘In een attractiepark hoef je niet in de rij te staan maar leiden ze je direct naar de attractie.’

De autoriteiten gaan ver in hun pogingen om te voorkomen dat Peter, Beate en Laurent in gesprek raken met Noord-Koreaanse burgers. Overal waar het drietal verschijnt, verdwijnen de Koreanen. De bowlingbaan, zestig banen breed, is in een mum van tijd leeg nadat Peter en zijn gezin arriveren. Datzelfde gebeurt ook vaak in de restaurants waar ze gaan eten. ‘Ik heb geen idee hoe ze dat doen’, zegt Peter. ‘Misschien worden de mensen ingeseind, misschien is het standaard protocol. Maar zelfs toen in Pyongyang een baby naar ons lachte, vroegen ze ons wie het contact ‘begonnen’ was. Als de baby niet als eerst naar ons had gelachen, hadden we kennelijk een probleem gehad.’

Na tien dagen hebben de drie er schoongenoeg van. De overweldigende controle werkt verstikkend. ‘Het is doodvermoeiend als je letterlijk geen stap kan zetten zonder dat je in de gaten gehouden wordt’, verzucht Peter. ‘Álles is gecontroleerd. Je verliest echt een beetje je gevoel van realiteit.’ Spijt heeft hij niet van de bijzondere trip die het met zijn gezin heeft gemaakt. ‘Maar ik zou het niemand aanraden.’

Beeld: Tormod Sandtorv (via Flickr)

Mijn gekozen waardering € -

Sonja Alferink is politicoloog en journalist.