‘Iedere keer als ik contact had met mijn vader of moeder ging het mis. Het eindigde altijd in een schreeuwpartij en een rotgevoel. Net zoals vroeger thuis, ik ben ermee opgegroeid. Elke dag werd er geschreeuwd en gescholden. Als kind was mijn grootste wens dat mijn ouders uit elkaar zouden gaan. Maar toen ze dat eindelijk deden, werd het er niet beter op. Toen ze niet meer tegen elkaar konden schreeuwen, schreeuwden ze tegen mij. Die agressieve manier van communiceren was een ingesleten patroon geworden, hun tweede natuur.
Toen ik zelf moeder werd, betrapte ik me erop dat ik ook regelmatig schreeuwde tegen mijn kinderen. Ik had het gedrag van mijn ouders overgenomen. Het is vast niet alleen mijn opvoeding, het is een combinatie van nature en nurture. Maar feit was dat ik het gedrag van mijn opuders steeds meer begon te herkennen in mezelf. Mijn lontje werd steeds korter. Vooral ten opzichte van mijn zoon. Hij heeft een vorm van autisme en een heftig karakter. Als hij zijn zin niet krijgt, kan hij woest worden en enorm tekeer gaan. Ik weet dat ik op die momenten rustig en consequent moet blijven, maar het lukt me zelden. Meestal word ik rood voor mijn ogen en spring ik – net als mijn ouders – uit mijn vel.
Een paar jaar geleden liep een ruzie met mijn zoon enorm uit de hand. Hij probeerde met mij te vechten en in mijn onmacht en woede duwde ik hem hard van me af. Hij viel tegen de verwarming en had een gat in zijn hoofd. Los van het drama – bloed, ambulance, enzovoort – schrok ik vooral heel erg van mijn eigen gedrag. Het was een eyeopener. Zo kon het niet langer, ik moest hulp zoeken. Ik heb een therapeut in de arm genomen, een familieopstelling gedaan, een workshop anger management, meditatie… Het hele rataplan. Ik ben serieus met mezelf aan de slag gegaan en hoewel het niet altijd makkelijk was, heeft het me ontzettend vooruit geholpen.
Ik ben een stuk rustiger geworden. Ik had het vroeger niet door, maar ik was eigenlijk altijd een beetje gespannen. Nog steeds voel ik regelmatig die vulkaan van woede in mij omhoog komen en ik zal altijd een fel type blijven, maar heftige uitbarstingen zoals vroeger komen nog maar zelden voor. Ik kan steeds beter afstand nemen als ik de woede voel opborrelen en de controle houden over mijn emoties. Zelfinzicht, herkennen van patronen en vooral regelmatig mediteren hebben hun vruchten afgeworpen. In dat proces van zelfonderzoek en reflactie, kwam mijn jeugd steeds weer naar boven en begon ik in te zien hoe destructief en giftig de relatie met mijn ouders was. Ik heb geprobeerd hierover met ze te praten, maar dat lukte totaal niet. Na meerdere pogingen heb ik een streep onder het contact gezet.
Ik denk nog wel veel aan vroeger. Herinneringen die ik jaren had weggestopt, komen weer naar boven. Zoals toen de juf op school het verhaal van Hans en Grietje voorlas en ik geschrokken dacht: mijn moeder is net zoals die gemene heks. Ik kon haar totaal niet vertrouwen. Haar gedrag was heel wisselend. Ze kon poeslief doen en dan ineens heel gemeen. De ene dag las ze een verhaaltje voor en kreeg ik een knuffel, de andere dag wilde ze niks van me weten en werd ik zonder eten naar bed gestuurd. Als ik iets fout deed, kreeg ik de volle laag. Of ze lachte zoals die heks in het sprookje. Eigenlijk was ik altijd bang en op mijn hoede, ik moest vooral niks verkeerd doen en zorgen dat ik haar niet in de weg zat of irriteerde.
Mijn vader was minder gemeen en wispelturig, maar minstens zo erg. Hij was een tiran. Hij was opgewekt en goed geluimd zoang alles precies ging zoals hij het wilde. Hij commandeerde mij de hele dag door. Breng me de krant, haal mijn sloffen, doe dit, doe dat. Zolang ik keurig deed wat hij mij opdroeg, was er niets aan de hand. Maar hoe ouder ik werd, hoe meer ik me tegen hem ging verzetten. ‘Doe het lekker zelf,’ zei ik dan en dat was olie op het vuur! Met mijn vader maakte ik veel ruzie, met mijn moeder was het gecompliceerder. Ik haatte haar maar ik probeerde haar ook te pleasen. Het was een grote giftige gecompliceerde slangenkuil!
Ik voel me boos en verdrietig als ik terugdenk aan mijn jeugd. Ik praat er nu makkelijk over, maar dat was vroeger anders. Ik heb het lang ontkend, ik schaamde me ervoor. Ik wilde graag een fijne familie hebben en het was moeilijk om te accepteren dat de waarheid anders was. Nu kan ik onder ogen zien dat mijn jeugd een traumatische ervaring was. Mijn ouders maakten niet gewoon ruzie, ze voerden oorlog. Er werd geschreeuwd en gescholden, er werd met spullen gegooid, kamers werden gebarricadeerd, ze begroeven elkaars spullen in de tuin… Ken je die film The war of the Roses? Zo was het bij ons ook. Het bizarre was, dat we voor de buitenwereld een heel normaal gezin waren. Het laagje vernis zag er goed uit: we woonden in een mooi huis in een buitenwijk, we hadden een hond en ik zat op hockey en pianoles. Maar binnen, achter gesloten deuren, was de beschaving ver te zoeken. Mijn ouders lieten hun haat voor elkaar de vrije loop.
Te midden van die bizarre negativiteit groeide ik op. Eigenlijk is het een wonder dat ik nog redelijk goed terecht ben gekomen. Ik heb een studie afgemaakt en heb een eigen bedrijf. Ook mijn oudere broer en zus zijn goed terecht gekomen. Zij zjin een stuk ouder dan ik, ik was een nakomertje. Toen ik een jaar of zes was, gingen zij de deur uit. Het grootste deel van mijn jeugd was ik alleen met mijn ouders. Volgens mijn zus werd hun gedrag met de jaren erger en heb ik meer gedoe meegemaakt dan zij. Zij hebben ook dingen meegemaakt waar ze nog last van hebben, maar minder heftig dan ik. Zij hadden ook elkaar. Ik was in mijn eentje meer overgeleverd aan de grillen van mijn ouders. Hoe het ook zij, ik heb meer overgehouden aan mijn jeugd dan zij.
Vooral de relatie met mijn moeder heeft impact gehad. Volgens mijn therapeut ben ik onveilig gehecht. Door haar wisselvallige karakter wist ik als kind nooit waar ik aan toe was. En door haar kritische houding ging ik heel erg mijn best doen om het goed te doen. Een reden dat ik relatief goed uit mijn jeugd ben gekomen, is – denk ik – omdat de eerste baby-jaren wel goed waren. Ik heb foto’s waar mijn moeder me liefdevol vasthoudt en knuffelt. Maar vanaf de kleuterschool, eigenlijk vanaf het moment dat ik een persoonlijkheid kreeg, kwam er kilte en afstand. Ze had kritiek op alles wat ik deed. Mijn tekeningen waren niet mooi genoeg, mijn knutselwerkjes te afgeraffeld, met de piano zou het nooit wat worden want mijn vingers waren te kort en te dik, ik had een rare lach, ik was te luid, mijn benen waren te recht, enzovoort enzovoort. Het was nooit goed. Ik was nooit goed en dat stopte ze niet onder stoelen of banken.
Na eindeloze therapie-sessies en honderden workshops kan ik nu inzien dat die wrokkigheid van mijn moeder niets met mij te maken had. Al die kritiek die ze had op mij, was een uiting van de negativiteit in haarzelf. Het had met haar te maken, niet met mij. Dat snap ik nu. Maar als kind dacht dat ik dat ik alles verkeerd deed. Ik had een enorm minderwaardigheidscomplex en dat is altijd bij me gebleven. Tot ik ernaar durfde te kijken. Eigenlijk zie ik dat als het meest helende onderdeel van therapie en alle dingen die ik de afgelopen jaren gedaan heb: echt eerlijk naar mezelf en mijn gedrag kijken. Ik vond het heel moeilijk want het laatste wat ik wilde was lijken op mijn ouders. En dat was precies de kant die het op ging. Ik hoop dat mijn ogen op tijd zijn geopend en dat ik de negatieve patronen uit mijn familie kan doorbreken. Het voelt in ieder geval goed om er bewust mee bezig te zijn.
Thuis, met mijn kinderen, gaat het veel beter. Mijn dochter heeft sowieso geen last van woede-uitbarstingen. Zij is slachtoffer en lijdt onder de ruzeis tussen mij en mijn zoon. Gelukkig komen die steeds minder voor en als we ruzie maken, is het minder heftig en explosief. We helpen elkaar om rustig te blijven met simpele dingen zoals time outs en tot tien tellen. Het lukt niet altijd, en ik vrees dat woede-uitbarstingen altijd een zwakke plek zullen blijven voor ons allebei. Maar het feit dat we ernaar kijken en erover praten en ons gedrag proberen te veranderen, is al een hele grote stap vooruit.
Dat ik in het proces het contact met mijn ouders heb losgelaten, brengt ook veel rust. Het scheelt veel stress, ruzie en gedoe. Het gekke is dat ik zeker weet dat mijn ouders mij missen en heel veel van mij houden. Op een bepaalde disfunctionele manier hou ik ook van hen. Aan de ene kant kant wens ik dat ze dood zijn, tegelijkertijd voel ik een enorm verdriet naar boven komen als dat zo zou zijn. De relatie blijft een ingewikkelde mix van tegengestelde gevoelens. Liefde en haat, woede en verdriet, walging en soms ook medelijden. Alleen al daarom is het beter dat ik ze niet meer zie. Het is te ingewikkeld. Ik kan het emotioneel niet meer aan.
Nu ik helemaal heb geaccepteerd dat mijn ouderlijk huis giftig en negatief was, kan ik me pas echt richten op nieuw gedrag. Ik heb nooit geleerd hoe je op een normale, liefdevolle manier met elkaar om kunt gaan. Ik leer dat nu pas samen met mijn kinderen. Ik praat met ze over gevoelens en geef ook toe als ik iets verkeerd heb gedaan. Ik realiseer me dat ik voor een deel het onveilige gevoel uit mijn eigen jeugd heb doorgegeven, door mijn woede-uitbarstingen. Maar hopelijk kan ik nu nog het een en ander rechtzetten. Ik heb nog steeds af en toe buien van onzekerheid maar in grote lijn voel ik me veel beter over mezelf. Ik heb niet meer het gevoel dat ik alles fout doe en kijk milder naar mezelf. Als ik toch een keer uit mijn slof schiet, ben ik niet meteen een slecht mens. Ik ben een work in progress.
Ook op relationeel vlak ben ik de afgelopen jaren erg veranderd. Vroeger trok ik vooral mensen aan die veel aandacht vroegen zoals narcistische types en borderliners, mensen met grote ego’s die zichzelf heel belangrijk en goed vinden. Ik voelde me dan extra onzeker en minderwaardig. Er was ook altijd veel drama en gedoe in mijn sociale leven. Dat is nu helemaal anders. Ik heb een streep gezet onder een aantal destructieve relaties en volg nu veel meer mijn gevoel. Hoe voel ik me bij iemand? Voel ik me onzeker en onveilig, dan is die persoon niet goed voor me. Voel ik me geliefd en op mijn gemak, dan klopt het. Ik plaats mezelf niet meer in een ondergeschikte positie. Mijn relaties en vriendschappen zijn gelijkwaardiger en liefdevoller.
Al met al vind ik dat het goed gaat met mijn kleine gezinnetje. Als ik achterom kijk zie ik veel negativiteit, ik probeer daarom niet te veel achterom te kijken. Ik werk nu aan vergeving. Het wrokkige gevoel dat ik heb als ik aan mijn jeud en ouders denk, zit vooral mezelf in de weg. Als ik vrede kan maken met mijn verleden en mijn ouders kan vergeven, dan kan ik het echt loslaten en ben ik vrij. Dit is mijn streven, maar zover ben ik nog niet. Ik richt me op het doorbreken van patronen. Ik zie waar ik vandaan kom en wat het met mij gedaan heeft, en ik heb heel bewust besloten om dat niet door te geven aan de volgende generatie. In die zin was dat gat in mijn zoons hoofd een zegen, want op dat moment zag ik in dat ik moest veranderen. Sindsdien voel ik heel duidelijk dat ik verleden achter me wil laten. Weg met die rugzak van mijn jeugd, positief vooruit!”
Foto van Annie Spratt via Unsplash