Jaap Mees: Je hebt veel gewoond in het buitenland Soedan, de Fiji eilanden, Samoa en Suriname. Hoe kom je dan terecht in Gouda?
Marianne Lint: Ik heb in al die landen gewoond, omdat ik met een ingenieur uit Wageningen getrouwd was. Hij overleed in 2010. Voor zijn studies moest hij eerst naar Suriname voor een praktijk stage. Daarna werd hij voor de Wereld Voedsel Organisatie uitgezonden naar verschillende landen. Toen onze zoon leerplichtig werd gingen we terug naar Nederland. Mijn man werkte bij het Ministerie van Landbouw in Den Haag. En ik kreeg een functie bij de bestuursdienst van de gemeente Rotterdam. Wij besloten om ergens tussenin te gaan wonen, dat werd Gouda.
Wanneer begon je met beeldhouwen.
Mijn man schilderde in zijn vrije tijd en ik besloot te gaan beeldhouwen. Vanaf het eerste moment dat ik met een hamer en beitel in steen stond te hakken, wist ik dit is het! Eerst naast mijn werk, daarna werd het mijn belangrijkste bezigheid. Ik heb het vak geleerd van andere beeldhouwers en parttime cursussen kunstgeschiedenis. Sjaak van Rhijn uit Gouda was een van mijn leermeesters. Jarenlang ging mijn man schilderen bij zijn vrouw en ging ik beeldhouwen bij Sjaak in Frankrijk. Veel kilometers maken en heel veel doen, dat is de beste leerschool. Dat geldt voor alle kunsten denk ik. Zodat je boven de techniek kunt uitstijgen en kan maken wat je wilt maken. Twaalf jaar geleden bezocht iemand van de kunststichting de Firma mijn expositie, tijdens Open Atelier Gouda en suggereerde me aan te melden als firmant. Ik kwam succesvol door de ballotage als professioneel kunstenaar.
Het materiaal waar je in werkt is voornamelijk steen en brons. Met bijzondere zachtere steensoorten als albast, seleniet en serpentijn.
De laatste tijd werk ik ook in keramiek, wat ik laat afbakken bij de Garenspinnerij. En bij Trudy Ottespeer heb ik plateelschilderen geleerd. Het liefst hak ik in steen, dat is mijn passie! Maar ik ben dus ook op een platter vlak gaan werken, ik maak dan een soort reliëfs die ik later beschilder. Mijn bronzen beelden maak ik van was, die daarna door een bronsgieter worden gegoten. Het bijslijpen, patineren en polijsten doe ik vervolgens weer zelf.
Ik werk het liefste in zachte steensoorten: wit marmer, albast en serpentijn. Regelmatig ga ik naar een beeldhouwer in Zeeuws Vlaanderen, waar ik met enkele andere beeldhouwers heerlijk de hele dag sta te werken. Als je gaat slapen heb je dat beeld steeds voor ogen.
Ik vind het erg knap dat je in stug materiaal veel beweging, leven en zwier kan leggen.
De beweging haal ik uit de muziek. Hoe ik werk? Meestal heb ik een schetsboekje of bekijk een computerbestand. Of ik word geraakt door een ander kunstwerk. Maar mijn echte inspiratie haal ik uit muziek. Ik speel piano, niet zo vaak meer omdat bij het ouder worden mijn vingers minder soepel zijn. Ik speel wel elke dag nog een stukje Bach. Als ik de muziek speel zie ik bewegingen voor me, die ik dan in een beeld probeer te vangen. Het zijn mijn twee passies bij elkaar beeldhouwen en muziek. Voorbeelden van muziekbeelden zijn ‘Für Elise’ van Bach, de koningin van de nacht uit Die Zauberflöte van Mozart en een Nocturne van Chopin. De steen moet zich aanpassen aan de muziek.
Hoe krijg je de beweging in steen?
Als ik ongeveer weet wat ik wil maken, maak ik van klei een globale schets, driedimensionaal. Dat zet ik naast de steen en met houtskool maak ik dan aantekeningen op de steen. Met een punt- of tandbeitel hak ik de vorm eruit, dat duurt vaak wel een week. Dan werk ik het met een platte beitel bij en ga ik raspen, vijlen, schuren en polijsten met steeds fijner schuurpapier. Vervolgens zet ik het in de was en ben je klaar. Dan zit er wel 60 tot 80 uur werk in.
Welke andere beeldhouwers bewonder je?
Mijn favorieten zijn Henry Moore en Barbara Hepworth. Ik heb haar prachtige beeldentuin gezien in St Yves in Zuid-Engeland.(J.M). Ik werk altijd vanuit een concept, ik laat dus niet intuïtief ‘de steen tot me spreken’. Sjaak van Rhijn zei altijd: ‘doe niet aan steen versieren, maar werk als kunstenaar een eigen concept uit in steen of welk ander materiaal dan ook’.
Binnenkort heb je samen met beeldend kunstenaar Jos van der Biezen een exposite in de Firma die heet ‘Vrouwen met perspectief’. Vanwaar de titel?
Die titel is gekozen, omdat ik vooral veel vrouwentorso’s maak en Jos de laatste tijd ook veel vrouwenportretten heeft geschilderd. Jos heeft onder meer een paar hele mooie portretten van zijn dochter gemaakt. Vrouwen zijn in het verleden heel lang het onderwerp van mannelijke kunstenaars geweest: objecten van schoonheid en lust. Nu zijn vrouwen zelfstandige deelnemers aan de maatschappij en aan de kunst met kracht en eigen perspectieven.
Wat vind je van de hedendaagse discussie over inclusie en diversiteit in de kunst?
Wat ik in ieder geval heb geleerd na vele jaren wonen in het buitenland is, dat er niet maar éen waarheid is of éen manier van leven. Dat zou allemaal naast elkaar moeten en kunnen bestaan. We zijn in Nederland een domineesland en in een protestbeweging komt dat vaak met een felheid en een orthodoxie eruit. We weten het altijd zo goed. Iedere emancipatiebeweging slaat eerst wat door om daarna de balans weer te bereiken. Dat normaliseert zich wel. Bij het feminisme bijvoorbeeld is inmiddels wel aardig wat bereikt.
Waarom is kunst belangrijk?
Omdat het betekenis aan je leven geeft. Het brengt schoonheid en harmonie in je leven. Misschien heeft het eenzelfde soort betekenis als religie, het geeft betekenis aan het mens zijn. Zingeving. Als ik een heel mooi ontroerend stuk muziek hoor, denk ik: “zo lang er zulke mooie muziek wordt gemaakt kunnen mensen toch niet echt slecht zijn”. Kunst verbindt mensen en vormt de wortels onder je bestaan.
De expositie ‘Vrouwen met perspectief’ is te zien in de Firma in Gouda van 23 augustus -17 september.
Bezoek ook www.mariannelint.nl