Utrecht scoort dan wel hoog in het ranglijstje van de European Regional Competitiveness Index. Maar met ranglijstjes moet je uitkijken, schrijft Van Oort in het artikel Het geheim van Utrecht, als reactie op de concurrentieindex van de Europese Commissie.
Een voorbeeld: in een studie van Universiteit Utrecht en het Planbureau voor de Leefomgeving die over enkele maanden verschijnt, met Van Oort als mede-auteur, staat dat er zeker vijftien benchmarks bestaan waaraan Nederlandse steden meedoen. ‘Utrecht legt het daarin steevast af tegen usual suspects als Amsterdam, Londen, Parijs en München.’
Benchmarks soms appels met peren
Bovendien vergelijken benchmarks vaak appels met peren, vindt Van Oort, door het presteren in één rapportcijfer vast te leggen. Maar meten is niet altijd weten. Concurrentie is bijvoorbeeld sectorspecifiek en regiospecifiek. ‘Zuid-Holland concurreert op tuinbouw met Andalusië. En Londen met Frankfurt op financiële markten. Het zelfde geldt om generieke doelen als kennis of buitenlandse investeringen. ‘Eindhoven zoekt kenniswerkers voor de hightech. Utrecht zoekt ze net als Cambridge voor de life sciences.’ Dat betekent dat je altijd de eigenheid van regio’s mee moet nemen, en dat doen benchmarks niet.
Overigens kunnen benchmarks wel dienen om te leren van anderen. Maar dat kan pas weer na goed onderzoek of de voorwaarden die in de andere situatie van toepassing zijn, ook bij jou gelden.
European Regional Competitiveness zo gek nog niet
Maar als je dan toch een index gebruikt, is die van de European Regional Competitiveness zo gek nog niet, alhoewel die ook haken en ogen kent, vindt de wetenschapper. De data zijn onder meer afkomstig van Eurostat, het World Economic Forum, OECD-PISA en de Wereldbank. Die zijn in drie pijlers gebracht. De eerste betreft basiswaarden zoals kwaliteit van instituties, de tweede is de efficiencypijler met bijvoorbeeld efficiency van de arbeidsmarkt, en de derde is de innovatiepijler met indicatoren over de kenniseconomie. Goed is dat Europa is onderverdeeld in vijf zones. Daarin worden de pijlers anders gewogen. Basiswaarden als kwaliteit van instituties wegen in de regio’s in Bulgarije, Kroatië en Roemenië zwaarder, waardoor ze niet automatisch worden gestraft voor een laag potentieel in de kenniseconomie, constateert Van Oort.
Massa maakt wel uit
Maar de index wordt gemeten per hoofd van de bevolking waardoor groter niet altijd beter is. Dat kan dan wellicht bijdragen aan een hoge score van de relatief kleine stad Utrecht boven bijvoorbeeld Londen. Maar of dat reëel is, is de vraag. ‘Massa maakt wel uit in de regionale economie, ook om meer interactie en samenwerking te krijgen.’
Wat is een regio?
Verder is een basale vraag: wat is een functionele regio? De benchmark wil pendeleffecten uitsluiten en daarom voegden ze een aantal steden met hun omgeving samen. Berlijn wordt daarmee samengevoegd met het zeven keer grotere Brandenburg. Wenen met heel Niederösterreich. ‘Daarmee wordt Utrecht dan vergeleken. Wellicht zijn het toch appels met peren die worden vergeleken.’
Het grootste vraagteken zet Van Oort bij de derde pijler, innovatie. Hij ziet ook dat Utrecht veel ingenieursbureaus herbergt, en veel ICT en gaming industrie. ‘Maar in Eindhoven wordt meer uitgegeven aan R&D. Er worden meer patenten aangevraagd. ‘Andere Europese regio’s scoren ook hoger. Dat Utrecht bij deze pijler in de top-5 zit, is opmerkelijk.’
Utrecht: borrowed size with own identity
Maar Utrecht is wel een stad die buitenlandse investeringen, studenten en kenniswerkers kan verwachten, meent de wetenschapper. ‘Utrecht is een stad die niet de grootschaligheid van buurman Amsterdam omarmt, maar wel aan een tienbaanssnelweg en aan een verbreed spoor ligt, verscholen tussen groene en blauwe natuur. Het is een stad om duurzaam te wonen en te werken, temidden van een van de grootste economische powerhouses van Europa. ‘Deze borrowed size with own identity is wellicht de grootste competitieve kracht van Utrecht.’