De formele naam van dat strafbankje is de buitensporigheidsprocedure. In die procedure komt een lidstaat terecht als het begrotingstekort boven 3 procent stijgt en/of de staatsschuld boven de 60 procent stijgt. Dan volgt toezicht van de Europese Commissie waarop die een aanbeveling kan doen aan de lidstaat om de economie te versterken of de economie structureel te hervormen. Doet een land daar te weinig aan, dan kunnen de ministers van Economische Zaken en Financiën het land sancties opleggen. Zover is het voor Nederland niet gekomen.
In 2009 hoge tekorten
Nederland kwam in 2009 in die procedure terecht toen het tekort 5,6 procent van de begroting bedroeg. Toen was in ons land veel verzet tegen ‘de dictatuur uit Brussel’, waarbij voor het gemak maar werd vergeten dat Nederland zelf een van de grote voorvechters was om de begrotingstekorten onder de 3 procent te houden en dat af te dwingen met deze procedure. In 2013 bracht Nederland het tekort terug tot 2,5 procent en in 2014 zal het 2,9 procent zijn. Voor volgend jaar wordt gerekend met een verdere teruggang naar 1,8 procent.
Ook Oostenrijk, België, Tsjechië, Denemarken en Slowakije kunen van het strafbankje af. Op dit moment zitten daar 17 EU-lidstaten. Dat betekent dat alle EU-lidstaten behalve Bulgarije, Duitsland, Estland, Italië, Hongarije, Letland, Litouwen, Luxemburg, Roemenië, Finland en Zweden onder toezicht staan. Straks zijn dat er nog 11, als de Europese ministers van Financiën het advies van de Europese Commissie opvolgen. In het voorjaar van 2011 waren het er nog 24. De Raad van ministers van Financiën van de EU bespreekt de aanbevelingen van de Commissie tijdens de vergadering van 20 juni in Luxemburg.