Al na tien minuten zien we Porgy Franssen als Theo van Gogh met de broek op de enkels masturberen bij videobeelden van Loes Haasdijk, van wie even eerder beelden zijn gepasseerd in de Avro-quiz Babbelonië.
En aan het eind van het stuk verhaalt hij van zijn nauwelijks te stoppen drang om, na gezellig cafébezoek, de afzichtelijke uitbaatster van een belendende shoarmatent, zo grof mogelijk op de vloer te neuken. Het moest gebeuren, uit walging en fascinatie.
Dat zijn de drijfveren van Theo, afgaande op Theo van Gogh spreekt. Al bij het begin wordt Theo met fascinerende, walgelijke filmbeelden van Rainer Werner Fassbinder neergezet als diens potentiële Nederlandse equivalent. Hij werd het niet, eigen schuld.
Leon de Winter
Toch gaat het stuk maar op één film uitgebreid in, het debuut Luger. De nadruk ligt op de andere kant van de filmregisseur, de hofnar en querulant Van Gogh. Tien jaar na zijn dood worden zijn fitties hem dankzij de grofst mogelijke beledigingen aan het adres van Leon de Winter en Jessica Durlacher, Monique van de Ven en Edwin de Vries en nog vele anderen, die hij betrapte op wat hij walgelijk effectbejag of een slappe houding vond, genadeloos ingewreven.
Als demonen keren zijn ruzies en verspilling van talent terug en geketend moet Van Gogh zich de kwellingen van z’n eigen tekortkomingen laten welgevallen, ondertussen zijn gelijk halend bij de beelden van afzichtelijke, op effectbejag gestoelde media van zijn tijd.
Had zijn vader hem al niet jong ingeprent: “je mag alles zeggen, maar het hoeft niet”? Het was aan Theo niet besteed, nog terug te lezen op De gezonde roker.
Plichtmatige biografie
De jeugd in Wassenaar passeert uitgebreid in fraaie woordenstromen van Porgy Franssen en beelden op het scherm erachter, maar vond ik een slap, plichtmatig stukje biografie. De opbouw van een spanningsboog, beloofd met een heftig begin, loopt daar al spaak. Het is eerder de opmaat naar een verklaring voor Theo’s gemankeerde leven: niet eens zozeer de belasting van rijkeluiszoontje – als gevolg van de opbrengst van de erfenis van de verre oom Vincent – speelde hem parten, maar meer nog de moederadoratie, een gemankeerde freudiaanse relatie.
Boeiend zijn de beelden van de uitdagende filmpjes waarmee Theo werd geweigerd op de Filmacademie, zijn afrekening met het incrowd filmwereldje en botte feminisme, als piepjonge zanger van liederlijke, soms – zelfs door de Vpro – geweigerde liederen.
En we kijken naar uitgebreide beelden uit zijn afschuwelijke televisieshows voor Holland Media Groep die fraai zijn neergezet als een mengeling van het afwisselend afzichtelijke en ironische vermaak van films van Fassbinder en Fellini; walging en fascinatie.
Was het bij Theo allemaal ironie, zoals het stuk wil tonen? Ach, dat oordeel is, net als in zoveel hedendaags debat, afhankelijk van je principes. Het stuk toont de spanning tussen conflict en emotie, en steeds weer die gemiste kansen.
Dat wordt het sterkst neergezet in het slot met een afrekening van de film Submission die Theo met Ayaan Hirsi Ali maakte: verstoken van elke ironie en kunstzinnigheid die zijn eerdere films kenmerkte. Theo werd brenger van een serieuze boodschap en viel ten prooi aan de ijdelheid die hij bestreed. Dat tekende zijn creatieve dood al, nog voordat kogel en mes er fysiek aan einde aan maakten.
Porgy en Theo
In de aanloop beloven de makers ‘een nietsontziende monoloog en tomeloze woordenstroom’. Die biedt de voorstelling inderdaad, maar ze maken de belofte van ‘een verwoestende onemanshow’ niet waar.
Het script van schrijver en vroege vriend Roeland Hazendonk, uitgewerkt door dramaturg Ton Vorstenbosch en geregisseerd door Gerardjan Rijnders, blijft dicht bij Theo’s leven. Franssen kan in dit script geen eigen, nieuw personage en beeld neerzetten, maar moet Theo van Gogh spelen die we allemaal nog kennen en zien in video.
Niet te doen. Je moet naar Porgy Franssen kijken alsof het Van Gogh is, maar zonder diens te dikke buik, de eeuwige sigaret en vooral de badinerende, uitdagende toon wordt hij het niet.
In biografisch toneel is de lijn tussen goed en slecht neerzetten van personage en acteur flinterdun, zoals series over Shaffy, Heineken en Bernhard aantoonden. Op tv is dat, met de grotere afstand tot de kijker en met personen die veel eerder dan Van Gogh heen gingen, minder moeilijk dan in het theater.
Even beroerd als curieus was het gratis toelaten van publiek bij de première in de Leidse Schouwburg omdat de voorverkoop niet liep. Hopelijk is dat geen opmaat voor de rest van de tournee, want het is wel de moeite waard om de voorstelling van de getourmenteerde Van Gogh te gaan zien.
Al is het maar om nog eens ingepeperd te krijgen dat je talent, zeker in dit tijdperk van verslavende sociale media en korte termijn streven, niet moet verspillen met zinloos ingezette energie.