Als de dokter dagelijks inneemt

Een op de tien artsen raakt ooit verslaafd, aan drank, of aan de pillen uit de medicijnkast. Uit angst voor ontslag – de patiënt moet immers beschermd– mijden ze behandeling en raken zo verder in de knel. Een nieuw programma moet die spiraal doorbreken.

‘Wat doe je nou?’ De vriendin van Sem van Doorn – op verzoek niet zijn echte naam – staat in de deuropening van de slaapkamer. Hij zit op bed. Zojuist heeft hij een ampul midazolam in zijn onderarm geïnjecteerd. De injectiespuit heeft hij nog in zijn hand. De tranen lopen over zijn wangen. Hij wilde al vanaf zijn vijfde dokter worden. Nu zit hij hier, als een zielig hoopje mens. Verslaafd. Bang. Hij is 28 en in opleiding tot arts op de spoedeisende hulp. Dit moet stoppen.

Het is nu acht maanden later. In een kantoor van de artsenfederatie KNMG kijkt Sem terug op die dramatische dag. Hij herinnert zich hoe zijn vriendin haar armen om hem heen slaat. Hoe hij haar vertelt dat hij al maanden tramadol slikt, een morfineachtige pijnstiller. Gepikt uit het ziekenhuis. Hij wilde eigenlijk alleen iets tegen zijn rugpijn. Die was killing. Soms kon hij niet eens meer zitten. Maar toen merkte hij dat zijn humeur ook opknapte van die pillen. Hij had minder last van stress. Dus nam hij er nog een. En nog een. Tot hij drie keer per dag drie of vier pillen tramadol van 50 milligram slikte. Toen hij ook midazolam uit het speciale kastje pakte, een snelwerkende spierontspanner die ook kalmerend werkt, wist hij dat hij te ver ging. Maar het was al te laat.

Hij is niet de enige. Tussen de 9 en 12 procent van de Nederlandse dokters raakt ergens in zijn carrière verslaafd, schat de KNMG. De beroepsorganisatie voor artsen baseert zich op Amerikaanse en Canadese cijfers, want Nederlandse studies zijn er niet. Dit percentage verslaafden is volgens de buitenlandse studies vergelijkbaar met het aantal verslaafden in de rest van de beroepsbevolking, maar bij artsen gaat het vaak om mensen die beslissingen nemen en behandelingen uitvoeren die het verschil tussen leven en dood kunnen betekenen. Bovendien is juist onder artsen de groep verslaafden onzichtbaar. Slechts een enkeling zoekt hulp.  Ons land telt zo’n 43.000 geregistreerde artsen. Op basis van de berekeningen is te verwachten dat tussen de 3870 en 5160 dokters verslaafd zijn. Een groot deel van deze artsen is alcoholist. Ook een verslaving aan opiaten en benzodiazepinen – slaap- en kalmeringsmiddelen – komt onder artsen veelvuldig voor, zo blijkt uit de cijfers. Dezelfde middelen waaraan Sem verslaafd raakte.

Samen ruimen ze het hele huis op. Ook de ampullen midazolam gaan in de vuilniszak. Ze besluiten dat Sem gaat afbouwen met de tramadol tot hij bij de verslavingszorg terecht kan. Ze hebben geen idee of dat de juiste weg is, maar er moet íets gebeuren. Ze leggen de pillen op tafel waar Sem het die tien dagen mee moet doen. In een kastje vindt Sem nog één ampul midazolam. Stiekem stopt hij het buisje in de binnenzak van zijn colbert.

De volgende dag is Sem onrustig. Hij heeft een examen in het kader van zijn opleiding. De afgelopen nacht heeft hij slecht geslapen. Onttrekkingsverschijnselen. Zweten, rusteloze benen. Daarom slikt hij een paar extra pillen. Na dat examen komt het goed, zegt hij tegen zichzelf. Onderweg parkeert hij zijn fiets tegen een bankje. Hij pakt de ampul uit zijn jasje en spuit de inhoud in zijn arm. Daarna wordt alles zwart.

‘Ik voelde me zo verschrikkelijk eenzaam.’ Hij zegt het zachtjes, in het kantoor van de KNMG in Utrecht. De jonge arts ziet er onberispelijk uit in zijn donkere pak en stropdas, maar zijn adem stokt als hij zijn verhaal doet. Want op dat bankje, op die bewuste vrijdag, is hij buiten bewustzijn geraakt. Een passant belde 112. De politie kwam, een ambulance nam hem mee. Twaalf dagen zat hij in de detox. Daarna moest hij bij zijn werkgever, een groot ziekenhuis in de Randstad, langskomen. ‘Mijn opleider en de medewerker van personeelszaken reageerden warm en begripvol’, zegt Sem. ‘Ik zou alle ondersteuning krijgen om mijn opleiding voort te zetten.’ Maar het liep anders. In het tweede gesprek werd Sem op staande voet ontslagen. ‘Zakelijk konden ze niet met me verder. Ik voelde me verslagen. Was dit nou nodig?’

Nee, vindt de artsenorganisatie KNMG. ‘Het uitgangspunt zou juist moeten zijn: hoe kunnen we deze artsen voor het vak behouden?’ zegt psychiater Hans Rode. Hij is sinds de start in 2011 betrokken bij ABS-artsen, een steunpunt voor dokters met een verslaving. Artsen die worstelen met een verslaving moet je niet ontslaan, maar helpen, vindt hij. ‘De gedachte is vaak dat je zo snel mogelijk van die werknemer moet zien af te komen, om schade aan patiënten en imagoschade voor de organisatie te voorkomen. Maar wat lossen we er feitelijk mee op? De arts probeert elders aan de slag te gaan of staakt zijn carrière, waarmee een belangrijke investering te gronde wordt gericht’, schreef Rode eind vorig jaar al op de site van de KNMG.

Door zich niet te laten behandelen, kiest een arts soms in het ergste geval voor suïcide, zegt Rode. Studies bevestigen keer op keer dat artsen – vergeleken met andere beroepsgroepen – een beduidend hoger risico lopen daaraan te overlijden. Dokters zijn notoire zorgmijders, schreef psychiater Audrey van Schaik in haar artikel ‘Te veel dokters kiezen de dood’ in Medisch Contact. Anders dan de algemene bevolking hebben dokters toegang tot (potentieel) dodelijke medicijnen én hebben ze kennis over het gebruik ervan. Ook de medische beroepscultuur helpt niet mee. Psychisch lijden erkennen en op zoek gaan naar behandeling is niet vanzelfsprekend. ‘De meeste depressieve artsen zoeken geen hulp, gaan over tot zelfbehandeling met medicamenten of alcohol en raken geïsoleerd’, aldus Van Schaik.

Het kan ook anders, zegt Hans Rode van ABS-artsen. ‘Wij willen artsen een veilige haven bieden. Een verslaving is een hersenziekte. Dat weten dokters maar al te goed. Geen arts zal zeggen: je kunt je beter maar niet laten behandelen.’ Toch ploeteren artsen zelf vaak maar door, uit angst voor de consequenties. Niet zo verwonderlijk, want als de patiëntveiligheid in het geding is, grijpt de Inspectie voor de Gezondheidszorg in. Af en toe komt het voor dat een medisch specialist op staande voet wordt ontslagen of een huisarts noodgedwongen de praktijk moet sluiten. Natuurlijk moet de veiligheid van patiënten worden gewaarborgd, stelt Rode. ‘Dat staat voorop. Altijd. Wat we wel weten, is dat straffen niet werkt bij iemand met een verslavingsziekte. Zieke artsen verdienen net zo’n goede behandeling als hun patiënten. Zelfs onder artsen bestaat soms nog het beeld dat een verslaving iets te maken heeft met een gebrek aan ruggengraat.’

Een bijkomend probleem is, zegt psychiater Rode, dat veel verslaafde artsen menen dat als je eenmaal een verslavingsprobleem hebt er niet veel aan te doen is. ‘ABS-artsen bestaat nu vijf jaar, maar we hebben misschien zestig of zeventig aanmeldingen gehad van artsen. Een topje van de ijsberg. We willen dus graag meer artsen bereiken. Als zij de signalen beter herkennen, bij zichzelf of bij anderen, kunnen zij eerder ingrijpen.’
Om dat doel te bereiken gaat de KNMG verslaafde artsen een programma aanbieden waarbij ze na behandeling vijf jaar lang gemonitord worden. Het is een vrijwillig, maar geen vrijblijvend programma: na het afkicken blijft de arts onder controle van een bedrijfsarts. Via speeksel-, haartesten of ademanalyses wordt regelmatig onderzocht of de patiënt teruggevallen is’, zegt Rode. ‘Een ander belangrijk onderdeel van het programma is een buddy op de werkvloer. Dat betekent, inderdaad, dat de arts iemand op de werkvloer in vertrouwen moet nemen over zijn ziekte.’ Tot slot bezoekt de arts zelfhulpgroepen, zoals de Anonieme Dokters of de Anonieme Alcoholisten.
‘Het is een zwaar traject’, zegt Rode, ‘en artsen moeten zich realiseren dat een verslaving een levenslange kwetsbaarheid is. Maar het succespercentage van dit programma is hoog: 85 procent van de artsen herstelt en blijft ook gewoon aan het werk. Daar willen we op inzetten. Een arts met pek en veren de praktijk uitjagen heeft geen zin. Die situatie kent alleen maar verliezers.’

Sem van Doorn zal nooit spoedeisende hulp-arts worden. Wel hoopt hij op korte termijn weer aan de slag te kunnen als arts. ‘Mijn werk en mijn relatie ben ik kwijtgeraakt. Ik weet dat ik nooit meer ergens aan de slag kan op een plek waar ik toegang heb tot medicijnen. Ik ben voorzichtig begonnen met solliciteren. In die gesprekken vertel ik eerlijk waarom mijn opleiding tot SEH-arts is afgebroken. Het is allemaal anders gelopen dan ik dacht, maar ik durf weer te zeggen dat mijn toekomst er zonnig uit ziet.’

Ingrid Dam (72), (gepensioneerd) dermatoloog en alcoholist:

‘Mijn moeder was een dominante vrouw met één doel voor ogen: voor de buitenwereld moest alles perfect zijn. Ik was nooit goed genoeg. Nooit kreeg ik een goedkeurend klopje op mijn schouder. Soms lag ze dagenlang op bed te jammeren. Ik was de nagel aan haar doodskist. Liegen en bedriegen werd mijn tweede natuur. Ook bij mij moest alles perfect zijn. Daarom werd ik dokter. Dan zou ik eindelijk respect krijgen, dacht ik. Ik trouwde met een aardige buurman, die alles voor me deed. Kip ik heb je, dacht ik. Maar zodra we getrouwd waren, was er van die charmante man niets meer over. Ik had drie kinderen en een eigen praktijk. Het begon met een glaasje sherry. Het maakte alles wat lichter. Op een gegeven moment begon ik de dag met een glas wodka, tegen het trillen. Ik ging scheiden van mijn man. Dan kwam alles goed, dacht ik. Niet dus. Ik stopte niet, maar ik kon nu wel gewoon de fles op tafel zetten in plaats van die te verstoppen. Eind jaren tachtig kickte ik af. Maar op de dag dat ik uit de verslavingskliniek kwam, kocht ik een fles port en dronk die helemaal leeg. Later kwamen er ook pillen bij. Ik had een route van zes apotheken waar ik beurtelings slaappillen ging halen. Ik was toen getrouwd met een man die ook veel dronk. Die is nu overleden, maar in die tijd had hij zijn doodskleedje al aan, zo zag hij eruit. Ik wilde niet op die manier eindigen. Nu drink ik al twintig jaar niet meer. Ik heb geluk dat ik gezond ben. Mijn organen zijn niet aangetast. Tegen verslaafde dokters wil ik zeggen: kom van je voetstuk af. Dat je arts bent, is geen dekmantel voor welke ziekte dan ook. Het is topsport om van je verslaving af te komen, maar het kan.’

Mark de Vries (56)* is huisarts en alcoholist:

‘Ik heb geen idee waarom ik begon met zuipen. Ik ben een zondagskind: ik had een zorgzame, vrolijke moeder, een hardwerkende vader. Mijn studie doorliep ik gemakkelijk. Ik had een huisartspraktijk opgericht en geen last van werkstress. Een fijn gezin. Al mijn dromen waren uitgekomen. Op verjaardagen ging ik steeds vaker te ver. Mijn vrouw vond dat ik te veel dronk. Daarom ging ik stiekem drinken. Op een verjaardagsfeest werd ik zo laveloos dat ik buiten westen raakte. Ik stopte toen twee jaar met drinken. Dat vond ik een drama. Dan kan ik mijn hele leven niet meer drinken, dacht ik, dank je de koekoek. Ik begon dus opnieuw. Na het werk dronk ik een halve liter wodka. Door het drinken werd ik een chagrijnige pain in the ass. Altijd was er een gespannen sfeer in huis. Op een dag, na vijftien jaar stevig innemen, besefte ik dat ik aan de rand van de afgrond stond. Maar waar moest ik naartoe? Ik wilde geen patiënten tegenkomen. Met hulp van een bevriende huisarts heb ik me daarom vier weken lang laten opnemen in de verslavingskliniek Crossroads, opgericht door de gitarist Eric Clapton in Antigua. Ook nu, zes jaar later, ga ik trouw naar de avonden van de AA en Anonieme Dokters. Voor een arts is dat een les in nederigheid: je bent niks anders dan alle anderen. In de huisartsengroep in mijn woonplaats moest ik beloven dat ik nooit meer zou drinken. Dat kun je niet als verslaafde. Ik heb wel gezegd dat ze mij altijd mogen controleren. Ik zeg ook altijd: merk je iets aan me, vertrouw je het niet, zeg het dan tegen me. Tegen dokters met een verslaving zeg ik: het is geen karakterzwakte. Het is een kwestie van aanleg, omstandigheden en toeval. Je bent geen slappeling als je hulp zoekt. Dan heb je lef.’

* Op verzoek van de geïnterviewde is zijn naam gefingeerd.

Kaders:

Verslaafd aan opiaten
Een van de eerste artsen die over zijn eigen verslaving rapporteerde, was de Oekraïense arts Mikhail Bulgakov (1891-1940). In zijn verhaal Morphine vertelt hij hoe hij verslaafd raakte aan morfine nadat hij zichzelf ging behandelen tegen chronische buikpijn, die ontstonden nadat hij als veldarts had gediend in de Eerste Wereldoorlog. Ook nu nog raken veel artsen verslaafd aan opiaten.

Arts zijn is dodelijk
In de jaren zestig van de vorige eeuw werd voor het eerst aangetoond dat artsen relatief vaak suïcide plegen. Daarna hebben studies keer op keer aangetoond dat artsen een fors hoger risico lopen om te overlijden door zelfdoding, vooral vrouwen. De belangrijkste risicofactoren zijn psychiatrische stoornissen en middelenmisbruik, vooral depressieve stoornissen en alcoholmisbruik. De Amerikaanse arts Simon rapporteerde in het tijdschrift Crisis dat 50 procent van de artsen die in psychiatrische klinieken werden opgenomen verslaafd waren aan alcohol of drugs. Onder de algemene bevolking zou slechts 30 procent van de mensen met een psychiatrische stoornis ook een middelenstoornis hebben, zo blijkt uit een omvangrijke studie die in januari 2014 werd gepubliceerd in het tijdschrift JAMA Psychiatry. In Nederland zou 41 procent van de mensen met een ernstige psychiatrische stoornis – persoonlijkheidsstoornissen, bipolaire stoornis en schizofrenie scoren het hoogst – ook een verslaving hebben. Dit blijkt uit cijfers van het Trimbos Instituut.

Waarom zoeken dokters geen hulp?
Uit diverse studies komt naar voren dat artsen perfectionistisch en (zelf)kritisch zijn en dat ze fouten zien als een bewijs van persoonlijk falen. Gevoelens van schaamte ervoor dat verslaafde dokters geen hulp zoeken. Bovendien zijn ze bang dat ze hun carrière aan de wilgen moeten hangen als hun geheim uit komt. Een vaak genoemd punt is de psychologische misvatting van artsen dat zij niet ziek kunnen worden. Werkdruk en een te grote administratieve belasting spelen mogelijk ook een rol, maar een causaal verband is nog niet keihard aangetoond.
Tot overmaat van ramp krijgen de dokters die wél met hun probleem aankloppen bij een collega ook nog eens geen goede hulp. Wat blijkt? Collega-artsen hebben volgens een studie in The Lancet vaak last van misplaatste loyaliteitsgevoelens: ze willen de arts niet onnodig in het hokje ‘patiënt’ plaatsen. Psychiater Hans Rode noemt dit het ‘ons-kent-ons’-syndroom.

18 procent specialisten drinkt te veel
Volgens een Vlaams onderzoek (Joos, Glazemakers & Dom) dat in 2013 werd gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift  European Addiction Research is maar liefst 18 procent van de medisch specialisten een probleemdrinker. Bijna 17 procent zei bovendien minstens één keer per maand ter vervallen in binge drinking. Het is niet bekend welke invloed dit heeft op patiëntveiligheid. Wel toonde één kleine studie in the Archives of Surgery (2011) aan dat chirurgen na een avondje drinken de volgende dag veel meer fouten maken tijdens kijkoperaties. Een Zweedse studie (Grotmol, 2012) laat zien dat artsen vooral tijdens hun studie en in het begin van hun loopbaan last hebben van ernstig depressieve klachten en dat alcohol gezien wordt als middel ter verlichting van de symptomen. Naarmate de carrière voortschrijdt, verminderen de depressieve symptomen, maar het drinkgedrag verandert niet.

Dit artikel werd 22 april 2016 gepubliceerd in de Volkskrant (©).

Mijn gekozen waardering € -

Aliëtte Jonkers is medisch journalist. Ze schrijft interviews, achtergrondartikelen en columns. De gezondheidszorg is haar specialiteit, maar ze houdt ook érg van human interest. En van katten, natuurlijk.