Amina vluchtte in haar eentje uit Syrië

Amina (33) vluchtte drie jaar geleden uit Syrië nadat haar huis was gebombardeerd en ze jaren in vluchtelingenkamp had gewoond. Haar ex-man had haar kinderen van haar afgenomen en het leven leek uitzichtloos. Toch hield ze vertrouwen. "Ik bleef geloven dat een betere toekomst mogelijk was."

Moederziel alleen met 40 euro op zak kwam ze aan op het vliegveld in Eindhoven. ‘Welkom in Nederland’, zei de douanebeambte toen ze vertelde dat ze een vluchteling uit Syrië was. Ze kreeg er tranen van in haar ogen, onderweg had ze wel anders meegemaakt. Met een taxi werd ze naar Ter Apel gebracht, waar alle nieuwkomers in Nederland geregistreerd worden. De volgende dag kreeg ze een piepklein kamertje in het AZC in Budel. Heerlijk vond ze het. Een kamertje voor zichzelf alleen. Eindelijk rust.

Twee jaar was ze onderweg geweest vanuit het tentenkamp in Syrië: te voet door de bergen, verstopt in een vrachtwagen, met rubberboten over zee… Ze was opgejaagd, beroofd, vernederd en uitgebuit. Ze had in de Turkse gevangenis gezeten, op straat geslapen en illegaal gewerkt voor een paar euro per uur. Maar ze kreeg ook hulp. In Athene kreeg ze onderdak van een Griekse priester. In Nederland hielp een vriend haar met het terugkrijgen van haar kinderen. Deze mensen maakten het verschil. Engelen noemt ze hen.

Nu, ruim een jaar nadat ze voet op Nederlandse bodem zette, woont Amina in Amsterdam en is ze herenigd met haar drie dochters. Dit is het verhaal van een vastberaden en moedige vrouw die haar leven waagde voor een betere toekomst:

“Ik heb een moeilijke tijd achter de rug en veel meegemaakt. Maar ondanks alle problemen en tegenslagen wist ik dat het zou lukken om te vluchten. Ik voelde dat ik het kon. Zelfs op momenten dat ik niet meer wist hoe ik verder moest en mijn kinderen erg miste, kon ik de moed niet opgeven. Ik moest sterk blijven. Juist omdat ik al zoveel had doorgemaakt, moest ik doorzetten en blijven proberen.

Tien jaar geleden begon de burgeroorlog in Syrië en werd het dorp waar ik woonde bijna volledig verwoest. Mensen die vreedzaam demonstreerden voor politieke vrijheid  werden zonder pardon neergeschoten en huizen werden door het Syrische leger en door Rusland gebombardeerd. Ik heb mijn broer verloren – hij was pas 19 jaar – mijn schoonbroer en meerdere familieleden. Mijn oom is acht jaar geleden opgepakt en we weten nog steeds niet wat er met hem gebeurd is. Ik heb gezien hoe onschuldige mensen omkwamen bij de bombardementen. Ze schoten op ziekenhuizen en scholen. Ik ben alles kwijtgeraakt door de oorlog; mijn huis, mijn familie, mijn leven…

Toen de eerste bombardementen werden aangekondigd, zijn we met de hele familie gevlucht naar een kamp in de bergen net over de Turkse grens. Ik kom uit een grote familie met tien kinderen, nu negen. Mijn ouders gingen ook mee. Ik was had twee kinderen, de jongste was één. Het enige dat ik bij me had was een tas met kleding, want ik dacht we na een paar dagen weer terug zouden gaan. Maar ons huis werd volledig verwoest. De lijst met namen van bekenden die waren omgekomen bij de aanvallen werd elke dag langer. Het was niet veilig om terug te keren.

We zijn een jaar in het kamp gebleven. Ik vond het vreselijk, ik wilde alleen maar terug naar huis. Liever thuis in een tent dan in het kamp. Toen we teruggingen zijn we ingetrokken bij mijn broer die in een ander dorp woonde. Maar ook zijn huis werd gebombardeerd en weer moesten we vluchten. De oorlog in Syrië is gecompliceerd. We werden aangevallen door zowel de overheid als de terreurgroep Islamitische Staat. We waren voor niemand veilig. Deze keer vluchtten we met de hele familie naar een kamp aan de Syrische grens. Hier heb ik jaren gewoond, tot 2018. Ik heb er – niet gepland – mijn derde dochter gekregen.

Het leven in het vluchtelingenkamp was verschrikkelijk. We hadden een tent en verder niks. Mijn man was altijd al dominant en gewelddadig, maar in het kamp werd het erger. Mijn huwelijk hield geen stand. Hij trouwde in het kamp met een andere vrouw en nam de kinderen met zich mee. Hij verbood mij om ze te zien en ik kon er niets tegen doen. Als vrouw heb je in Syrië geen rechten. Ik woonde met mijn familie aan de ene kant van het kamp, hij met zijn nieuwe vrouw en de kinderen aan de andere kant. Ik was doodongelukkig. Ik kon geen kant op. Ik huilde elke dag en wilde niet meer eten. Toen ontstond de drang om te vluchten. Ik moest ontsnappen aan deze vreselijke situatie en op zoek gaan naar een betere toekomst, naar een veilige plek waar ik in vrijheid zou kunnen leven met mijn kinderen.

Mijn familie was er fel op tegen. Vooral mijn broers en zussen vonden het niet gepast dat ik als vrouw in mijn eentje zou vluchten naar het buitenland. Ze zagen het als een schande voor de familie. Mijn ouders draaiden uiteindelijk bij. Zij zagen hoe ongelukkig ik was. ‘Als je blijft, ga je dood’, zei mijn vader. Ik leende geld van een neef en mijn moeder verkocht een ring. Zo was er geld voor de tocht naar Turkije, want vluchten is duur. Het kost een paar duizend euro. Er zijn allerlei vluchtroutes door de bergen, illegale tochten die worden georganiseerd door zogenaamde ‘managers’. Ik maakte de tocht samen met mijn jongere broer van zestien.

We vertrokken ’s avonds laat tijdens een storm, zodat er weinig politiepatrouille zou zijn aan de Turkse grens. Het was ijskoud en de weg liep door de bergen over smalle paadjes langs diepe kliffen. We moesten vaart blijven maken en we zouden niet stoppen als iemand viel, dat werd ons meerdere malen ingeprent voor vertrek. De groep bestond uit een stuk of acht mannen en vrouwen en een paar kinderen. Vijf uur lang renden we onafgebroken door de storm in het pikkedonker achter elkaar aan. Ik kon het bijna niet volhouden, zo hard klopte mijn hart in mijn borst. Na een paar uur werd het zwart voor mijn ogen. Waar we zo voor gewaarschuwd waren, gebeurde: ik viel! Godzijdank kon mijn broer me nog net op tijd vastpakken aan mijn arm. De rest van de route heeft hij me samen met een andere man meegetrokken.

Ik had verhalen gehoord van mensen die de tocht voor mij gemaakt hadden, ik wist dat het zwaar zou zijn. Sommigen maken de tocht wel acht keer voor ze het halen. Velen halen het niet. Toch was het in realiteit nog véél zwaarder dan ik me had voorgesteld. Ik was volledig uitgeput toen we de volgende ochtend aankwamen aan de andere kant van de bergen. Een auto bracht ons naar een ‘safehouse’, een stal ergens achteraf op het platte land een paar uur rijden verderop. Het was een verzamelplek voor vluchtelingen die via allerlei routes door de bergen gekomen waren. Het was er donker en ik hoorde kinderen huilen. De sfeer was gespannen maar we waren ook opgelucht. We waren in Turkije. We hadden het gehaald!

De volgende ochtend werden we ingeladen in een vrachtwagen, dicht op elkaar gepakt onder plastic zeil, ik kon amper ademen. Tegen de avond kwamen we aan in Bursa, een stad in het noordwesten van Turkije. Mijn broer had er een vriend en mijn andere broer die eerder was gevlucht was er ook. We huurden een kamer en spraken af dat mijn broers zouden werken en ik het huishouden zou doen.

Vier maanden woonden we zo in Bursa. Mijn broers werkten lange dagen voor heel weinig geld en het kwam ook voor dat ze na weken werk helemaal niets kregen uitbetaald. We hadden geen papieren en konden niets doen. We waren machteloos. Ik was nog steeds niet vrij. Ook hier kon ik geen toekomst opbouwen voor mijn kinderen. Ik moest verder, naar Europa. Maar om de overtocht te maken, had ik geld nodig. Ik vroeg het aan mijn neef, een geslaagde zakenman. Hij stuurde ons geld. ‘Ga een toekomst vinden’, zei hij, ‘en wie weet lukt het dan om je kinderen weer terug te krijgen…’

Aan die gedachte hield ik mij vast. Ik had mijn kinderen al een jaar niet gezien of gesproken en wist niet hoe het met ze ging. Ik moest het blijven proberen voor hen, net zolang tot het lukte. Vanuit Bodrum, aan de zuidkust van Turkije, heb ik acht keer een poging gedaan om de overtocht naar Griekenland te maken. Eén keer is de boot gezonken en zijn we door de kustwacht uit het water gevist. Zes keer zijn we opgepakt door de Turkse politie en in de gevangenis gezet. Steeds werden we na een paar dagen vrijgelaten. Soms gooiden ze ons als beesten op straat, soms brachten ze ons met de auto landinwaarts en lieten ons vrij ergens ver weg buiten de bewoonde wereld.

In Turkije ben ik heel slecht behandeld. De politie was hardhandig en onvriendelijk, de mensen wantrouwend en afstandelijk. Niemand heeft ons ooit geholpen. Ik begrijp niet goed waarom. De oorlog is niet onze schuld, wij kunnen er niets aan doen. Toch heb ik niks tegen Turken. Ik sta open voor iedereen die vriendelijk is. Helaas loop ik ook hier in Rotterdam tegen discriminatie aan. Mijn buren hier zijn Turks. Ik heb vanaf het begin vriendelijk gedag gezegd maar ze groeten nooit terug. Ze negeren mij en mijn kinderen. Inmiddels heb ik het opgegeven. Maar ik vind het wel jammer…

De achtste keer dat ik de overtocht waagde, lukte het. We zaten met vijftig man in een rubberboot. Mijn broer kon niet mee want het geld was op na alle mislukte pogingen. Er was geen discussie over wie zou gaan. Ik was vastberaden. De hele rit heb ik gebeden voor een goede afloop, net als iedereen op de boot. Allemaal kenden we wel iemand die verdronken was tijdens een overtocht. Na zeven uur kwamen we aan op Kos. Het was een vreemde gewaarwording. De Grieken waren zo vriendelijk! ‘Wees niet bang,’ zeiden ze, ‘hier ben je veilig…’

De politie nam mijn vingerafdrukken, registreerde me en daarna was ik vrij om te gaan. Een Palestijnse vrouw die ik had leren kennen in Turkije woonde inmiddels op Kos met haar man en kinderen. Ik mocht bij haar logeren. Na een paar weken ben ik doorgereisd naar Athene. Ik had geld nodig om verder te reizen en moest op zoek naar werk. Ik wilde naar Nederland. Ik had gehoord dat mensen hier vriendelijk zijn voor nieuwkomers en dat gezinshereniging goed geregeld is. Hier had ik een kans op een toekomst.

Acht maanden ben ik in Athene geweest. Het was een zware tijd. Ik heb er op straat geslapen en geleefd op één euro per dag. Werk vinden was lastig zonder papieren. Uiteindelijk vond ik een baan in een illegaal atelier waar ik lange dagen maakte en twee euro per uur verdiende. Ik huurde een matras op de grond in een kamer met vijf anderen voor 150,- euro per maand. Er bleef weinig geld over om te sparen. Ik heb heel veel gehuild in die periode.

Toen ik op een middag in een park naast een kerk zat te huilen, werd ik aangesproken door een priester. Hij vroeg wat er aan de hand was en zei dat ik hem kon vertrouwen. Maar ik vertrouwde niemand. Ik kreeg dagelijks oneerbare voorstellen van mannen en ik was door een vrouw beroofd van mijn geld. Maar de volgende dag zag ik hem weer. En de dag daarna weer. Hij bleef zeggen dat hij me wilde helpen en dat ik hem kon vertrouwen. Uiteindelijk heb ik mijn hart bij hem gelucht. Ik vertelde dat ik uit Syrië kwam, dat ik alleen was en dat ik niemand kende. Deze man bleek een engel te zijn! Hij gaf me een huis, geld en te eten. Hij was als een vader voor me. Ik heb nog steeds contact met hem.

Toch kon ik niet in Athene blijven. Ik had geen papieren en ook hier kon ik niets opbouwen. Ik moest de volgende stap zetten, naar Nederland. Ik kocht een vals identiteitsbewijs en een ticket naar Eindhoven. Op 12 augustus 2020 kwam ik aan in Nederland. Ik zal het nooit vergeten. Ik werd vriendelijk ontvangen door de douanebeambte. Hij vroeg of ik honger had en ik mocht mijn moeder bellen. Het is gelukt, zei ik tegen haar, ik ben er! Mijn ex had de kinderen inmiddels bij mijn ouders in het kamp gebracht, dus hereniging was mogelijk. Er was weer hoop voor de toekomst.

In juli van dit jaar zijn mijn kinderen naar Nederland gekomen. Na drie jaar kon ik ze eindelijk weer in mijn armen sluiten! Het was de mooiste dag van mijn leven. Het is gelukt met behulp van Vluchtelingenwerk en een Nederlandse vriend die een inzamelingsactie heeft georganiseerd om de tickets te betalen. Mijn dochters zijn 12, 10 en 8 jaar. Omdat ik ze niet wilde shockeren, droeg ik een hoofddoek bij het weerzien op Schiphol. Ze hadden mij nog nooit in het openbaar gezien zonder lichaamsbedekking.

Ik kom uit een traditionele, religieuze familie. De vrouwen dragen een niquab, volledige lichaamsbedekking. Toen ik twaalf werd moest ik hem aan van mijn ouders. Ik vond het vreselijk. De eerste jaren deed ik hem onderweg naar school stiekem uit maar uiteindelijk kon ik er niet meer onderuit. In Turkije heb ik hem afgedaan en sindsdien heb ik hem niet meer gedragen. Het voelt als een bevrijding. Ik zeg niet dat ik nooit meer een hoofddoek zal dragen, maar als ik het doe, is het uit vrije wil en niet omdat een man het zegt of omdat het traditie is.

Ik heb niks met religieuze regels en tradities. Waarom zou ik alleen in het paradijs komen als ik een hoofddoek draag? Hoe kun je oorlog voeren en mensen vermoorden en denken een goede moslim te zijn? Die dingen gaan voor mij niet samen. Ik geloof in God maar ook in religieuze vrijheid en aardig zijn voor elkaar. Gelukkig hebben mijn kinderen geen enkele moeite met mijn keuzes. Mijn dochters zijn blij dat ze van mij geen niqab hoeven te dragen. Ze zijn trots op mij!

Natuurlijk mis ik Syrië. Ik zal het altijd blijven missen! Ik heb er een fantastische jeugd gehad en mijn familie is daar. Maar terugkeren gaat niet meer. Er is te veel gebeurd in mijn leven en ik heb keuzes gemaakt die mijn familie niet begrijpt of kan accepteren. Ik richt me nu op mijn leven hier. Mijn kinderen gaan naar school en vinden het geweldig. Beetje bij beetje bouw ik aan een nieuw leven voor mij en mijn dochters. Ik probeer zo min mogelijk terug te kijken. Ik zie eindelijk weer een toekomst!”

Foto: Istock

 

Mijn gekozen waardering € -

De artikelen van Anne verschenen eerder in tijdschriften en kranten waaronder Fabulous Mama, Viva, Margriet, Linda en NRC Next. Anne is cultureel antropoloog en eigenaar van Uitgeverij 11