Amsterdam heeft het @HollandFestival. Vraag je eens af waarom dat zo is. En of dat ok is.

Vorige week vroeg mijn buurvrouw Stefanie tijdens het rondje met hond: ‘Wat is dat eigenlijk, dat Holland Festival?’, en ik betrapte mezelf er bijna op dat ik vermoeid ging uitleggen dat het het belangrijkste podiumkunstenfestival was Nederland en omstreken en dat iedereen met een beetje opleiding het zou moeten kennen. Maar ik hield me in. En vroeg me af: hoe erg is het eigenlijk dat een hoogopgeleide vrouw uit een beeldendekunstnest geen idee heeft van het Holland Festival? Terwijl ze wel van Festival aan de Werf wist, al leeft dat nu alweer een paar jaar onder de naam Spring voort.

Dit speelt zich allemaal af op zo’n veertig kilometer van het Leidseplein in Amsterdam. Een uur van deur tot deur met alle vervoersopties behalve de driewieler. Het zou net zo goed een andere planeet kunnen zijn. In het kleine Nederland is een kilometer immers veel langer dan in een groter buurland als Duitsland. Het is dus niet vreemd dat een kunstliefhebber in Utrecht niet op de hoogte is van  een festival in Amsterdam. Al is ze dat, dankzij mij, nu wel.

Vage beelden

Waarom speelt het Holland Festival zich eigenlijk uitsluitend af in Amsterdam? Waarom is het belangrijkste podiumkunstenfestival van Nederland alleen in de hoofdstad mee te maken? De vraag is minder gek dan het lijkt. In mijn herinnering staan vage beelden van Holland Festival-activiteiten in Rotterdam in de diepe jaren zeventig van de vorige eeuw. Iets wat toen structureel leek, maar ik kan het mis hebben. Maar toen was het Holland Festival in mijn herinnering een landelijk feest.

Feit is natuurlijk dat Nederland toen nog niet gefestivaliseerd was. We hadden maar één festival, en dat was het Holland Festival. Nu heeft iedere stad, iedere buurt, zijn eigen festival en dat vaak ook nog eens op verrassend hoog niveau. Het is lastig om daar dan heel uniek tussen te zijn en op te vallen.

Landelijke ambitie

Toch wil ik hier een pleidooi houden voor een iets landelijker ambitie van het Holland Festival. Al is het maar richting de Randstad. Ik noem een paar essentiële redenen.

1: Amsterdam heeft Carré.

De grote acts van het Holland Festival kunnen natuurlijk uitstekend terecht in Carré, maar zeg nou zelf: de zichtlijnen zijn er notoir slecht en de foyers ridicuul klein. Dat kan beter, en daarvoor is ooit het (Nieuwe) Luxortheater in Rotterdam neergezet. Als trein en metro meewerken: een uur van deur tot deur voor Amsterdammers. En een waanzinnige plek, met werelds uitzicht.

2: Amsterdam heeft de Nes.

Ooit was de Nes een fijn stil obscuur theaterstraatje waar je iedereen die je tegenkwam herkende uit de voorstelling die je net bijgwoond had. Inmiddels is de Nes ten prooi gevallen aan het massatoerisme dat heel Amsterdam in een onbewandelbare jungle heeft veranderd. Hoe anders is dat in Den Haag, waar het Theater aan het Spui twee perfecte zalen heeft, op loopafstand van het station. Ook binnen het uur van deur tot deur. Net als het zo mogelijk nog bruisender en wereldser gebied rond de Witte de Withstraat, met twee zalen van Theater Rotterdam en een paar fantastische beeldende kunstlocaties. Plus een frietboetiek. En Bazar.

3: Amsterdam heeft de Westergasfabriek.

Elke stad heeft moeilijk bereikbare plekken vol industrieel erfgoed die zo perfect geschikt zijn voor groots gemonteerde opera of andere podiumkunst. Soms moet je er een eindje voor fietsen, of met een stoptrein (Utrecht), een bus (Den Haag) of een boot (Rotterdam), maar dan heb je ook wat. Locatie, locatie, locatie, zegt de makelaar dan. En die kan het weten.

4: Amsterdam heeft ITA.

Donderdag 28 juni maakte ik wederom mee waarom de Stadsschouwburg Amsterdam, binnenkort gezegend met de hilarische naam Internationaal Theater Amsterdam, totaal, maar dan ook totaal ongeschikt is als Festivalhart. De zalen zijn natuurlijk prachtig. Maar daar blijft het helaas bij. Het restaurant mag dan op details iets beter zijn dan vroeger, maar het personeel wordt nog steeds geworven uit toneelschool- en theaterwetenschapstudenten die tijdens het bedienen meer bezig zijn met hun looks en de mogelijke stageplekken die er voor het grijpen liggen dan het op tijd bedienen van het gewone volk. Het enige dat voor ze pleit is dat je er niet in het Engels hoeft te bestellen, zoals op de rest van het Leidseplein, maar dat is een kwestie van tijd.

Erger zijn echter de nauwe lage krochten beneden, waar je geacht wordt te mingelen en mixen met alle andere bezoekers. Dat botst. zeker als de muziek ook nog eens onnodig hard gaat en het nog lang geen tijd voor clubnacht is.

Nee, dan TivoliVredenburg. Dat is fris, modern en bovenal gebouwd als festivalhart. Daar is lucht en ruimte voor iedereen en alle smaken. Het personeel is er voor de gasten, en het aantal plekken om je even rustig terug te trekken in je eigen bubbel is voldoende. Last but not least: de restaurants zijn beter. Op twintig treinminuten van Amsterdam.

Het Holland Festival is onmisbaar en van belang voor heel Nederland

Dit alles neemt natuurlijk niet weg dat dit jaar een prachteditie was. Ruth Mackenze nam afscheid als directeur en we mogen alleen maar hopen dat haar erfenis behouden blijft. En die erfenis is niet eens de hoge kwaliteit van het aanbod. Nee, sterker nog: ik denk dat het de breedte van het aanbod is. De proms in het Concertgebouw (die daar vooral moeten blijven) zijn daar het beste voorbeeld van. Laagdrempelig, soms op een niveau dat te laag ligt voor de ware muziekaficionado maar perfect is voor de incidentele voorbijganger, en altijd aanstekelijk. Het doet precies wat nodig is: de poorten van die muziektempel opengooien voor een prijs waarvoor je in Amsterdam niet eens een pot Nutella kunt kopen.

Volgend jaar wil ik dus veel meer van dit soort extremen. En graag over de hele randstad verspreid. Kunnen we dat regelen?

Mijn gekozen waardering € -

Coöperatie van journalisten én lezers. Sinds 2009.