Andere verhalen uit Groningen, deel 2: de Buurtsuper

Hoe overleef je als middenstander in deze tijd in een dunbevolkte regio? In het noord-Groningse Ezinge (793 Inwoners) is de Buurtsuper Ubels al bijna twintig jaar het middelpunt van het wierdedorp, waar lief en leed wordt gedeeld. Met de veelal trouwe klanten, die hun supermarkt koesteren. Eigenaars Nanda (63) en Anne Jan (61) vertellen erover.

Dankzij financiële steun van het Matchingfonds heb ik deze verhalen kunnen maken. Helemaal toereikend is de gage echter niet. Je kunt als lezer ook je waardering laten blijken via een donatie (zie onder het artikel). Veel leesplezier.

Nanda: ‘Ik ben opgegroeid in Valkenburg, bij Leiden. De eerste jaren heb ik daar ook gewerkt, met dubbelgehandicapte kinderen. Daarna moest ik voor mijn rug wat anders zoeken. Ik vond een vacature in Bedum, in de zwakzinnigenzorg. Dat was wel even heel ver, maar ik ben niet zo streekgebonden. In Bedum heb ik Anne Jan leren kennen, via de kerk.’

Anne Jan: ‘Mijn ouders hadden een kruidenierswinkel in Bedum, daar ben ik geboren en getogen. Ik werkte mee in de winkel. Nadat ik uit dienst kwam begon ik voor mezelf. Een rijdende winkel, een SRV-kar. Maar toen ik Nanda leerde kennen en we in 1985 trouwplannen kregen, was het niet haalbaar om er voor ons tweeën brood uit te halen. Ik ging werken bij Trelleborg, een rubberfabriek. Ik heb er jarenlang met plezier gewerkt. Nadat het werd overgenomen door de Amerikanen, werd het “meer productie en minder kwaliteit”. Het kriebelde om weer eigen baas te worden.’

Nanda: ‘Ik was er eerst dubbel in. We hadden vijf kleine kinderen, maar om dan zelfstandige te worden: moet je kijken wat je je op de hals haalt! En ik wilde ze niet alleen groot brengen. We woonden heel fijn in Appingedam. Maar ik zag ook dat hij niet gelukkig was in de fabriek. Op een gegeven moment, onze jongste was inmiddels tien jaar, zijn we rond gaan kijken. De provincie maakte me niet zoveel uit: Zeeland, Noord-Holland, Zuid-Holland.’

Anne Jan: ‘We keken eerst in Midwolda, maar dat was niet wat we zochten.’ Nanda: ‘Die winkel had allemaal hoekjes en paden – je had helemaal geen overzicht. En wij pasten niet in dat huis; en ik wilde wel een winkel bij huis. Als de kinderen ziek zijn en vijf dorpen verderop liggen, heb je geen rust. En ik wil niet dat de kinderen eeuwig alleen zitten en pa en moe aan het werk zijn.’

In Ezinge was een supermarkt te koop, in een 18e-eeuwse boerderij

De supermarkt in 1971.

 

Anne Jan: ‘Toen we hoorden dat de winkel in Ezinge te koop was, moesten we eerst kijken op de kaart waar dat lag. We gingen op een dinsdag langs en alles was dicht. Met die groene schuurdeuren zie je amper dat het een winkel is. “Wat is dit?” dacht ik. Het is een hele oude boerderij, gebouwd tussen 1750 en 1790. Ongeveer zestig jaar geleden hebben ze die schuur omgebouwd tot een winkel.

Nanda: ‘Er zat een mooi groot huis bij.’ Anne Jan: ‘Na overleg met de Spar hebben we het in 2004 kunnen kopen. De kinderen waren niet allemaal even blij dat ze hier kwamen.’ Nanda: ‘Sommigen vonden het leuk dat we die winkel hadden, om te helpen, sommigen vonden het verschrikkelijk.’

 

 

 

 


Kor Keizer Superschuur: 40 jaar een begrip

De Kor Keizer Superschuur. Foto Reyer Boxem

Kor Keizer was een slager die graag een eigen slagerij wilde. In 1963 kwam er één te koop in Ezinge. “We wilden de zaak met z’n tweeën doen, maar ik kan geen bloed zien, dus hebben we de slagerij niet gekocht,” vertelde zijn echtgenote Femmie Keizer onlangs in De Middagster, het blad dat sinds 1979 zes keer per jaar in en rond Ezinge wordt bezorgd. “Toevallig was er op hetzelfde moment ook een kruidenierszaak te koop in Ezinge: winkel Vonk. We besloten deze winkel te kopen.”

Vonk was een kleine kruidenier waar o.a. schepsuiker en soda werden verkocht. Femmie Keizer: “Alles moest worden gewogen en uit het hoofd opgeteld, er was nog geen telmachine.”

De koeien en hooibalen maakten plaats voor vishengels en levensmiddelen

Wat nu de slijterij is, dat was destijds de hele winkel. Keizer wilde graag uitbreiden, maar dat mocht niet van Monumentenzorg, omdat het pand een monumentenstatus heeft. Tegen de winkel stond evenwel nog een schuur, die werd verhuurd aan een boer. Daar stonden koeien en balen hooi.

De schuur mocht wel worden verbouwd tot winkel. In augustus 1971 was de opening van de Kor Keizer Superschuur. “De winkel was zo groot dat we ons afvroegen hoe we de winkel vol zouden krijgen.” Maar dat lukte: de winkel verkocht voortaan ook koppen en schotels, vishengels en uiteraard veel meer levensmiddelen.

Veertig jaar lang runden Kor en Femmie Keizer de superschuur. Later kwam ook zoon Jan erbij. Hij wilde de zaak overnemen, maar dat lukte financieel niet. “Ik ben heel blij dat de winkel doorgaat,” zegt Femmie Keizer, “want het is toch ons levenswerk.”

Kor Keizer kon nauwelijks van zijn pensioen genieten, hij overleed al op 64-jarige leeftijd. “Ik kan nog steeds ontroerd raken van zijn begrafenis,” zegt Femmie Keizer (82), “in het hele dorp hingen de vlaggen halfstok.”

Bron: De Middagster.

 


Nanda: ‘Wij vonden het wel heel spannend in het begin, want de vorige eigenaars waren heel erg geliefd en zaten hier al ruim veertig jaar. En dan komen wij daar als vreemden, dus ik zei: “als die lui ons niet hoeven, dan ben ik zo vertrokken.” Het was ook spannend omdat we niet in Ezinge naar de PKN-kerk gaan, maar in Oldehove naar de Gereformeerd Vrijgemaakte kerk. Hoe reageren mensen daar op?’

Anne Jan: ‘Ik weet nog wel dat wij hier in het begin op de kerstmarkt waren en ze zeiden: “ach, al die protestanten, dat is allemaal gelijk. Die kunnen hier toch wel naar de kerk.” Toen dacht ik wel even: oeh jonge, hoe wordt dit?’

Nanda: ‘In het begin werd er wel even op gelet: hoe gaan wij om met mensen die anders denken. Maar dat is goedgekeurd. De mensen hebben ons echt heel erg geaccepteerd. De gunfactor is hoog  in Ezinge.’

Anne Jan en Nanda Ubels in 2016.

Anne Jan: ‘De eerste jaren was het echt overleven. Als ik kijk naar de cijfers van het eerste jaar, dan ben ik er verbaasd over dat niemand aan de bel heeft getrokken. Spar heeft heel veel aanbiedingen en spaaracties. Die kostten ons handenvol geld. Nanda: ‘Dan zag je weer de nieuwe folder en dan schrok je soms echt. Het was al gewoon dat je geld bijlegde bij het bier, de cola, koffie en de thee. Maar als er dan reclame was, dan was het helemaal erg.’

‘Toen besloten we na ruim twee jaar Attent te worden. De artikelen waren wel wat duurder, maar de klanten begrepen het wel. Men was al heel blij dat wij hier kwamen. “Straks geen winkel meer op het dorp. Dan gaat zo’n dorp achteruit.” En ze hebben wel door: als je niet meer komt, dan heeft de winkel geen bestaansrecht. In 2018 is de Attent formule opgeheven en in 2020 zijn we buurtsuper geworden.’

85 á 90 procent van de Ezingers doet hier boodschappen

Anne Jan: ‘Het is vandaag dinsdag, dat is meestal de rustigste dag. Vind je het druk? Er was hier een monteur uit Noordbroek met de deur bezig en hij zei ook: “het loopt hier constant door. Ik kan niet eens met die deur aan de gang!” Ik denk dat 85 á 90 procent van de Ezingers hier geregeld in de winkel komen. De meeste gezinnen halen één keer in de week ergens anders hun boodschappen. Daar moet je nuchter in zijn, dat is gewoon zo. Maar als ze zo tussendoor de verse dingen bij ons halen, dan hebben wij best een redelijke boterham. En net hebben we die ijzel een paar dagen gehad, dat is voor ons natuurlijk wel business. Dan gaat niemand van het dorp af. En als het dertig graden is. Extreem weer is heel prettig.’

‘Je maakt lange werkdagen, maar met de winkelwagen maakte ik nog langere dagen. Dan begon je om 5.00 uur en moest je aan het eind van de dag weer bijvullen. Nu gaat de wekker om 6.00 uur en begin ik om 6.30 uur: kranten opruimen, de kasten nakijken op rommel, de deur losmaken, het brood snijden – dat zet Bakker Beukeveld uit Groningen om 5.00 uur in ons magazijn. Het zijn kleine dingen, maar ik ben toch altijd bezig tot 8.30 uur – dan gaan we open. Ik vind het lekker dat alles dan klaar is.’

‘Het werk is divers. Je bent fysiek bezig, maar moet ook veel opschrijven.’ Nanda: ‘En het is natuurlijk ook een heel sociaal gebeuren. Ik kan heel erg genieten van het sfeertje in de winkel. En soms voel je je een maatschappelijk werker.’

‘Het contact met de klanten is het leukste, maar we zien ook alles, dat is wel ‘ns lastig.’

Anne Jan: ‘Het contact met de klanten, dat vind ik het leukste van dit werk. Je bent niet echt een manager, het is echt mensenwerk. We staan er vaak van te kijken wat de mensen ons allemaal vertellen.’ Nanda: ‘Een stukje vertrouwen over en weer. Dat vind ik gewoon heel belangrijk. We zien natuurlijk alles, dat is wel ‘ns lastig.’

Anne Jan: ‘We hadden een alcoholist, die op zeker moment niet meer langskwam, maar belde: “kun je weer een paar flessen brengen?” Daar had ik echt moeite mee en dat zei ik na een tijdje tegen zijn zoon. Hij zegt “ik ben blij dat jullie het doen, want als je dat niet doet dan pakt hij de auto en gaat hij naar Winsum. Wat er ook gebeurt: hij zórgt ervoor dat hij alcohol krijgt. Dus blijf hem alsjeblieft bedienen.” Ik was blij dat hij dat zei, maar dat is niet leuk verdienen.’

De slijterij.

Nanda:  ‘De eerste klanten hebben op maandagmorgen om half negen al echt dorst. Het zijn er niet veel, maar het is wel alle dagen weer. En van sommige mensen van wie je weet dat ze weinig geld hebben, maar als je dan ziet wat ze kópen. En hun kinderen. “Kom je een brood kopen voor mamma?” vraag ik dan. “Neehee! Ik heb m’n huiswerk goed gemaakt, ik mag iets lekkers.” Dat vind ik echt tragisch.’

‘Winkeldiefstal?  Oh ja, dat hebben we hier ook hoor. Dat vind ik zo rot. Dan kan ik wel janken als we dat hebben. En het is ècht niet alleen jeugd. En nooit geven we het aan. Dat moet eigenlijk, maar dat hebben we nog nooit gedaan. Je wilt zo iemand dan nog beschermen ook. Je kent de mensen. Je voelt je zo belabberd.’

Anne Jan: ‘Het is natuurlijk heel raar dat wij er beroerder van zijn. Nanda: ‘Het is ook moeilijk om het tegen je personeel te zeggen. Maar een van die klanten mag dus niet meer met een tas door de winkel. Vond ik heel sterk van jou, Anne Jan, dat je dat hebt gezegd. Kwamen we terug van vakantie en wat denk je: liep ze wéér met een tas door de winkel. En daarna stopt het weer. Triest hè! Als ik zo negentig zou moeten worden, dan hoeft het niet hoor.’

Anne Jan: ‘Maar Ezinge is gewoon een heel leuk dorp. We hebben echt een heel breed publiek. Je mag hier zijn wie je bent, met je eigen overtuiging en daar val je elkaar niet mee lastig. Maar is er wat bij iemand, dan is ook iedereen betrokken. Met leuke dingen, met verdrietige dingen, dat vind ik echt heel sterk.’

Ezinge en Oldehove liggen vier kilometer uit elkaar, maar het is een wereld van verschil

Anne Jan: ‘Iedereen praat in onze winkel met elkaar. Wij hebben hier ook een hele andere sfeer in de winkel dan in Oldehove. Dat is toch een heel ander dorp. Het is hier soepeler, vrijer zeg maar. Je ziet het ook qua artikelen. Wij verkopen hele andere dingen dan Oldehove, en dan ben je maar 4 km van elkaar af. We hebben hier dus meer biologische artikelen, maar ook meer het Bourgondische leven.’

‘Die supermarkt, Telintel in Oldehove, is per 1 september noodgedwongen gestopt vanwege de hoge energiekosten. Die extra lasten drukken natuurlijk ook op onze omzet. Gelukkig hebben we ons aangesloten bij de coöperatie Zon4Ons. Die zorgt voor zonnepanelen op boerenschuren in de omgeving en ieder die dat wilde kon een aantal zonnepanelen kopen. Hier zijn we erg blij mee omdat op ons pand, een monument, geen zonnepanelen mogen worden geplaatst.’

‘De sluiting van Telintel merken wij natuurlijk ook. Wij hebben nu ook meer klanten uit Oldehove, zo werkt dat. We hebben nog drie parttimers in dienst. En in het weekeinde nog acht scholieren – allemaal uit het dorp. Dat is een bewuste keuze: we verdienen hier aan het dorp, dus dan mag je ook iets terug doen. En dat is met het vaste personeel ook zo. Anita werkte hier al twintig jaar toen wij kwamen. Helga en Monique zijn dan wel later gekomen, maar dan probeer je wel iemand uit de eigen kring te vinden. Anne Jan: ‘Het wordt wel gewaardeerd.’

Nanda: ‘Of we ook vergaderen? Joh, dat doen we de hele dag.’ Anne Jan: ‘Ja, we overleggen heel veel.’ Nanda: ‘Ook veel met de meiden: “Hoe gaat het? Waar moeten we op letten?” Anne Jan: ‘Soms moeten we wel ‘ns om de tafel zitten: “jongens, we moeten teveel weggooien.” Elke dag moet je het nalopen en afprijzen. Dat is het eerste dat we ’s ochtends doen.’

‘Aan weggooien ontkom je niet, maar we hebben een man met een varken’

Nanda: ‘Dingen weggooien vind ik heel erg, maar je ontkomt er niet aan.’ Anne Jan: ‘We hebben een compostbult in de achtertuin. En we hebben een man met een varken; daar gaan ook wat emmers naartoe. Vlees doen we in de vriezer.’ Nanda: ‘En we delen het uit aan vrienden en kennissen. Natuurlijk niet aan mensen in het dorp; anders kopen ze niet meer. Sommige perioden moeten we heel veel melk en yoghurt weggooien. Vleeswaren, is ook zo’n drama geweest. Waarom men opeens minder koopt?’ Anne Jan: ‘Het blijft heel onvoorspelbaar: “vorige week hebben we er tien verkocht en nu maar twee. Hoe kán dat nou!?” Dat je de klanten soms bijna vervloekt, ja. Maar dat hoort erbij. Je hebt gewoon 1 procent derving van je omzet. Je wilt ook niet dat de klanten mis grijpen.’

De groente-afdeling in de voormalige koeienschuur met eeuwenoude draagbalk.

‘Het winkeloppervlak is 180 m2. Het heeft misschien wel wat de sfeer van een campingwinkel, door het schuine dak. We zijn meer dan alleen de supermarkt. De slijterij hebben we erbij, want we willen niet dat de klant daarvoor het dorp uit moet. En zo hebben we ook het pakketpunt, zodat je de mensen op het dorp houdt. Je wilt niet weten hoeveel er tegenwoordig allemaal teruggestuurd wordt met dat online winkelen. Als ze daarvoor naar Winsum moeten, nemen ze ook de andere boodschappen mee. In het dorp is geen pinautomaat, dus dat wordt veel gedaan bij ons. En we hebben een kopieerapparaat.’

Nanda: ‘Bezorgen doen wij ook natuurlijk, voor € 4,50 bij een minimum bestelbedrag van € 35,-. Veel mensen bellen de boodschappen door of geven het op een briefje. En wij lopen het dan en Anne Jan brengt het vrijdag. We hebben zelfs een klant bij wie we maandag het briefje ophalen en de boodschappen vrijdag bezorgen.’

Anne Jan: ‘Grotere klanten, maar je hebt er ook oudere mensen bij. Die bestellen soms voor minder dan het minimale bestelbedrag, maar dan kijk je niet naar het bedrag. Dat is onze service. We krijgen in de winkel ook vaak de vraag of we iets kunnen bestellen. Dan ga je er achteraan en kijk je of je het kunt krijgen. Als het niet lukt, houdt het op. Voor de rest probeer je de mensen wel ter wille te zijn. Wat hebben we nog meer…we maken elk jaar kerstpakketten. En we doen zomers de barbecue. Hapjesschalen en salades bezorgen we ook, maar aan catering doen we niet. Dat is te lastig: hoe krijg je het warm bij de klant, maar toch niet aangebrand. Dus daar hebben we een lijn getrokken. Maar nee, duimen draaien doen we niet.’

‘Als Anne Jan op zijn kont gaat zitten, dan gaat het niet goed’

Nanda: ‘Dat past ook niet. Als Anne Jan op zijn kont gaat zitten, dan gaat het ook niet goed. Wij hebben heus nog wel een leven naast de winkel hoor, nou ja een klein leven. En we hebben ook nog drie kleinkinderen. Anne Jan: ‘Ja, daar genieten wij ook van. Je hebt je werk en je familie en dan is de week zomaar om.’

Nanda: ‘Zondag is een rustdag, de dag dat we niks moeten. Ook uit religieuze overtuiging, maar het is ook heel prettig. Tegenwoordig is de winkel op dinsdag wel open, maar het is nog steeds onze vrije dag. We vinden het belangrijk dat je een dag je eigen gang kunt gaan. Ik mag op dinsdag altijd even de brug over. Naar Winkelcentrum Paddepoel of zo. “Ik moet even luchten,” zeg ik altijd. Even weg. Dat kan een half uur zijn, of een hele dag.’

Anne Jan: ‘Wij wonen hier gewoon bij de winkel en het personeel gebruikt onze keuken voor koffiedrinken, dus je komt elkaar constant tegen. Je bent eigenlijk nooit echt helemaal vrij. Jij mag graag ’s morgens even in je nachtpon lopen, maar dat doe je hier dus nooit.’

Nanda: ‘Nee. En zondags gaan we naar de kerk en dan moet je ook gelijk in de kleren. Dus de tweede feestdagen, dat vind ik een cadeautje, haha. Dan mag ik lekker in de nachtpon lopen en dan ga ik om half twaalf douchen. Dan kan mijn dag niet meer stuk. Dus dat zijn maar een paar dagen per jaar. En als we vakantie hebben.’

De Buurtsuper van Ezinge, november 2022.

Anne Jan: ‘De eerste paar jaren hier gingen we niet op vakantie. We moesten het ook nog leren, dat overnemen en zo. Op vakantie gaan kost ook geld. Je hebt veel extra personeel nodig. En we zijn ook bang dat we meer uitgeven dan we hebben.’

Nanda: ‘Toen we in Appingedam woonden, gingen we naar Lauwersoog met de tent. Maar toen we hier woonden was dat toch wat te dichtbij en gingen we naar Callantsoog. Wij zijn niet van Mallorca of zo. Hoeven ook niet naar Frankrijk of Duitsland.’

‘Tegenwoordig gaan we ’s zomers drie weken. Dan moeten we ook echt weg. In het najaar gaan we altijd een lang weekend. En we gaan sinds enkele jaren in februari een weekend weg, onze jongste dochter Gieneke woont in Zeeland en zei dat wij wel een paar dagen in haar huisje konden. Dus we hebben gewoon woningruil gedaan.’ Anne Jan: ‘En ik moet eerlijk zijn: voordat we weg zijn is er voor mij heel veel te regelen. Maar als we weg zijn, dan ben ik het ook kwijt.’

‘We moeten nu genieten nu het nog kan. Diedrick heeft ook alles eruit gehaald wat erin zat.’

Nanda: ‘Het kostte jou vaak veel energie, maar we hebben in de familie al een hoop narigheid gehad, dus het is toch wel lekker. We hebben ook tegen elkaar gezegd, “we moeten nu genieten, nu het nog kan.” Twee zussen van Anne Jan en een zus van mij zijn acht jaar geleden overleden. En Diedrick, onze middelste zoon, is tien jaar geleden overleden.’

Anne Jan: ‘Hij had een aangeboren hartafwijking. Als baby’tje is hij geopereerd en toen zeiden ze al dat hij op z’n 20ste weer geopereerd moest worden en een nieuwe hartklep zou krijgen. Eind 2012 was het zover. Het was helemaal geen gecompliceerde operatie. Er was een kans van 0,5% op een complicatie. Hij lag aan de hart-longmachine en die heeft een alarm als er niet genoeg zuurstof naar de hersenen gaat. Maar dat alarm is niet afgegaan. Hij is nooit meer wakker geweest. Hij is dinsdag geopereerd en vrijdagochtend overleden. Zijn hersenen zwollen helemaal op, hij was helemaal opgezet. Diedrick had heel veel hersenbeschadigingen, hij kon niet meer wakker worden.’

Nanda: ‘Ik ben ervan overtuigd dat hij het nu goed heeft, maar het is de heimwee die aan je vreet. We zijn niet boos op hoe het is gegaan.’ Anne Jan: ‘Nee.’ Nanda: ‘Ik ben blij dat hij zelf niet weet dat het zo gegaan is. Hij heeft geen afscheid hoeven nemen. Als ik zag hoe jouw zus in vijf weken wegteerde. Dat vond ik zo erg. Dan ben ik blij dat Diedrick een prachtige dood heeft gehad. Daar ben ik oprecht dankbaar voor. Hij heeft tot het laatste moment genoten van het leven.’

Anne Jan: ‘Hij heeft eruit gehaald wat erin zat. Alles wat Diedrick wou heeft hij gedaan.’

Nanda: ‘De massale steun uit het dorp, dat was ontroerend. Op woensdagavond kon er worden gecondoleerd. We hebben er niet echt veel van meegekregen, maar hoorden van mensen dat het heel bijzonder was. Uit alle straten kwamen ze, het was één lange rij. Er lag ook een beetje sneeuw, het was eigenlijk heel mooi.’ Anne Jan: ‘En als je kijkt hoeveel vrachten kaarten je krijgt. Iedereen kende hem hier. Van onze kinderen was hij het meest betrokken bij de winkel.’

‘Na Diedricks overlijden, pakte het personeel het gewoon op en hield de winkel draaiende’

Monique, al jaren werkzaam bij Ubels, doet boodschappen.

 

Nanda: ‘Je bent zelf die dagen niet in de winkel, die werd draaiende gehouden. De personeelsclub, die pakte dat gewoon op, regelde alles. Dat moet heel bijzonder geweest zijn, ook om dan te werken. En de donderdag dat Diedrick begraven werd, deden we de winkel dicht. De bakker was ook dicht.

Die week waren we niet in de winkel. Maar dan zit je hier. Dus besloten we even naar Fontana in Nieuweschans te gaan. Dan vinden we dat warme water wel lekker, nou en dan ben je daar en dan wil je weer weg. Eigenlijk kun je het nergens vinden. Dus toen gingen we maandag weer werken. Eigenlijk ben je heel blij dat je weer mag werken hoor. Nou, iedereen schrok zich lam. “Oh, zijn jullie er nou al. We hadden gedacht dat jullie in januari pas weer zouden komen.” En het is ook wel fijn dat mensen dat eerlijk zeggen.’

‘En als we niks zouden doen zou het zeker niet goed gaan met ons. Ik denk ook wel dat het bezigheidtherapie is. Dat je niet wegzakt in verdriet. Hoe dieper je zakt hoe hoger je moet klimmen. Dat moeten we niet hebben. Misschien is het wel een vlucht, geen idee. Het geeft ook afleiding.’

Anne Jan: ‘Het contact met klanten helpen ook bij het verwerken. Het is goed dat je onder de mensen blijft.’ Nanda: ‘Men praat er minder over. Of zijn bang dat ze je verdrietig maken. Soms denk ik: “wat heerlijk, ik mag over Diedrick praten” en een andere keer: “niet nu alsjeblieft!” Het is voor de mensen ook heel moeilijk.’

Dit verhaal kwam tot stand met medewerking van Jaap Krol, die samen met mij het interview deed.

Dank aan Reyer Boxem voor de foto van de Kor Keizer Superschuur.

Mijn gekozen waardering € -

Schrijft en fotografeert sinds 1998 voor kranten, tijdschriften en online. Oprichter/eigenaar van www.iederverdienteenboek.nl
Maakt graag lange reportages, waarbij hij uiteenlopende mensen voor langere tijd volgt. Dat kunnen sporters of muzikanten zijn, maar ook drugsverslaafden tijdens een Lourdes-reis.
Publiceerde de boeken "Onder Marokkanen" (2006), "Bezeten" (biografie over Ton Boot, 2009) en Rock City - Verhalen uit muziekstad Groningen (2017). Won in 2014 de Groninger Persprijs .
Woont en werkt sinds 2006 in Groningen.