Blaze Foley Inside

Deze week gaat de bioscoopfilm Blaze in première. Over de kleurrijke outlaw-countrymuzikant Blaze Foley, die dertig jaar geleden werd doodgeschoten terwijl hij een vriend wilde beschermen. Door zijn wilde levensstijl en domme pech leken zelfs alle geluidsopnamen -van zowel zijn studioplaten als optredens- verloren te zijn gegaan.

De opwinding was dan ook groot en terecht toen tien jaar na zijn dood de live-cd Blaze Foley Live at the Austin Outhouse verscheen. Lees hieronder het verhaal dat ik destijds in Het Parool publiceerde. Aangevuld met nieuwe informatie.

Blaze Foley Inside

De politie van Austin kende hem als de baardige reus die af en toe een nachtje kwam logeren, de plaatselijke vuilnismannen troffen hem regelmatig luid snurkend in zo’n BFI-container. En de slijter om de hoek kon met hele gezin op vakantie van het geld dat deze grootverbruiker binnenbracht. Maar de slijter was niet de enige die treurde toen zanger/songschrijver Blaze Foley op 1 februari 1989 op gewelddadige wijze aan zijn eind kwam. Door de onlangs verschenen cd Live at the Austin Outhouse weten wij nu ook waarom.

Zeker drie albums van country-singer/songwriter Blaze Foley waren om verscheidene redenen al verloren gegaan en het had weinig gescheeld of ook Live at the Austin Outhouse, opgenomen op 27 en 28 december 1988, zou nooit zijn verschenen. Van zijn goede vriend, de bij leven al legendrarische Townes van Zandt, had Blaze kort daarvoor nog een akoestische Takamine cadeau gekregen. Maar de gitaar lag binnen de kortste keren bij de lommerd. Dan maar op een geleende, aftandse rammelkast.

Het maakte Blaze niks uit. En zijn songs ook niet. Die trekken zich niets aan van tijd, plaats of instrument. Tijdloze juweeltjes zijn het. Hij schijnt er honderden te hebben geschreven, maar deze opnamen in The Austin Outhouse zijn vooralsnog het enige levende bewijs van het meesterschap van Foley.

Al zijn er ook andere artiesten die zijn nummers spelen. En niet de minsten. Merle Haggard en Willie Nelson zetten het nummer If i could only fly op hun lp Seashores of Old Mexico. “Het is de beste country-song die ik de laatste vijftien jaar heb gehoord,” zegt Haggard, die het nog steeds elk concert speelt. (Haggard overleed in 2016, IW)

Meerdere muzikanten hebben zelfs een nummer aan Foley gewijd. Op het sublieme album Car wheels on a gravel road uit 1998 bezingt Lucinda Willams hem treffend en liefdevol in Drunken Angel:

Followers would cling to you

Hang around just to meet you

Some threw roses at your feet

And watch you pass ou on the street

Drunken Angel

Hij is nooit uit de harten verdwenen, maar sinds vorig jaar is er een echte Foley-revival aan de gang. Collega-klaplopers schijnen een parkeerplaats naar hem te hebben vernoemd en binnenkort kun je je klem zuipen met Blaze Foley Lager. En er verschenen maar liefst twee tributes waarop tientallen bevriende muzikanten nummers van Foley spelen. Een derde deel komt deze zomer uit.

Gebronsde whiskystem

Maar er gaat niets boven de gebronsde whiskystem en het ontspannen fingerpicking-spel van de man zelf. Dat besefte ook zijn vriend John Casner die in 1998 speciaal een platenmaatschappij oprichtte (Los Art Records) om de muziek van Foley te kunnen verspreiden. De cassette Live at the Austin Outhouse…And not there werd door Cramer ingekort van 115 naar 55 minuten en opnieuw uitgebracht. Dat veroorzaakte zoveel commotie dat het Nederlandse Munich Records het album onlangs (in 1999, IW) ook in Europa uitbracht.

Waarom de plaat alom juichend is ontvangen, zou kunnen worden afgedaan met één zin van Townes van Zandt: “When you put the Live at the Auston outhouse tape on, Blaze is all of a sudden in the room.”

Zo is het precies. Of je wilt of niet, je wordt in Foley’s leven gezogen. Een leven dat in het teken stond van drank, drugs, avontuur en liefdesverdriet. Een leven dat aanving in Marfa, een klein plaatsje in Texas, waar Blaze in 1949 als Michael David Fuller ter wereld kwam. Hij was in een muzikaal nest geboren en moest al snel de bühne op, als zangertje van de Fuller Family, de plaatselijk zeer populaire familie-gospel-act.

De kleine gemeenschap was benauwend. Toen Blaze in aanraking kwam met de muziek van Bob Dylan, wist hij wat hem te doen stond. Hij vertrok naar Austin, mat zich een nieuwe naam aan en groeide snel uit tot een kleurrijk figuur wiens leven en muziek naadloos op elkaar aansloten. Sterker nog, er was geen onderscheid: Foley leefde van, voor en ín zijn songs. Had hij eens geen dak boven zijn hoofd, dan kon hij altijd nog in een lied schuilen.

De meeste nummers op de live-cd stemmen melancholisch. Foley steekt zijn grote vriend en voorbeeld Townes van Zandt naar de kroon: alsof ze een wedstrijd hielden wie de treurigste song kon schrijven. Producer Spencer Starnes vertelde eens dat het onmogelijk was If i could only fly op de band te krijgen. “Halverwege barste Blaze telkens in snikken uit.”

Maar er zijn meer overeenkomsten. Luister eens naar Van Zandt’s Live at the Old Quarter, Houston, Texas. Kijk vervolgens naar het jaartal van dit optreden (juli 1973) en je zult van verbaasd zijn. Het is tijdloze muziek. Net als Live at the Austin Outhouse. Speel de live-opname ruim dertig jaar na dato af en opeens zit Blaze weer in de kamer.

Of beter: de luisteraar waant zich in The Austin Outhouse. Wat dat betreft is het een zegen dat Foley op een geleende gitaar speelde. De extra microfoon die nu nodig was en niet zo fijn was afgesteld, legde niet alleen zijn snarenspel vast, maar ook de rinkelende kassa, het gepiep van barkrukken, een dichtklappende wc-deur, het gefluister van het handjevol aanwezigen. Het zullen er niet meer dan vijftien zijn geweest en juist dat versterkt het huiskamergevoel. Die ongedwongen sfeer wordt ook wel gecreëerd door de goedgemutste Foley, die openhartig en geestig vertelt over zijn belevenissen, af en toe gesouffleerd door iemand uit het publiek. Het is Blaze’s feestje, maar iedereen mag meedoen. Het bleek een afscheidsfeest.

Geregeld belandde Foley in de cel, waar ook een positieve kan aan zat: had hij in ieder geval een dak boven zijn hoofd. En het harde matras deerde hem ook niet. Hij sliep al zo vaak op of onder pooltafels. Maar het leverde vooral stof op voor een nieuwe song. Zo zal ene officer Norris te Austin zichzelf nog vaak hebben vervloekt dat hij Foley eens oppakte voor een lachwekkend vergrijp. Het kwam erop neer dat Foley in gezelschap van een getrouwde vrouw verkeerde en niet in een rechte lijn naar zijn pick-up truck liep. Foley vertelt het kalm en luchtig en het deuntje dat hij daarna inzet klinkt al even vrolijk.

Dear officer Norris, is that really your name

Why do all you piolicemen all look just the same?

With your big heavy pistols and your bulles below

I bet your feet are as flat as the floor

You read us our rights, but you read them too fast

Officer Norris would you please kiss my ass

Officer Norris…Officer Norris…get down on your knees

Zo achteloos gezongen, zonder enige stemverheffing, heeft het lied juist veel zeggingskracht. Meer dan, pak ‘m beet, zo’n schreeuwende Zach de la Rocha van Rage against the Machine. Dat Norris nog steeds wereldwijd te kakken wordt gezet, moet Foley met bulderend hemelgelach begroeten.

Het heeft er alle schijn van dat Foley ruim tien jaar na zijn dood alsnog de erkenning krijgt die hem toekomt. Dat hij het niet zelf heeft kunnen meemaken komt deels door stomme pech, nog meer door zijn onaangepaste levenswijze en meestal door een combinatie van die twee.

Zeker drie albums van Foley zijn verloren gegaan. De mastertapes welteverstaan. Zijn eerste plaat maakte hij begin jaren tachtig. Foley bewaarde de blikken met de mastertapes enige dagen in zijn nieuwe stationcar (cadeautje van de platenmaatschappij dat tevens diende als zijn woning) en toen hij na een lange nacht terugkeerde waren ze verdwenen.

Een paar jaar later had Foley weer een plaat opgenomen. Hiervan werden er slechts een paar honderd uitgebracht. Die zou dus nu zo weer kunnen worden geperst in een grote oplage. Ware het niet dat de opnamestudio kort na de release door de DEA werd bezocht, omdat de producer was betrokken in een drugszaak. Alles werd in beslag genomen en van het album is sindsdien niets meer vernomen. (Update 2019: inmiddels wel, zie naschrift)

Tenslotte heeft Foley ook nog een flink aantal nummers opgenomen in de Cedar Creek Studio’s. Deze zijn echter om onverklaarbare redenen spoorloos verdwenen.

De meeste platenmaatschappijen durfden overigens niet in zee te gaan met Foley, die een zekere reputatie had. Chuck Lamb noemt zijn vriend “the nicest asshole you’ll ever meet”.

Op het Kerville Folk Festival maakte hij en Townes van Zandt eens zo’n stennis – ze ramden met een geleende auto volle vuilnisbakken omver – dat Blaze nooit meer mocht terugkomen. Dat gold niet voor Van Zandt die een publiekstrekker was.

Het jaar erna hingen er zelfs foto’s van Foley bij de ingang, met instructies voor de bewakers: ‘deze man mag niet naar binnen.’

Toch wist Foley, die het fysiek had van een grizzlybeer, binnen te komen. Verkleed als vrouw.

Kort daarna speelde Foley in Austin en zag hij vlak voor het podium opeens Rod Kennedy, de man die Foley had verbannen. Hij beschimpte Kennedy die meteen op het podium sprong en op Foley begon in te slaan. Die deed niets, liet Kennedy uitrazen en zei grijnzend: “Hmm, de oprichter van het Kerville Festival is wel een heethoofdige redneck.”

Foley zocht altijd de confrontatie, zei altijd waar het op stond. Hij koos voor de moeilijkste weg, maar kon simpelweg niet anders. Foley nam bewust geen baan, dat stond zijn muziek maar in de weg. Dan maar een armoedig bestaan, zonder woning. Hij zag daar ook wel de humor van in. Hij reed eens mee met een vriend en vroeg, wijzend naar een BFI-vuilniscontainer of hij wist wat die afkorting betekende. De vriend wist het niet. “Blaze Foley Inside,” zei Foley triomfantelijk.

Één schot door het hart

Het was in de vroege ochtend van 1 februari 1989 dat hij weer eens doorzakte bij zijn oude vriend Concho January. In ruil voor drank en een slaapplaats verzorgde Foley zijn makker, al was dat eigenlijk de taak van diens zoon Carey die bij zijn pa woonde en op diens zak teerde. Foley en de jonge January hadden vaker ruzie, maar deze nacht liep het helemaal uit de klauwen. Tijdens een knokpartij pakte Foley een bezem waarmee hij Carey de kamer uitsloeg. Die keerde kort daarna terug met een .22 geweer. Met één schot in het hart velde hij Foley. Drie uur later stierf de singer-songwriter, op de dag dat zijn live-cassette werd gepresenteerd.

De nasleep van zijn dood verliep geheel in stijl. Zo was twintig procent van de opbrengst van de cassettes eigenlijk bestemd voor de daklozenopvang van Austin, maar dat geld was nu hard nodig voor Foley’s begrafenis – die op haar beurt ook niet de schoonheidsprijs verdiende. Tijdens de rit naar het kerkhof verdwaalde tweederde van de aanwezigen en miste zodoende de teraardebestelling.

En er werd nog iets gemist. Townes van Zandt en de gebroeders Waddell (Van Zandts drummer en bassist) praatten daags na de begrafenis over de gitaar die bij de lommerd lag –maar het briefje was onvindbaar. Er was nog maar één mogelijkheid: het moest nog in Foley’s jas zitten.

Het drietal leende een schep, toog naar het kerkhof en haalde zonder al te veel moeite (de aarde was nog vers) de kist naar boven. Daar lag de brombeer vredig in zijn jas, met –jawel- het briefje van de lommerd in het borstzakje. Foley werd weer opgeborgen, het trio keerde tevreden huiswaarts en de Takamine kwam in goede handen.

Naschrift januari 2019:

Na het uitkomen van Live at the Austin Outhouse rees de ster van Foley steeds hoger en kwamen er in de loop der jaren meer verloren gewaande opnamen boven water. In 2004 kwam de liveplaat Oval Room uit.

Een jaar later gevolgd door het studioalbum Wanted More Dead Than Alive. It had almost disappeared until, many years after Blaze died, a friend who was cleaning out his car discovered what sounded like the Bee Creek recording sessions on which he and other musicians had performed. This album was Foley’s last studio project and he was scheduled to tour the UK with Townes Van Zandt in support of the album. When Foley died, his attorney immediately nullified the recording contract and the master tapes subsequently went missing (and reportedly were lost in a flood).

In 2010 kwam Fat Possum Records met vroege opnamen van Fole op de proppen die ergens in Georgia 25 jaar onderin een kast hadden gelegen. De tapes werden afgestoft en uitgebracht als de verzamelplaat The Dawg Years (1975-1978). In dat jaar verscheen ook de plaat Sittin’ by the Road.

Een jaar later kwam de documentaire Duct Tape Messiah van regisseur Kevin Triplett uit.

Ook de verloren gewaande opnamen met begeleidingsband Muscle Shoals Horns kwamen als bij toverslag weer tevoorschijn: The Lost Muscle Shoals Recordings werden in 2017 uitgebracht.

Aanbevelenswaardig is ook de reeks Mike Judge presents: Tales From The Tour Bus (2017) waarin Judge voornamelijk onaangepaste muzikanten portretteert. De laatste aflevering over Blaze Foley is misschien wel de mooiste. Met een mooie bijrol voor zijn vriend Townes van Zandt, die overigens ook al jong -op z’n 52ste- stierf, op nieuwjaarsdag 1997.

Met het verschijnen van de bioscoopfilm Blaze, bereikt de Blaze-revival z’n voorlopige hoogtepunt. Dit regiedebuut van Hawke is gebaseerd op het boek uit 2008 van Sybil Rosen, de weduwe van Foley: Living in the Woods in a Tree: Remembering Blaze Foley.

En herinneren zullen we hem.

Mijn gekozen waardering € -

Schrijft en fotografeert sinds 1998 voor kranten, tijdschriften en online. Oprichter/eigenaar van www.iederverdienteenboek.nl
Maakt graag lange reportages, waarbij hij uiteenlopende mensen voor langere tijd volgt. Dat kunnen sporters of muzikanten zijn, maar ook drugsverslaafden tijdens een Lourdes-reis.
Publiceerde de boeken "Onder Marokkanen" (2006), "Bezeten" (biografie over Ton Boot, 2009) en Rock City - Verhalen uit muziekstad Groningen (2017). Won in 2014 de Groninger Persprijs .
Woont en werkt sinds 2006 in Groningen.