Boudewijn Büch: ‘Ik ben mijn eigen gebedsgenezer’

Schrijver, wereldreiziger, verzamelaar? Wie was Boudewijn Büch (1948-2002)? Het antwoord liet hij graag open. Op zijn minst was hij ook een goed entertainer, bleek toen hij medio jaren negentig langs zalen en theaters toerde. Daar schoffelde hij allerlei mythes over zichzelf omver — ‘Ik zit niet romantisch, met een kaarsje op tafel, aan mijn oeuvre te timmeren’ — om ze gelijk weer door nieuwe te vervangen. Boudewijn Büch maakte in totaal zes verschillende shows, tot zijn onverwachte overlijden. Bij zijn eerste show: Büch denkt hardop (1995-’96) sprak ik hem. Niet onverwacht werd dat ook een Büch-optreden, maar dan in zijn eigen huiskamer, omgeven door boeken en memorabilia.

Je kunt Büch kennen van dat dunne boekje op je literatuurlijst, van verafgelegen eilanden, van de uitgestorven dodo. Sinds kort ook van zijn optreden in het buurttheater. Een schrijversavond? Boudewijn Büch: ‘Niet dat ik dan voorlees. Dat kan ik helemaal niet, ik sta dan een beetje lullig voor de microfoon te mompelen, dus dat doe ik niet. Nee, ik kijk naar de zaal en dan denk ik: dit is een goed publiek om de zegeningen van Drenthe te bespreken. Of: dit lijken me énige mensen om te vertellen hoe vréselijk het is om te reizen. En dat is evident, want waarom verplicht ik me om zes maanden per jaar in kutkamertjes te zitten om een reisprogramma te maken, terwijl ik in een prachtig huis woon? Ik begrijp het zelf ook niet.’

‘Ik maak jaarlijks 25 uur televisie over reizen. Moet ik op die avonden nog meer lullen over hoe mooi de Galápagos Eilanden zijn? Die zijn helemaal niet mooi, het zijn verschrikkelijke kuteilanden. “Meent u dat allemaal?”, vragen mijn toehoorders dan geschrokken. Ze vinden me wel grappig, een beetje satanisch. Steeds vaker hoor ik dat het op cabaret lijkt. Deze avonden vind ik echt het állerleukste wat ik doe.’

Drummer

‘Ik probeer het beeld dat mensen van me hebben te verstoren. Ze denken dat ik heel romantisch — met een kaarsje op tafel — aan mijn oeuvre zit te timmeren. Welnee, computer aan en schrijven. Ik heb nooit enige literaire strapatsen gehad. Als ik alles van tevoren had geweten, was ik drummer in een popband geworden. Stel ik loop met Harry Mulisch (schrijver, overleden in 2010 – MS) over straat. Dan knikken mensen deftig naar hem en mompelen iets over zijn werk. Mij tikken ze op de schouder: “Hé Buchie” — die umlaut kan niemand meer uitspreken — “leuk boekie, joh”.’

‘Mensen identificeren zich kennelijk met mij. Ze zien me een beetje als de boy next door, benaderbaar. Niet dat ik dat vervelend vind. Je moet überhaupt niet over de tol van de roem klagen, want dan moet je dit werk niet doen. Niemand heeft mij gedwongen te schrijven.’

‘Sterkte’

‘Het publiek denkt vaak dat ik mijn boeken bén, dus dat ik de hele dag thuis zit te snikken. Stel dat mijn werk nogal klagerig en ellendig is, dan wil dat niet zeggen dat ik dat verder mijn leven ook ben. Er gebeuren soms echt krankzinnige dingen. Mensen die me een jaar na het verschijnen van een boek in de arm knijpen, en dan meelevend: “Sterkte”.’

‘Ik wil zo naturel mogelijk zijn. Ik praat niet raar op televisie; in mijn boeken tref je geen beeldspraak aan, op de planken geen theatrale effecten. Ik kan het niet. Ik vind de werkelijkheid al fantastisch genoeg, maar mensen spélen graag theater, alles wordt er interessanter gemaakt dan het is, uitvergroot, en dat geldt ook voor de letteren en voor reizen. Ik kan dat niet spelen, hoewel ik het wel fantastisch vind om te zien hoe anderen dat doen.’

‘Optreden doe ik echt voor mijn eigen genoegen. Als ik al die mensen zie, gebeurt er namelijk iets met me. Top! Heerlijk, een feestje. Het liefst zou ik vóór de voorstellingen tussen het publiek lopen en koffie inschenken. Ik besta pas zodra de chemie met de zaal werkt en ik het publiek mag temmen. Ik ben mijn eigen gebedsgenezer. Voor mijn psychische en lichamelijke gezondheid heb ik dit werk nodig. En het maakt me dan ook niet uit of ik in het buurthuis in Lutjegast sta, of in het theater in Enschede.’

Mijn gekozen waardering € -