Chris Froome wetenschappelijk ontleed

Chris Froome is topfavoriet voor de eindzege in de komende Tour. Is de Brit fysiologisch zo uitzonderlijk? Spelen de ovalen voorbladen op zijn fiets, zijn hoge beentempo, de ketonendrank of andere innovatieve ‘trucs’ een rol bij zijn prestaties? Laten we ‘Froomey’ eens langs de wetenschappelijke lat leggen.

De Tour lag al 22 dagen achter hem. En over 5 dagen pas zou de Vuelta van start gaan. Toch moest Chris Froome ook nu weer diep gaan. Zonder een meter vooruit te komen, fietste de Brit zich het snot voor de ogen. Om precies te zijn: hij fietste het snot in het blauwe masker dat over zijn neus en mond was getrokken. Vanuit het masker liepen slangetjes naar een apparaat dat zijn ademhalingsgassen analyseerde. Schuin voor hem stond een computerscherm waarop allerhande grafiekjes en getallen in kekke kleurtjes zijn lichaamstemperatuur, zijn hartslag en andere variabelen weergaven. Froome was bezig met een fietstest in het inspanningslaboratorium van GlaxoSmithKline in west-Londen. Het was midden augustus 2015.

Rondom Froome stond een viertal wetenschappers de Brit aan te moedigen om alles te geven. Hard nodig was dat niet want hij was tot op het bot gemotiveerd. Niet zozeer om de wetenschap een plezier te doen. Hij was hier om de kritische journalisten en zogenaamde wielerliefhebbers die hem de afgelopen Tour het leven zo zuur maakten, tegemoet te komen. De continue stroom van verdachtmakingen dat zijn prestaties op onnatuurlijke wijze tot stand zouden komen, het moest eens afgelopen zijn. Dat in de 14e etappe een toeschouwer luidkeels ‘Gedrogeerd!’ tegen hem schreeuwde was nog daar aan toe, maar dat diezelfde kerel ook nog een plens lauwe pis over hem heen gooide, ging hem echt te ver. En de Franse kranten, die gooiden alleen maar meer olie op het vuur. In zijn column in Le Monde betoogde zelfbenoemd dopingstrijder en voormalig coach van de beruchte Festina ploeg Antoine Vayer dat Froomes fiets eens binnenstebuiten gekeerd moest worden om te zien of er écht geen motortje in zat. En als dat er niet was, dan moest de Brit de motor in zijn eigen lijf maar eens binnenstebuiten laten keren. Vayer wilde wel eens weten hoe bijzonder die was. Hij moest het momenteel namelijk doen met schattingen van Froomes vermogen die waren gebaseerd op klimtijden van de Brit. En die waren af en toe best verdacht, vond Vayer. Er was maar één oplossing: Froome moest zich bloot geven. Door een gedegen inspanningstest in een wetenschappelijk laboratorium te ondergaan en die data openbaar te maken.

Raderwerk

Met ontbloot bovenlijf verliet Froome de ruimte waar hij zojuist alles had gegeven. De test was geslaagd, vertelden de wetenschappers. De getallen: Froome had een maximale zuurstofopname van 5,9 liter per minuut, een efficiëntie van 23 procent en een piek vermogen van 525 Watt. “Deze waarden zo mooi gecombineerd kom ik in geen enkele renner van de Roompot ploeg tegen,” vertelt Guido Vroemen, inspanningsfysioloog en sportarts bij team Roompot. “Maar zo buitenaards zijn ze ook weer niet. Dit is wat je verwacht bij toprenners.”

Froomes maximale zuurstofopname ligt net iets lager dan de waarden die wetenschappers rapporteerden voor Lance Armstrong en Miguel Indurain (6,1 en 6,4 liter per minuut, respectievelijk) toen zij een inspanningsonderzoek ondergingen. Een hoge maximale zuurstofopname geeft aan dat een sporter veel zuurstof kan gebruiken om energie te produceren via de verbranding van koolhydraten en vetten. Maar dat hij daarmee meteen een goede wielrenner is, zo is het ook weer niet, legt Vroemen uit. “Het is een voorwaarde voor een goed uithoudingsvermogen, maar slechts één van de tandwielen in het hele raderwerk. Want de wereldrecordhouder op de marathon heeft een vergelijkbaar hoge zuurstofopname maar als je die op een fiets zet, kan hij heus niet zomaar mee met de Tour.”

Koffiemolen

Het gaat erom hoeveel van de geproduceerde energie kan worden gebruikt om vooruit te komen. Efficiëntie dus. Die is bij het wielrennen niet heel hoog. “Het menselijk lichaam is niet gemaakt om te fietsen. Meer dan driekwart van wat een renner verbrandt wordt aan warmte afgegeven”, aldus Vroemen. “En in tegenstelling tot bijvoorbeeld hardlopen, valt er bij het wielrennen ook niet zoveel aan efficiëntie te winnen, hoogstens een paar procenten.” Dat liet Armstrong zien: tussen 1993 en 2000 nam de waarde bij de Amerikaan toe van 21,2 naar 23 procent, vergelijkbaar met de efficiëntie waarmee Froome tijdens zijn huidige test trapte.

Froome had voor de test zijn eigen fiets meegebracht. Met daarop een ovalen voorblad gemonteerd. Of hij daar voordeel bij heeft: Vroemen denkt van wel. Maar voegt hij daaraan toe, dat is puur vanuit mijn eigen ervaring en niet gestoeld op enig wetenschappelijk bewijs. “Ik ben gekleurd want ik gebruik ze ook. Het is een verkoperspraatje dat je er harder van gaat fietsen, dat is het niet.” Een studie van Spaanse wetenschappers uit 2014 vond inderdaad geen enkel verschil in de fysiologische respons van topwielrenners tijdens een inspanningstest wanneer zij die uitvoerden op een fiets met een ovalen of met een rond voorblad. Toch denkt Vroemen dat het wel voordeel kan geven wanneer de bovenbeenspieren zich er na langdurige training op aangepast hebben. “Ik denk dat je met een ovalen blad efficiënter kunt trappen wanneer je je meer focust op het duwen dan het trekken tijdens het trappen. Met een ovalen blad rij je in de duw fase van de pedaalcyclus met een groter verzet; met de spieren die dan actief zijn, de quadriceps en gluteus maximus, kun je veel arbeid verrichten omdat ze groter en sterker zijn dan de spieren die gebruikt worden in de trek fase.” Maar het wetenschappelijk bewijs hiervoor zal nooit komen, vermoedt Vroemen. “De grote fabrikanten zijn niet geïnteresseerd. Die hebben geen ovalen bladen in hun assortiment. Het risico dat je ketting eraf loopt tijdens het schakelen is een stuk groter met een ovalen voorblad, zoiets wil je niet verkopen als fabrikant.”

Als we het dan toch over de pedaalcyclus hebben, hoe zit het dan met dat ‘koffiemolentje’ van Froome? In vergelijking met zijn concurrenten trapt de Brit een lichter verzet maar moet hij om hetzelfde vermogen te leveren wel de pedalen sneller rondtrappen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat professionele wielrenners, bij eenzelfde belasting, het minste energie verbruiken wanneer ze de pedalen tussen de 80 en 100 omwentelingen per minuut laten rondgaan. Froome zit aan de bovenkant hiervan, in ieder geval op het vlakke want bergop moet elke renner omlaag met zijn beentempo. De hoge cadans heeft met zijn spieropbouw te maken, legt Vroemen uit. “Froome heeft relatief veel type 1 spiervezels, die zijn geschikter voor de lange duur en kunnen beter vetten verbranden. Maar omdat ze minder kracht leveren, moet hij met een hoger tempo trappen. Sprinters daarentegen kunnen vaak met een lagere frequentie uit de voeten omdat zij meer type 2A en 2B vezels hebben. Die genereren meer kracht maar raken ook sneller uitgeput.”

Vermogen

Een hoge maximale zuurstofopname en prima efficiëntie voor Froome dus. Maar uiteindelijk draait het maar om één ding, en dat is hoe hard de Brit kan knallen tijdens die beslissende tijdrit en of hij voldoende ‘macht’ heeft om zijn concurrenten eraf te rijden in die cruciale Alpenetappe. Daarvoor moeten we kijken naar het vermogen dat hij kan leveren, een getal dat zo’n beetje als heilig wordt gezien in het huidige wielrennen. De 525 Watt die Froome maximaal trapt zegt niet zoveel -Indurain noteerde bijvoorbeeld 572 Watt en échte sprinters zitten daar weer een eind boven- maar wél het hoogste vermogen dat hij langere tijd kan leveren zonder dat het melkzuur uit zijn oren spuit. Froome scoorde 419 Watt voor dit zogeheten anaerobe drempelvermogen, een stuk lager dan Indurain noteerde (505 Watt) maar omdat elke kilogram die een renner moet meezeulen met name heuvelop er eentje teveel is, wordt het vermogen gecorrigeerd voor het lichaamsgewicht. Dan komt Froome (70 kilogram tijdens de test geeft 5,9 Watt per kilogram) aardig in de buurt van Indurain in zijn beste dagen (81 kilogram; 6,2 Watt per kilogram). Niet bovennatuurlijk volgens Vroemen, want voor inspanningsfysiologen ligt de grens van het menselijk prestatievermogen nog een stukje hoger, op 6,4 Watt per kilogram.

Deze waarden lijken schamel af te steken tegen de getallen die tijdens de afgelopen Giro in de media verschenen: Dumoulin en Quintana zouden tijdens de beklimming van de Oropa een vermogen van 6,6 en zelfs 6,75 Watt per kilogram geleverd hebben. De bron hiervan is de website ChronosWatts, een initiatief van Antoine Vayer. Vroemen legt uit dat deze waarden met een korrel zout genomen moeten worden. “Het zijn schattingen met een aantal onzekerheden. Ze klokken hoe lang een renner over een klim doet en aan de hand van de lengte van die klim en het hoogteverschil berekenen ze het geleverde vermogen. Daarbij moeten ze een schatting maken van het gewicht van de renner en zijn fiets, want die gegevens hebben ze niet. Verder houden ze geen rekening met hoe de wind staat en of er in een groep gereden wordt. Maar het belangrijkste bezwaar is dat zelfs met de beste schattingen deze getallen pas in de buurt van het echte anaerobe drempelvermogen komen als een beklimming ongeveer één uur duurt. Bij een kortere beklimming kunnen renners namelijk wel boven de 6,4 Watt per kilo gaan. Om dan een goede vergelijking te maken, moet hiervoor gecorrigeerd worden.”

Gamechanger

De 5,9 Watt per kilogram die Froome voor zijn anaerobe drempelvermogen scoorde, deed hij overigens bij kamertemperatuur (19,5 graad) en een relatieve luchtvochtigheid van 49,5 procent. Toen hij de test herhaalde in een klimaatkamer waarbij een broeierige julidag werd nagebootst (temperatuur 30 graden, relatieve luchtvochtigheid 60 procent), ging de Brit nog iets beter presteren. Zijn anaeroob drempelvermogen steeg naar 6,1 Watt per kilogram en ook de efficiëntie van het fietsen verbeterde lichtjes. Bovendien warmde het binnenste van zijn lichaam amper op: Froomes kerntemperatuur kwam pas tijdens een hoge fietsintensiteit boven de 38 graden uit. “Opvallend”, zegt Thijs Eijsvogels, als inspanningsfysioloog werkzaam in het Radboudumc in Nijmegen. “Dit gaat echt tegen de normale respons in. Met name de 60 procent relatieve luchtvochtigheid is daarbij een gamechanger. Die vraagt echt om een aanpassing van het lichaam.” Tijdens een verkennende studie bij een aantal zeilers uit het Nederlandse team constateerde Eijsvogels dat het lichaam op twee gedachten hinkt wanneer de omgevingstemperatuur omhoog gaat. Eijsvogels: “Bij sommige deelnemers is er meer focus op een goede thermoregulatie maar dit gaat dan wel ten koste van hun prestatie. Bij anderen zien we juist dat het lichaam zijn temperatuurcontrole wat los laat in de warmte. Daardoor stijgt hun kerntemperatuur maar is er amper prestatieverlies. Het lichaam lijkt dus te kiezen voor óf een goede temperatuurregulatie óf voor het behoud van de prestatie. Hierin lijkt Froome uniek, die kan én zijn temperatuur goed regelen én goed blijven presteren.”

Eijsvogels plaatst wel een belangrijke kanttekening bij de test die Froome onderging. “Er zal wel een ventilator hebben gestaan, maar wat niet nagebootst wordt is de luchtstroom die een fietser normaal genereert. Die helpt hem zijn warmte kwijt te raken via verdamping. Verder is het gewoon één test die Froome doet bij éénzelfde hoge temperatuur en luchtvochtigheid, waarvan het niet helemaal duidelijk is hoelang die duurt. Maar het wordt pas écht interessant om te weten hoe hij reageert als hij binnen een paar uur meerdere keren achter elkaar zo’n test ondergaat, net zoals tijdens een Alpenetappe.”

Dat Froomes lichaamsbouw hem helpt om goed met de warmte om te gaan, kan Eijsvogels zich goed voorstellen. “Hij is wat ze een ectomorf noemen. Een wandelende stickman. Hij heeft lange ledematen en daardoor een groot huidoppervlak ten opzichte van zijn spiermassa die verantwoordelijk is voor de geproduceerde warmte tijdens het wielrennen. Dat relatieve grote huidoppervlak zorgt ervoor dat hij veel van zijn warmte kwijt kan.”

Stokmannetje

Een stokmannetje dus. Maar wel eentje met voor een profwielrenner aardig wat vet: 9,5 procent toen de Brit de inspanningstest in 2015 onderging. Dat is heel wat meer dan de 5 à 6 procent die vaak in het peloton gerapporteerd wordt. En het was aan het begin van zijn profcarrière nog veel erger. Bij een inspanningstest in 2007 woog Froome bijna 5 kilo meer en was zijn vetpercentage 16,9 procent. Tijdens die eerdere test leverde Froome een maximaal vermogen van 540 Watt, 15 Watt meer dan in 2015. Volgens hoofdonderzoeker Jeroen Swart een teken dat Froomes motor er toen al was maar dat die alleen het vet moest kwijtraken.

Afvallen en diëten, het is niet alleen hét onderwerp van gesprek in de modellenwereld maar ook in het profpeloton. Ook voor Froome, zoals is te lezen in zijn autobiografie ‘The Climb’. Wanneer hij in zijn jonge jaren in Kenia en Zuid-Afrika een lange tocht ging fietsen, deed hij dat het liefst zonder ontbijt. “Dat kan geen kwaad tijdens een training in het voorseizoen”, legt Philippe Pinckaers, onderzoeker bij de vakgroep Bewegingswetenschappen van het MaastrichtUMC+, uit. “Een sporter wil op die manier de vetverbranding in zijn spieren stimuleren. Dat kan in een gevaste toestand of met een dieet met weinig koolhydraten. Maar tijdens een wedstrijd zijn koolhydraten wel nodig omdat ze in tegenstelling tot vetten ook bij een hoge intensiteit verbrand kunnen worden.” Sinds zijn intrede bij de Sky ploeg gaat Froome ook voor meer eiwitten in zijn dieet. Logisch, vindt Pinckaers. “Vanuit experimenten met krachtsporters weten we hoe belangrijk het is om na inspanning spieren met voldoende eiwit te voeden. Niet alleen om de beschadigde spieren te laten herstellen maar ook voor spiergroei en adaptatie. Hoewel er weinig onderzoek met duursporters is gedaan, zal dit ook voor hen gelden.”

Froome geeft zelf aan tijdens een grote ronde nog 3 tot 4 kilogram af te vallen. Wanneer Swart Froomes vermogen en zuurstofopname hierop doorrekent, komt hij uit op de hoogste getallen per lichaamsgewicht ooit gerapporteerd in de wetenschappelijke literatuur. Maar Vroemen gaat hier niet zomaar in mee. “Ik zou voorzichtig zijn met zo’n extrapolatie want als je 3 tot 4 kilo verliest tijdens een ronde, dan verlies je waarschijnlijk ook wat spiermassa. En dan gaan je vermogen en zuurstofopname achteruit.”

Medicijnkist

Praat je over wielrenners die willen afvallen, komen onherroepelijk de corticosteroïden om de hoek kijken. De Sky ploeg kwam vorig jaar stevig onder vuur te liggen toen duidelijk werd dat hun kopman van het eerste uur, Bradley Wiggins, tot drie keer toe voor een grote ronde een injectie van het verboden middel triamcinolonacetonide had gehad. Met een medisch attest weliswaar, dus met toestemming van de wereldwielerbond UCI en het wereldantidopingagentschap WADA. Het riep bij dopingstrijders en menige oud-renner de vraag op: nam Wiggins dit ‘paardenmiddel’ echt alleen vanwege zijn vermeende allergieën? Of wilde hij misschien snel wat kilo’s kwijtraken? Dat vervolgens dit jaar naar buiten kwam dat de ploeg tussen 2010 en 2013 een voorraad voor 55 injecties van triamcinolon had aangelegd, leidde logischerwijs tot nog meer vraagtekens. Froome vertelde vorige week tegen de Guardian dat de triamcinolon in ieder geval niet in zijn lijf terecht gekomen was. Maar óók hij kreeg eerder een medisch attest om corticosteroïden te nemen. Dat was tijdens de eerste week van de ronde van Romandië in 2014, toen Froome prednisolon kreeg voorgeschreven vanwege een luchtweginfectie. Het middel bood hem voldoende soelaas om de ronde op zijn naam te schrijven.

Dat corticosteroïden een renner helpen om kilo’s kwijt te raken, leidt amper twijfel. Ze zorgen dat het lichaam in de ‘afbraakstand’ komt te staan en de vetverbranding toeneemt. Maar wetenschappers zien corticosteroïden niet als prestatiebevorderend, misschien wel eerder als prestatieverlagend omdat ze op termijn ook tot spierafbraak leiden. Dopingdeskundige Harm Kuipers en zijn collega’s aan de universiteit van Maastricht voerden in 2008 een dubbelblinde studie in goedgetrainde wielrenners en roeiers uit en zij vonden geen enkel effect van het corticosteroïd budesonide op het maximale vermogen op een fietsergometer. Ook een eerdere studie van hoogleraar psychologie Joop Hueting in profwielrenners rapporteerde geen effect op het maximale trapvermogen van de ‘gedrogeerde’ renners maar wél op hun fitheidsgevoel: ze gaven aan meer kracht te hebben en zich minder vermoeid te voelen, ondanks de onveranderde prestatie. Dat corticosteroïden een euforisch gevoel kunnen geven is vaker gerapporteerd, zowel in het medische circuit als in het wielerpeloton.

Overigens zijn corticosteroïden wel toegestaan buiten de wielerwedstrijden om (out-of-competition) en ook wanneer ze lokaal worden toegediend. Inhalers mogen derhalve gewoon gebruikt worden, wat het leven van een boel renners een stuk makkelijker maakt; geschat wordt dat de helft van het profpeloton met astmatische klachten rondfietst. Froome is één van hen, zo bleek toen de Brit tijdens een rit in de Dauphiné in 2014 een puffertje tevoorschijn haalde. Toen de Brit later verklaarde al vanaf zijn jeugdjaren last te hebben van inspanningsastma, deed dat menige wenkbrauw fronsen omdat hij hierover niets geschreven had in zijn autobiografie, laat staan ooit verteld in de media. Behalve een dagelijkse puff van het corticosteroïd fluticason dient de Brit wanneer nodig ook een puff van de luchtwegverwijder salbutamol toe, heeft hij verklaard. Zolang hij onder de 1600 microgram salbutamol per dag blijft, mag dat van de dopingautoriteiten. Heeft hij een hogere dosering nodig, dan is daarvoor een medisch attest vereist.

Keren we het medicijnkistje van Froome helemaal om, dan komen we ook nog fluimicil tegen. Precies, hetzelfde fluimicil dat in 2011 in de veelbesproken ‘Jiffy bag’ vanuit Londen naar Genève werd gevlogen om Wiggins van zijn vastzittend slijm tijdens de Dauphiné af te helpen. Froome heeft toegeven dat hij in zijn diensttijd bij Barloworld het middel ingespoten kreeg van de teamdokter. Is dat doping? Nou nee. Want ook al gaat de suggestie dat fluimicil als anti-oxidant de prestatie kan bevorderen, ontbreekt wetenschappelijk bewijs hiervoor en staat het middel niet op de dopinglijst. En die injecties dan? Die werden aan Froome gegeven voordat de ‘no needle policy’ van kracht ging in het profpeloton.

Romantische worm

Tijdens zijn Barloworld jaren kon Froome weinig potten breken. Ook in zijn begintijd bij Sky vielen zijn prestaties niet erg op. Ja, op een topdag leek hij wel eens iets van zijn brille te tonen maar de volgende dag werd zo’n lichtpuntje weer gedoofd door een mindere prestatie. Froome wijt zijn wisselvalligheid achteraf aan de bilharzia die hij onder de leden had zonder dat hij het wist. In 2010 kreeg hij de diagnose voor het eerst te horen.

Bilharzia dus. Tegenwoordig ook wel bekend als schistosomiasis. Het is een infectie met de meest romantische parasitaire worm ter aarde, zegt internist Meta Roestenberg, die werkzaam is bij de afdeling Parasitologie en Infectieziekten in het LUMC in Leiden. “Na binnenkomst in het lichaam omarmt een mannetjesworm een vrouwtje en zij nestelen zich vervolgens innig omstrengeld samen in de bloedvaten. Nadat de vrouwtjesworm eitjes heeft gelegd, kunnen die in het omliggende weefsel terecht komen, met name in de darmen en in de blaas.” Froome is niet de enige bij wie bilharzia lange tijd niet werd opgemerkt. Roestenberg: “Het is een van de verwaarloosde tropische ziekten. Miljoenen mensen hebben het zonder het te weten omdat ze geen klachten ervan hebben. Dat komt omdat het afweersysteem niet in werking treedt tegen de wormen, die zich als het ware onzichtbaar maken. Wel tegen de eitjes maar daar merk je pas écht iets van als het er heel veel zijn en je herhaaldelijk in contact bent gekomen met water waar de wormen in leven.”

Door de afwezigheid van een serieuze ontstekingsreactie kan Roestenberg zich moeilijk voorstellen dat bilharzia de prestatie tijdens inspanning beïnvloedt. “Maar ik heb helaas nooit mijn patiënten op een fietsergometer gezet, laat staan dat daar serieus wetenschappelijk onderzoek naar is verricht.” Bloedarmoede misschien omdat de worm zich voedt op rode bloedcellen? “Ook dat kan ik me haast niet voorstellen omdat de worm zo ontzettend klein is. Je vindt wel een verhoogd aantal eosinofielen, een bepaald type witte bloedcellen.”

Na zijn diagnose werd Froome behandeld met het wormdodend middel Biltricide. Een behandeling van één dag die alle volwassen wormen in het lichaam doodt. Volgens Froome een dusdanig heftige pil dat hij een week lang de fiets niet kon aanraken. Die uitspraak verbaast Roestenberg enigszins. “Het heeft wat milde bijwerkingen zoals duizeligheid en misselijkheid, maar het is echt geen zwaar middel. We geven het aan miljoenen kinderen in de wereld, zonder probleem. Ja, het is een vieze pil, dat wel.” Omdat het middel alleen de volwassen wormen doodt, raden artsen patiënten aan de behandeling in ieder geval nog één keer te herhalen. Vreemd dus dat Froome naar eigen zeggen vijf behandelingen in 2,5 jaar kreeg, maar wellicht dat de Brit tijdens zijn familiebezoekjes in Kenia herhaaldelijk verkoeling in besmet water zocht.

Wonderdrankje

Wie zich verdiept in Froomes opmerkelijke carrière en zijn uitzonderlijke prestaties komt uiteindelijk altijd in het moeras van de ‘marginale winsten’ terecht. Het optimaliseren van alle onderdelen waar een wielrenner baat bij kan hebben, team Sky gaat er prat op. Renners die in hotels op hun eigen matras en kussen slapen, het mixen van water met ananassap zodat het wat lekkerder smaakt, op rollers uitfietsen na een wedstrijd, testen doen in een windtunnel, de handen goed wassen om infecties te vermijden, om er maar eens een paar te noemen. Soms zijn het foefjes die bijna lachwekkend aandoen, meestal gaat het om aanpassingen die als heel normaal worden gezien in de professionele sport.

Maar toen Sky in 2015 met de mysterieuze drank deltaG in het nieuws kwam, bleek dit geen normaal sportdrankje. De drank met daarin een ketonenoplossing was ontwikkeld door onderzoekers van Oxford en niet commercieel verkrijgbaar. Alleen een aantal Engelse sporters konden over het drankje beschikken, zo ook de Sky renners. Froome heeft overigens altijd ontkend dat hij de ketonendrank gebruikte.

Uit theoretisch oogpunt klinkt het veelbelovend. Ketonen vormen een alternatieve brandstof voor spieren en kunnen op die manier zorgen dat de koolhydraatvoorraden langer op peil blijven. Ook zouden ketonen de vetverbranding stimuleren. Maar wetenschappelijk bewijs hiervoor is nog mager, vertelt Pinckaers. Met zijn collega’s schreef hij dit jaar een overzichtsartikel met de veelzeggende titel ‘Ketone bodies and exercise performance: the next magic bullet or merely hype?’. “Sommige studies suggereren juist dat ketonen een negatieve invloed hebben op de verbranding van koolhydraten en vetten. De precieze effecten van ketonen op de stofwisseling zijn onder andere afhankelijk van iemands voedingstoestand en het aanbod van ketonen, koolhydraten en vetten, dat is onvoldoende uitgezocht”, vat Pinckaers de huidige stand van zaken samen.

Of ketonen de prestatie verbeteren, Pinckaers durft zijn hand er niet voor in het vuur te steken. De onderzoekers uit Oxford menen van wel. In de patentaanvraag voor de deltaG drank maken ze bijvoorbeeld gewag van een 1 tot 2 procent verbetering in de roeiprestatie. Recent publiceerde de groep een dubbelblinde studie in 8 goed getrainde duursporters: na een uur redelijk intensief fietsen moesten de proefpersonen nog een half uur lang voluit gaan. Wat bleek: 7 van de 8 proefpersonen kwamen na het drinken van de ketonengroep verder dan wanneer ze een nepdrankje kregen. Gemiddeld genomen was dat 411 meter op een totale afstand van zo’n twintig kilometer.

Levensgevaarlijk

Vooruitblikkend op de Tour de France van 2017 is het de vraag met welke nieuw trucje de Skyploeg en Chris Froome nu weer voor de dag zullen komen. Vorig jaar verbaasde de Brit de wielerwereld tijdens de afdaling van de Peyresourde. Met zijn handen in de beugels, zijn kin op het stuur en zijn billen op de bovenstang van zijn fiets stak hij zijn concurrenten de loef af. De commentaren varieerden van ‘levensgevaarlijk’ tot ‘meesterlijk’. Maar Bert Blocken, hoogleraar aerodynamica aan de TU Eindhoven, liet al snel doorschemeren dat de nieuwe houding van Froome aerodynamisch helemaal niet zo voordelig was. Dit bleek uit computersimulaties die Blocken en zijn collega’s voor verschillende fietsposities hadden uitgevoerd.

Aerodynamisch of niet, de Brit bleef dit keer in ieder geval op zijn fiets zitten. Dat was wel eens anders want met name in zijn beginjaren stond Froome niet echt bekend om zijn stuurmanskunsten. ‘Crash Froome’ noemden zijn collega’s hem nadat hij tijdens de wereldkampioenschappen onder 23 jaar in de eerste bocht tegen een official was geknald. Vorig jaar moest hij rennend op de Mont Ventoux verder toen hij achterop een motor fietste. Hoe het hem verging in de Vuelta na zijn inspanningstest in 2015? Froome gaf op met een gebroken voet nadat hij in de koninginnenrit tegen een houten afzetting en een stenen muurtje was gebotst. Tegen zo’n malheur helpt geen ketonendrank of ovalen voorblad.

CV Chris Froome

Geboren: 20 mei 1985, Nairobi, Kenia; Nationaliteit: Brits

Wielerploegen: 2007, Konica Minolta; 2008-2009, Barloworld; 2010-nu, Sky

Beste prestaties: 3x winnaar Tour de France (2013, 2015, 2016), 7 ritzeges; 3x 2e Ronde van Spanje (2011, 2014, 2016), 3 ritzeges; 2x brons individuele tijdrit op de Olympische Spelen (2012, 2016)

Mijn gekozen waardering € -

Jurgen van Teeffelen (1968) is freelance wetenschapsjournalist sinds 2014. Tot die tijd werkte hij als gepromoveerd fysioloog aan universiteiten in Nederland (AMC, Maastricht) en de Verenigde Staten (Yale). Data in plaats van meningen vormen de basis van zijn artikelen. Jurgen schrijft graag over wetenschap in relatie tot sport en bewegen. Hij is auteur van 'Het maakbare uur - een zoektocht naar de ultieme wielerprestatie' en mede-presentator van de 'Slimmer Presteren Podcast'.