De Brown’s Chicken Massacre (of hoe een brute roofoverval het bankroet betekende van een florende fastfoodketen)

De Brown's Chicken Massacre (1993 in Palatine, Illinois) staat te boek als een uit de hand gelopen roofoverval. Hoewel: eigenlijk was het vooral een brute slachtpartij, die zeven mensen het leven kostte. Saillant: de tot dan florerende fastfoodketen (300 filialen!) ging als gevolg van de moordpartij failliet, de kinderen van de franchisehouders bleven berooid achter, terwijl de tot levenslang veroordeelde hoofddader achter de tralies een half miljoen dollar aan smartengeld opstreek.

Palatine is een suburb ten noordwesten van Chicago, in Cook County. Tegenwoordig heeft het slaapstadje een kleine 70.000 inwoners, maar aan het begin van de jaren ’90 was het nog bijna de helft kleiner. Palatine ligt ingeklemd tussen Schaumburg (thuishaven van techgigant Motorola), Arlington Heights en Barrington, waar veel oud geld zich tussen de bossen en weiden heeft verschanst.

Doorgaans was en is er in Palatine weinig loos. De plaats heeft dan ook weinig om zich voor op de borst te slaan. Zanger Ted Nugent groeide er op, terwijl Palatine bovendien de thuisbasis is van de wereldberoemde Weber barbecuegrill. Maar daarmee hebben we de krenten wel uit de pap gehaald, want Palatine fungeert vooral als woonplaats van forenzen die werkzaam zijn bij Motorola, Sears (hoofdkwartier in het naburige Hoffman Estates) en in The City (Chicago).

Begin jaren 90 van de vorige eeuw staat er aan 190 W Northwest highway, op de hoek van Route 14 en N. Smith Street, een filiaal van Brown’s Chicken & Pasta. De fastfoodketen is in 1949 opgericht door John Brown in Bridgeview, IL, en is in 1993 uitgegroeid tot een keten met ruim driehonderd vestigingen in dertien Amerikaanse staten. De vestiging in Palatine wordt bestierd door het echtpaar Richard (50) en Lynn (49) Ehlenfeldt. De Ehlenfeldts hadden hun hele leven gespaard om de franchise van Brown’s in Palatine te kunnen overnemen. Dat deden ze in mei 1992. En wat waren ze trots op hun restaurantje.

Op zo’n viereneenhalve kilometer te zuiden van het restaurant, op ongeveer acht minuten rijden met de auto, ligt aan 1000 S. Quentin Road de grootste middelbare school van Palatine. William Fremd High School heet het, kortweg Fremd, genoemd naar de man die zo’n 45 jaar had gediend in verschillende schoolbesturen in de regio.

Het is op Fremd – home of the Fremd Vikings – dat Jim Degorski en Juan Luna elkaar leren kennen. Voor Degorski lijkt al als puber een criminele levensstijl in het verschiet te liggen. Het joch heeft al gauw een klein strafbladje opgebouwd. Hoewel nog maar twintig jaar staat, hij al bekend als wife beater. Dat etiket is welverdiend, nadat twee van z’n ex-vriendinnen aangifte deden van mishandeling. Ook brak hij met wat vrienden al eens in op een bouwplaats en hield de politie hem aan in een gestolen auto.

‘Hij heeft een kort lontje, is een stevige drinker en erg op zichzelf’, zo omschrijft z’n ex-vriendinnetje Kristin Smith hem tegenover de Chicago Tribune. Ze zegt dat hij haar regelmatig sloeg.

Bij hem thuis in de garage in Hoffman Estates, schept Degorski er samen met z’n maatje Juan Luna genoegen in om buurtkatten en andere kleine beesten te martelen. De twee lijken elkaar met hun voorliefde voor gruweldaden te hebben gevonden. Luna wilde echter meer, zo had hij zijn vriend op een onbewaakt ogenblik en in een vlaag van overmoed bekend. Luna wilde iemand vermoorden. Een mens, verduidelijkte hij. Degorski verblikte of verbloosde niet bij die ontboezeming. Integendeel.

‘Ik kan je wel helpen’, vertrouwde hij z’n buddy toe, terwijl hij verwoede pogingen deed om z’n enthousiasme te verbergen.

Het is de avond van de 8ste januari in 1993. Het is koud deze vrijdag. Het kwik wijst -6 aan en er ligt sneeuw op de grond. Het is inmiddels 21:00 uur geweest. De laatste klanten zijn  vertrokken uit het pand van Brown’s Chicken, want het is sluitingstijd. De frituren zijn uitgezet, de vloeren gedweild, en de tafeltjes afgenomen. Het enige wat Richard en Lynn Ehlenfeldt, en hun personeelsleden Guadalupe Maldonado (47), Thomas Mennes (32), Marcus Nellsen (31), Rico Solis (17) en Michael Castro (16) nog rest, is het opbergen van het eten. De dag zit er zo goed als op.

Buiten komt een aftandse Ford Tempo de parkeerplaats opgereden. De auto behoort toe aan de achttienjarige Juan Luna. Hij en Jim Degorski (20) stappen uit. Luna is niet onbekend met het restaurant. Hij heeft er tot afgelopen zomer gewerkt. De Ehlenfeldts waren zelfs nog even z’n baas geweest, tot hij in mei 1992 in goede verstandhouding z’n baan opzegde. Luna is dus precies op de hoogte van het reilen en zeilen van een Brown’s Chicken & Pasta op een vrijdagavond rond sluitingstijd. Luna weet ook dat er een kluis zit in de achterkamer van het pand, dat er een alarminstallatie ontbreekt, en dat de kans op aanwezigheid van klanten rond dat tijdstip het kleinst is.

De twee gaan zitten aan een tafeltje. Daar kibbelen ze er lustig op los. Luna heeft bij binnenkomst namelijk nog snel vier kippenpootjes besteld. Dom, voegt Degorski z’n maatje toe. ‘Vet laat vingerafdrukken achter, dumbass’, fulmineert hij.

De twee hebben hun plannen tot in de puntjes voorbereid. Zo dragen ze oude kleren en afgetrapte schoenen. ‘Die kunnen we na onze daad dan meteen weggooien’, hebben ze bedacht. Hun zakken zitten vol met .38-kaliber kogels. Over het motief van de twee kan dan ook geen enkele twijfel bestaan. Ze lopen daarom ook eerst naar de achterdeur van het restaurant, die normaliter alleen door het personeel wordt gebruikt. Die achterdeur barricaderen ze maar vast, voor het geval iemand straks poogt te ontsnappen. Ze lopen echter weer om het gebouw heen om via de voordeur naar binnen te gaan, als normale klanten. Luna opent de deur met de mouw van zijn trui over zijn hand, om geen vingerafdrukken achter te laten. En hoewel de klok dan al vier minuten over negen aanwijst, worden ze hartelijk begroet. De Ehlenfeldts hebben namelijk hart voor de zaak. Iedere klant is er één, sluitingstijd of niet.

De twee gaan zitten aan een tafeltje. Daar kibbelen ze er lustig op los. Luna heeft bij binnenkomst namelijk nog snel vier kippenpootjes besteld. Dom, voegt Degorski z’n maatje toe.

‘Vet laat vingerafdrukken achter, dumbass’, fulmineert hij. ‘Vingerafdrukken kunnen alles verpesten.’

Luna haalt z’n schouders op en begint aan een pootje te kluiven. Maar als Degorski door gaat met mopperen, gooit hij de rest toch maar in de afvalbak. Ze zijn hier per slot van rekening niet om te eten, realiseert Luna zich, en in navolging van Degorski trekt hij onder de tafel z’n meegebrachte latex-handschoenen aan.

‘Let’s do it’, zegt Degorksi.

‘Go’, knikt Luna.

De twee staan op en lopen naar de balie. ‘Dit is een overval’, zegt Degorski kalm, terwijl hij z’n revolver laat zien. Tom Mennes, één van de employees, springt over de balie en probeert te vluchten. Degorski bedenkt zich niet, en schiet hem in z’n rug.

‘I’m shot!’, schreeuwt Mennes, terwijl hij kermend ter aarde stort.

‘Draai je om’, snauwt Juan Luna, en snijdt op hetzelfde moment in één vloeiende beweging de keel van Lynn Ehlenfeldt door. ‘You bitch’, voegt hij haar nog toe.

Degorski sleept het lichaam vervolgens in één van de vriezers. Hij schreeuwt tegen de anderen dat ze daar ook naar binnen moeten gaan. De meesten doen verstijfd van angst wat van z’n gevraagd wordt, maar ook Marcus Nellsen probeert via de achterdeur te vluchten. Degorski slaat ‘m met z’n revolver op het hoofd.

Luna, gewapend met een mes, zegt tegen Lynn Ehrenfeldt dat ze de de kluis moet openen. ‘En rap een beetje’, spoort hij haar aan.

Maar dat valt niet mee. Ze is bang en trilt dat het een aard heeft. Toch slaagt ze erin de kluis te openen, al is haar gestuntel bij Luna op z’n zenuwen gaan werken.

‘Draai je om’, snauwt hij, en snijdt op hetzelfde moment in één vloeiende beweging haar keel door. ‘You bitch’, voegt hij haar nog toe.

Waarom hij dat deed?, werd hem later tijdens zijn verhoor gevraagd. ‘Ik denk gewoon dat de spanning me even te veel werd’, antwoordde hij, schouderophalend.

‘Don’t shoot us, please don’t shoot us’, klinkt het in koor vanuit de vriezer. Degorski hoort het aan, terwijl hij neuriënd het bloed van Lynn Ehrenfeldt opdweilt. Dan voegt hij zich bij Luna, die moet zorgen dat er niemand ontsnapt, in de vriezer. Daarop worden één voor één de slachtoffers op koelbloedige wijze geliquideerd. In de vriezer is het een kakafonie van schoten, die nog eens worden versterkt door de echo en akoestiek. De ruimte vult zich met kruitdampen. De twee moeten hun .38-revolver tenminste drie keer hebben herladen, zo is later vastgesteld.

Als Luna even later de stroom uitschakelt, en zo Brown’s Chicken & Pasta in duisternis hult, wijst de elektrische klok aan de muur in het restaurant 9:52 pm aan. De twee moordenaars kijken elkaar nog even aan. De klus is geklaard, zegt hun beider blik.

Wie niet in de vriezer kijkt, zou geen moment bevroeden wat hier zojuist heeft plaats gevonden. Zoals iedere avond na sluitingstijd, is de vloer gedweild en zijn de tafeltjes afgenomen. Alles lijkt spic en span. De twee constateren tevreden dat niets in het pand hun aanwezigheid kan verraden. Op de vier kippenboutjes, waarvan één aangevreten, in de pas vervangen vuilniszak in de prullenbak na dan…

44 minuten nadat ze de Brown’s zijn binnen gegaan lopen Jim Degorski en Juan Luna weer naar buiten. Zorgvuldig glijden ze als uitgelaten kleuters door de voetstappen die ze drie kwartier eerder hebben achtergelaten. Met kolderieke bewegingen zorgen ze ervoor dat er van herkenbare afdrukken in de sneeuw geen sprake meer is.

Dan stappen ze in hun Ford Tempo en rijden richting het westen. Hun eerste stop is bij een vuilnisbak, waarin ze wat bebloede kledingstukken dumpen. De tweede stop is op een brug over de halfbevroren Fox River in Carpentersville. Daarin gooien ze hun revolver.

Vervolgens gaat ze op zoek naar een telefooncel, en bellen Eileen Bakalla, die werkt bij Jake’s Pizza in Streamwood. Bakalla is een vriendin van de twee.

‘Kom ons straks ophalen bij de Jewel/Osco in Carpentersville, op de hoek van Route 25 en Lake Marian Road’, zegt Degorski.

Ze doet wat haar gevraagd wordt. Als ze even later naast de Ford Tempo parkeert, valt haar oog meteen op een latex handschoen die op het dashboard ligt. De twee stappen, gewapend met een katoenen tas, bij haar in de auto. Ze rijden naar haar huis in Elgin, waar ze tot diep in de nacht zullen blowen.

‘We hebben iets groots gedaan’, krijgt Bakalla te horen, terwijl Degorski de buit in de katoenen tas telt. De poet bedraagt 1800 dollar. Bakalla krijgt 50.

‘We hebben iets groots gedaan’, krijgt Bakalla te horen, terwijl Degorski de buit in de katoenen tas telt. De poet bedraagt 1800 dollar. Bakalla krijgt 50.

‘Voor het ophalen, de wiet, en het wegbrengen straks’, zegt Degorski. Ze zal er in de Spring Hill Mall in West Dundee later een paar schoenen voor kopen.

Ver na middernacht – het is zelfs al weer bijna ochtend – zet Bakkala Juan Luna af bij zijn auto in Carpentersville, en brengt ze Jim Degorski naar z’n appartement in Hoffman Estates. Hij vraagt haar via Route 14 in Palatine te rijden. Als ze Brown’s Chicken & Pasta passeren, en zien dat het daar blauw en rood staat van de politie, brandweerauto’s en ambulances, merkt hij droog op: ‘Daar is meer gebeurd dan alleen een overval.’

Terug naar de avond van 8 januari.

Het loopt tegen elven als Manny Castro de parkeerplaats van Brown’s opdraait. Zowel de parkeerplaats – afgezien van vijf auto’s die netjes naast elkaar in een hoek staan geparkeerd – als het restaurant zelf zien er donker en verlaten uit. Castro heeft last van een wat zeurende buikpijn. Zijn zestienjarige zoon Mike is vanavond niet thuisgekomen. Hij had tot negen uur moeten werken bij Brown’s. Normaliter komt hij na z’n shift vrijwel altijd meteen naar huis. En zo niet, dan laat hij dat altijd even weten. Maar vanavond dus niet. Geen Michael en geen belletje.

Manny Castro voelt dat er iets niet in de haak is, maar rijdt toch maar weer naar huis, dat op zo’n 500 meter van het restaurant ligt. Misschien is ie toch nog even met wat collega’s weggegaan, denkt hij.

Hoopt hij.

Thuis tikken de minuten tergend langzaam voorbij. Veel te langzaam, naar z’n zin. Hij besluit daarom opnieuw op zoek te gaan. Hij stapt andermaal in z’n auto en rijdt langs verschillende fastfood restaurants in de omgeving. Maar er is geen spoor van Michael te bekennen.

Eenmaal weer thuis gaat de telefoon. Het is de moeder van de zeventienjarige Rico Solis, een vriend en collega van Mike. Ook hij is niet thuisgekomen, en dat is helemaal niks voor hem, zegt ze. Om Rico heeft zich ze zich nooit één seconde zorgen hoeven maken, zegt ze. Tot vanavond. Ze maakt zich echt enorme zorgen.

Dat doet Manny Castro ook. ‘Ik bel de politie’, belooft hij. Even later stapt hij in z’n auto om samen met z’n vrouw naar Brown’s te rijden. Daar staat politieagent Dan Bonneville hen al op te wachten. Het is inmiddels één uur ’s nachts geweest.

‘Maak je geen zorgen’, houdt Bonneville de bezorgde ouders voor. ‘Michael hangt vanavond waarschijnlijk gewoon de typische tiener uit.’ Bonneville beweert bovendien dat hij alle deuren van het restaurant al heeft gecontroleerd. Alles is dicht en verlaten, meldt hij de Castro’s.

Agent Conley heeft echter wat anders in het vizier. Verderop in de gang staat een deur open. Het is de deur van wat later één van de vriezers zal blijken te zijn. Uit die deuropening steekt een arm, die, zo lijkt het, in een plas met bloed ligt.

Bonneville is overigens niet de eerste agent die komt buurten bij het restaurant. Even na middernacht was agent Ron Conley al afgekomen op een man die zich verdacht bij het restaurant had opgehouden. Die man was Pedro Maldonado, die op zoek was naar z’n broer Guadelupe. Die was tegen z’n gewoonte in namelijk niet thuis gekomen van z’n werk als kok bij Brown’s. ‘Normaal komt Guadelupe altijd thuis rond half tien’, vertelt Paul agent Conley. ‘Ik kwam kijken waar hij blijft.’

Paul Maldonado had hetzelfde gezien als Manny Castro eerder die avond. Alles was donker en verlaten, op de vijf geparkeerde auto’s in de hoek na. Eén van die auto’s is van Guadelupe, wist Paul. Hij had geprobeerd door de ramen van het restaurant naar binnen te turen, maar zag – zo dat door de duisternis al mogelijk was – niets bijzonders. Maldonado kreeg van Conley daarop hetzelfde te horen als wat agent Bonneville Manny Castro had verteld: ‘Misschien zijn ze ergens een hapje aan ’t eten.’

Het is inmiddels tegen drie uur in de ochtend als Manny Castro voor de derde keer naar Brown’s rijdt. Daar ontmoet hij agent Conley. Methodisch gaan de twee nu om het gebouw heen. Ze morrelen aan deuren en turen door alle ramen. Aan de achterkant van het gebouw heeft Conley plotseling beet. Als hij aan de deur van de personeelsingang morrelt, gaat die plotseling open. Castro, die achter Conley staat, kijkt over de schouder van agent naar binnen.

‘Dat is Michaels jas!’, roept hij, wijzend op de kapstok.

Agent Conley heeft echter wat anders in het vizier. Verderop in de gang staat een deur open. Het is de deur van wat later één van de vriezers zal blijken te zijn. Uit die deuropening steekt een arm, die, zo lijkt het, in een plas met bloed ligt. Als Castro langs hem de gang in wil schieten, blokkeert Conley gedecideerd de deur.

‘Dit is een crime scene’, zegt hij.

Het is half vier als de hele cavalerie wordt opgetrommeld. Politie, brandweer, meerdere ambulances. Maar die kunnen niets meer betekenen. In de zeven lichamen (vijf in de vriezer, twee in de koelkast) die worden aangetroffen zit geen enkel leven meer. Allen zijn ze meerdere malen getroffen door kogels. Twee van de lijken vertonen bovendien snijwonden.

Het begint al weer bijna licht te worden als de identiteit van de slachtoffers wordt vrijgegeven. En één voor één berichten verschillende media daarop niet alleen in Chicagoland maar in heel de Verenigde Staten wat voor verschrikkelijk horror zich op vrijdagavond in Brown’s Chicken & Pasta in Palantine, IL heeft voorgedaan. Op tv is te zien hoe de body bags één voor één het restaurant worden uitgedragen. Het zijn er zeven in totaal. Een macabere aanblik die bij menigeen op het netvlies staat gegrifd.

Jane Homeyer, forensisch analist, stuit in één van die afvalbakken, die verder leeg zijn én voorzien van schone plasticzakken, bovendien op vier stukjes kip, waarvan er één is aangevreten

Maar de vragen blijven komen. Was het wel een overval? Er lijkt zo’n 1800 dollar te missen uit de kluis. Maar waarom dan al dat geweld? Waarom maar liefst zeven moorden? Was het wraak? Herkende iemand de overvaller(s)? De technische dienst is dagen bezig met sporenonderzoek, maar veel bruikbaars wordt er niet gevonden. Ja, ze zien een gedeeltelijk afdruk van een Nike-schoen. Wat ook opvallend is: de knop waarmee de overvallers kennelijk de elektriciteit hebben uitgeschakeld, zit verstopt achter een muur. Je moet echt weten waar die zit, anders vind je ‘m niet.

En dan is er nog een bonnetje, dat in de verder lege kassa zit. Dat bonnetje laat lezen dat er om 21:08 uur, dus acht minuten na sluitingstijd, à vijf dollar, een chicken dinner met een cola is afgerekend. Jane Homeyer, forensisch analist, stuit in één van die afvalbakken, die verder leeg zijn én voorzien van schone plasticzakken, bovendien op vier stukjes kip, waarvan er één is aangevreten. Hoewel er begin jaren 90 nog geen sprake is van dna-onderzoek, besluit ze het afgekloven botje toch maar veilig te stellen. Misschien was het wel het laatste maal van de moordenaar, denkt ze. En je weet tenslotte maar nooit.

Het is zaterdag 9 januari 1993 als in Chicago Behavioral Hospital in Des Plaines de telefoon gaat. ‘Behavioral’ is een ziekenhuis voor mensen in psychische nood en drugsverslaafden. De beller, Jim Degorski, vraagt naar zijn vriendin Anne Lockett. Die is even daarvoor opgenomen in het ziekenhuis. Lockett, al jaren aan het experimenteren met allerlei soorten drugs, zit nogal met zichzelf in de knoop, en heeft zich twee dagen eerder van het leven proberen te beroven door middel van het slikken van een pot oude medicijnen.

Degorski vraagt niet naar haar gemoedstoestand, maar steekt meteen van wal als hij Lockett aan de telefoon krijgt. ‘Kijk naar het nieuws vanavond’, draagt hij haar op. ‘Ik heb iets gedaan.’ Bijkans het enige wat er die avond op het journaal is, is de slachting bij Brown’s Chicken. Lockett belt naar haar moeder en vraagt haar om de krant van die dag te bewaren.

Een paar dagen later, als ze ontslagen is uit het ziekenhuis, is ze op bezoek bij Degorski, in het huis van z’n moeder. Juan Luna is er ook. Gedrieën zitten ze in z’n slaapkamer, in de kelder van het huis. Of ze wil weten wat Juan en hij hebben gedaan, vraagt hij.

Op haar knikken ter bevestiging, komt het hele verhaal er in geuren en kleuren uit. Degorski vertelt hoe ze oude kleren hadden aangetrokken, hoe ze op een gekke manier door de sneeuw liepen om hun sporen te wissen, hoe ze hun zakken vol met kogels hadden, hoe hun slachtoffers hadden gesmeekt hun niet te vermoorden, hoe Luna zijn voormalige bazin de keel had doorgesneden, en hoe ze hun revolver in de Fox River hadden gedumpt.

Degorski doet z’n relaas zonder te verblikken of te verblozen, maar het valt haar op hoe Luna het verhaal van z’n maatje met een twinkeling in z’n ogen toehoort. ‘Het zat er echt van te genieten’, zou ze een decennium later voor de rechtbank verklaren. Degorski besluit z’n verhaal met: ‘Als je hier iemand iets van vertelt, vermoorden we je.’ Een dreigement dat hij later nog vaker zal herhalen.

Een decennium lang loopt Anne Lockett met het enorme geheim rond. Als een loden last torst ze de kennis met zich mee. In 1994 gaat de verkering tussen de twee uit, maar helemaal los van Degorski komt ze nooit. Ook niet als ze na de dood van haar vader met haar moeder naar Oregon verhuist, een half jaar later weer terugkeert naar Illinois, om psychologie te gaan studeren aan Eastern Illinois University. Eens in de zoveel tijd belt Degorski namelijk naar haar moeder, om te laten weten dat hij aan haar denkt.

In 2001 begint haar geweten haar meer en meer parten te spelen. Ze vertelt haar toenmalige vriendje van de moordpartij van acht jaar eerder. Samen spelen ze daarop met het idee om de politie een anonieme brief met alle info over de Brown’s Chicken Massacre te sturen. Maar uit angst voor represailles zien ze hier toch maar vanaf.

De ontboezeming an sich doet Lockett echter goed, merkt ze. Eindelijk een deelgenoot, eindelijk iemand die ze vertrouwt om haar vreselijke geheim mee te delen. Ze vertelt het verhaal vervolgens ook nog aan een kamergenoot. Ook die ontboezeming voelt opnieuw goed. Dan krijgt ook haar zus het verhaal te horen. En ook haar moeder neemt ze tenslotte nog in vertrouwen. Wel drukt ze deze op het hart om haar verblijfplaats toch maar vooral geheim te houden, uit angst voor de lange arm en wraak van haar ex-vriendje Jim Degorski.

Op een goed moment zijn niet minder dan tien mensen op de hoogte van wat zich op de avond van 8 januari 1993 in de Brown’s Chicken in Palatine heeft afgespeeld. Eileen Bakalla weet namelijk ook van de hoed en de rand, en zij heeft ooit haar eerste man in vertrouwen genomen. Toch duurt het pas tot maart 2002, dankzij Anne Lockett, en haar vriendin Melissa Oberle, dat het balletje gaat rollen. Het telefoontje van de laatste, naar de politiebaas van Palatine John Koziol, blijkt de 4842ste tip in de zaak.

En die komt als geroepen. Want gedurende ruim negen jaar en ondanks 4841 eerdere tips, is de politie ondanks duizenden manuren nog geen steek opgeschoten. Natuurlijk zijn er wel eens verdachten gearresteerd, zoals Martin Blake uit Elgin, een voormalige werknemer van Brown’s Chicken, die daar volgens de tipgever op niet zo fraaie wijze was vertrokken. Maar die moesten na verloop van tijd allemaal weer worden vrijgelaten. Zo gek aanknopingspunten waren er natuurlijk ook weer niet. Er was een gedeeltelijke afdruk van een oude Nike-gymp, er was het aangevreten kippenbotje, en er was het feit dat de overvallers kennelijk precies wisten waar de electriciteitsswitch zat. Het moest dus welhaast een bekende zijn, zo was de consensus. Maar de honderden Palatiners, klanten en oud-personeelsleden die in de loop der jaren over de zaak werden ondervraagd, brachten geen licht in de zaak. Oók Juan Luna en Jim Degorski werden, los van elkaar, op een gegeven moment ontboden op het politiebureau van Palatine, om aan de tand te worden gevoeld over onder andere hun alibi. Maar uitgedost op hun paasbest, deden ze geen belletjes rinkelen bij de dienstdoende ondervragers.

Het is 25 maart 2002 als Anne Lockett op het politiebureau van Palatine dan eindelijk haar verhaal doet. Behalve John Koziol is ook sheriff John Robertson en Scott Cassidy, assistant van de officier van justitie van Cook County, aanwezig.

‘Ik kan niet langer met dit geheim leven’, zegt ze.

Een maand later, in april 2002, klopt de politie op de deur bij zowel Jim Degorski als Juan Luna. Degorski woont intussen in Indianapolis, de hoofdstad van Indiana, een buurstaat van Illinois. Luna woont met zijn gezin in Fox View, een als slecht en gevaarlijk bekend staande buurt in Carpentersville, op maar een paar honderd meter van de plek waar hij en z’n maatje na de slachtpartij afspraken met Eileen Bakalla.

Beiden wordt gevraagd wangslijm af te staan. Beiden stemmen toe. Geen van beiden zien ze er namelijk enig kwaad in om wat van hun dna af te staan.

Beiden wordt gevraagd wangslijm af te staan. Beiden stemmen toe. Geen van beiden zien ze er namelijk enig kwaad in om wat van hun dna af te staan. Dna-onderzoek staat sowieso nog in de kinderschoenen, terwijl de twee er nog altijd van overtuigd zijn negen jaar eerder de perfecte misdaad te hebben gepleegd.

De politie beschikt echter over een krachtig stukje bewijs: het kippenbotje waarop Luna op de avond van de 8ste januari 1993 kort na binnenkomst heeft zitten kluiven. Dat botje dat door forensisch specialist Jane Homeyer werd veillig gesteld, en dat vervolgens van 1993 tot 1999, bevroren en wel, veilig opgeslagen heeft gelegen in een politievriezer.

Op 9 mei 2002 krijgt Bill King, sergeant bij de politie van Palatine, het verlossend telefoontje vanuit het laboratorium.

‘Zit je stevig?’, zegt de stem aan de andere van de lijn. ‘We hebben een dna-match.’

Het blijkt het dna van Juan Luna te zijn dat op het kipkluifje is aangetroffen. Hij is dus degene geweest die als allerlaatste een maaltijd heeft genuttigd in Brown’s Chicken & Pasta.

Daarop wordt Anne Lockett nognaals uitgenodigd voor een gesprek op het politiebureau in Palatine. Of ze niet nog een keer heel diep in haar geheugen wil graven? Naar iets wat de zaak helemaal waterdicht zou kunnen maken?

En verdomd: dit keer herinnert Lockett zich de naam van Bakalla, bij wie de twee verdachten de avond na de overval uithingen. Bakalla bevestigt daarop het verhaal van Lockett. Het net sluit, de zaak lijkt kogeltje rond. Het is inmiddels 16 mei 2002 als de politie voldoende bewijs denkt te hebben verzameld om Degorski en Luna te arresteren, en de nabestaanden van de slachtoffers te verrassen op het niet meer verwachte telefoontje: ‘We hebben ze.’

Juan Luna beseft al gauw dat er voor hem geen ontkennen meer aan is en doet – op video – een bekentenis. Hij geeft toe dat hij Lynn Ehlenfelt de keel doorsneed. Ook heeft hij op één van de mannen geschoten, zegt hij. ‘Maar ik heb hem niet vermoord. Jim heeft het afgemaakt.’

De rechtszaak, met als hoogtepunt het relaas van Anne Lockett, lijkt een formaliteit. Toch wil Clarence Burch, de advocaat van Luna, nog wel even weten hoe ze al die tijd zo’n enorm geheim voor zich heeft weten te houden. ‘Ze vertelden je dit verschrikkelijke verhaal’, werpt hij op, ‘hoe zeven mensen hebben geleden voor ze stierven, en jij hebt  er nooit iemand over verteld…?’

‘Ik was bang’, antwoordt ze, terwijl ze toegeeft dat ze na de  moordpartij nog zeker een jaar met Degorski bleef omgaan, voornamelijk om te blowen. Wel werd hij gedurende die periode steeds handtastelijker, zegt ze. ‘Vóór Brown’s was het vooral verbaal, maar erna mishandelde hij me steeds vaker fysiek.’

Ze zegt dat ze het horrorverhaal al die jaren heeft kunnen blocken. Pas toen ze in 2001 een college degree haalde in psychologie, durfde ze er weer aan te denken, en deelde ze het ook met eerst een vriendje en vervolgens een kamergenoot.

Toch duurde het nog tot 2002 voor ze, op aandringen van vriendin Melissa Oberle, naar de politie durfde te stappen. Had dat misschien te maken met de beloning van twee ton, die er op beide vrouwen lag te wachten voor de gouden tip? Nee, antwoordde ze. Ze wist namelijk helemaal niet dat er een beloning was uitgeloofd, verklaarde ze onder ede. ‘Het schuldgevoel overwon het tenslotte van de angst’, zei ze. ‘Ik was het de familie van de slachtoffers verschuldigd.’

Op 10 mei 2007 werd Juan Luna schuldig bevonden aan zeven moorden en veroordeeld tot levenslang. Het OM had de doodstraf geëist, maar omdat één van de elf juryleden tegenstemde ontsprong hij die dans op het nippertje. Die jury baseerde de schuld van Luna vooral op het dna-bewijs én de 43 minuten durende bekentenis op video die hij een dag na zijn arrestatie had afgelegd. De getuigenissen van Anne Lockett en Eileen Bakalla hadden minder een rol gespeeld bij zijn veroordeling, verklaarden de juryleden achteraf. ‘Die deden teveel drugs om geloofwaardig te zijn’, verklaarde er één.

Toch waren het de verklaringen van Lockett en Bakalla die ook Jim Degorski ruim twee jaar later, op 20 oktober 2009, voor het leven achter de tralies deden belanden. Bij hem waren er twee juryleden die de doodstraf voorkwamen.

Eind goed al goed en rust voor de nabestaanden, met de moordenaars voor het leven achter de tralies? Was het maar waar. De Brown’s Chicken Massacre kende alleen maar verliezers. Neem de drie dochters van de Ehlenfeldts, Joy (18) , Dana (21) en Jennifer (23), van wie de laatste als Jennifer Shilling tegenwoordig overigens zitting heeft in de senaat van de staat Wisconsin.

De drie jonge vrouwen verloren op 8 januari 1993 niet alleen plotsklaps hun ouders, maar kwamen behalve in een emotionele achtbaan ook nog eens terecht in financiële problemen. Van een erfenis was namelijk geen sprake. Zo zat al het spaargeld van hun ouders, zo’n drie ton, in de pas aangeschafte Brown’s Chicken-franchise. De dochters speelden even met de gedachte om het restaurant open te houden, bij wijze van eerbetoon aan pa en ma, maar ze kwamen er al gauw achter dat dat voor hen niet haalbaar was.

John Gregornik, eigenaar van het pand, kende weinig mededogen. Zaken zijn zaken en contract is contract, was zijn devies: hij klaagde de vrouwen zeven maanden na de moordpartij aan, omdat ze in zijn ogen het huurcontract niet nakwamen. De dochters hadden het restaurant weer open moeten gooien, vond hij. Twee jaar na de moordpartij eiste hij zelfs de lieve som van 6,5 ton van de Ehlenfeldt-telgen. Dat betrof een huurachterstand plus andere kosten. Geld dat ze – uiteraard – niet hadden. Uiteindelijk besliste een rechter in 1995 dat Jennifer, Dana en Joy Ehlenfeldt konden volstaan met een bedrag van 57.000 dollar.

De keten zag de inkomsten na de moorden in alle franchises met zo’n dertig procent kelderen. Mensen associeerden de naam van de keten kennelijk met het drama, dat in de media immers de naam ‘Brown’s Chicken Massacre’ had gekregen.

Met de tot 8 januari 1993 florerende fastfoodketen Brown’s Chicken & Pasta liep het evenmin goed af. De vlak na de Tweede Wereldoorlog door John Brown opgebouwde keten was vooral in de jaren zeventig en tachtig exceptioneel gegroeid naar een bedrijf met ruim driehonderd filialen in niet minder dan dertien Amerikaanse staten. Frank Portillo Jr. was in 1993 de directeur van de keten. Hij was samen met Brown in 1965 begonnen met het franchisen van het bedrijf. Met afgrijzen had Portillo een dag na de slachtpartij op tv gezien wat er in zijn filiaal in Palatine, IL was voorgevallen.

‘Wat ik toen voelde, heb ik nog nooit gevoeld’, zei hij daar later op 84-jarige leeftijd over in een interview met de krant Daily Herald. ‘In het begin moest ik steeds huilen als ik over het drama sprak, maar dat doe ik niet meer. Al zal het waarschijnlijk tot aan m’n dood bij me blijven.’

De keten zag de inkomsten na de moorden in alle franchises met zo’n dertig procent kelderen. Mensen associeerden de naam van de keten kennelijk met het drama, dat in de media immers de naam ‘Brown’s Chicken Massacre’ had gekregen. Ongefundeerde en irreële angst angst of niet, maar er waren veel mensen die niet meer naar een Brown’s durfden, en liever een deurtje verder gingen om bij de KFC hun portie kip te bestellen. Onder meer communicatie-experts adviseerden Portillo dringend om de naam van z’n keten te veranderen, in een poging om de zaak weer aan de gang en winstgevend te krijgen. Portillo wilde daar echter niet van weten. ‘Dat vond ik van weinig respect getuigen ten opzichte van John Brown’, aldus de directeur.

Achteraf is het mooi wonen, maar dit staaltje van naïeve loyaliteit kostte Brown’s Chicken & Pasta uiteindelijk wél de kop. In 2009 werd het faillissement van de keten uitgesproken, een bankroet dat naar schatting drieduizend mensen hun baan koste. En investeringsgroep nam de resten van de keten over, en bestiert tegenwoordig zo’n 25 vestigingen, alleen in de staat Illinois. Eén van die filialen staat overigens in Palatine, als onderdeel van een strip mall, niet heel erg ver van de oorspronkelijk locatie. Dat gebouw ging overigens tegen de grond in 2001. Op de plek staat nu een Chase bank.

Alleen maar verliezers dus? Niet helemaal. Het is wrang maar waar: waar de dochters Ehlenfeldt berooid achter blijven en Brown’s Chicken uiteindelijk bankroet gaat, daar zit Jimmy Degorski er achter de tralies warmpjes bij. Dat zit zo. Een paar dagen na z’n arrestatie was Degorski door bewaarder Thomas Wilson in Cook County jail ‘zo maar’ in elkaar geslagen.

Degorski liep bij dat pak slaag onder meer een gebroken jukbeen en een gebroken oogkas op, en liet het er niet bij zitten. Hij deed aangifte tegen z’n aanvaller en startte een civiele procedure. Niet zonder succes: Wilson werd ontslagen, en Degorski kreeg in 2014 een schadevergoeding van 451.000 dollar uitgekeerd.

‘Het is een mooie dag voor burgerrechten’, zei z’n advocaat naderhand, ‘als een jury z’n emoties opzij kan zetten, en zeggen dat burgerrechten voor ons allemaal gelden.’

Minder blij was Epifania Castro, moeder van de vermoorde zestienjarige Castro. ‘Are you kidding me?!’, spuwde ze. ‘Dit is een veroordeelde moordenaar, die nu z’n beloning krijgt. Dit voelt alsof hij is betaald voor die moorden!’

Mijn gekozen waardering € -

De interesses van Geert Jan Darwinkel zijn legio. Van (Amerikaanse) sport, tot film, human interest, lifestyle, muziek en reizen. GJ is old skool, maar toch reuze bij de tijd.