De clowntjes van God

'De weg naar zee' van Elke Geurts is een prachtige, beklemmende kleine roman over een moeder met een dochter 'die niet helemaal goed is'.

Elke Geurts – De weg naar zee (156 p.)
De Bezige Bij, € 17,90/€ 12,99 (e-book)

Elke Geurts toont in haar beknopte roman De weg naar zee, na Het besluit van Dola Korstjens (2008) en Lastmens (2010) haar derde boek, een knap staaltje van haar beklemmende vertelkunst. De weg naar zee is een bitter en hartverscheurend verhaal over de 40-jarige gescheiden moeder Tessa en haar lieve dochter Summer, haar ‘Mini Me’. Die Mini Me valt een beetje tegen, want ze heeft het syndroom van Down, en dat verscheurt Tessa vanbinnen. Tijdens een vakantie aan zee met haar beste vriendin Gina en diens dochter Milja raken de gemoederen bijzonder verhit –  letterlijk vanwege de verzengende hitte die een pyromaan in de kaart speelt, maar ook figuurlijk.

Geurts tekent de verbeten strijd van Tessa menselijk, invoelbaar en met grote overtuigingskracht. En sterk psychologisch portret. De weg naar zee in vijf citaten.

‘Als jij één wens mag doen, Summer, wat zou jij dan wensen?’
‘Dat jij gelukkig bent, mama,’ had ze gezegd.
‘Ik ben toch gelukkig!’
Tessa kamde en kamde maar, ze durfde niet op te kijken, bang om de ogen van haar dochter te treffen in de badkamerspiegel.
‘Ben ik nu de mooiste van het land?’

‘Ik zou jou voor geen goed in willen ruilen, hoor,’ zei ze. ‘Dat moet je niet denken. Alle ouders krijgen het kind dat ze verdienen. Ik heb jou dubbel en dwars verdiend.’

Het is dus mislukt, dacht ze. ’s Nachts in de ziekenhuisdouche boende ze het bloed eraf, dat tegen haar benen kleefde. Daarna was ze schoon. Er was niets gebeurd. Ze kon de douche dichtdraaien en weglopen. Dit meisje vergeten. Een nieuwe maken, een betere. In het holst van de nacht het ziekenhuis verlaten.
Dat deed ze niet, natuurlijk niet. Ze was moeder.

‘Echt weer iets voor jou om zo’n halve te baren.’ Ze hoorde het haar vader al zeggen. ‘Jij hebt nog nooit iets tot een goed einde gebracht.’
‘Ik heb alle testen gedaan, papa.’
‘Maar niet goed gekeken zeker weer.’
‘Je hebt het gewoon niet voor het zeggen, papa.’
‘Jullie kapsters niet nee.’
‘Summer is en blijft mijn Mini Me.’
‘Jouw Kleine Ik zul je bedoelen.’
‘Sorry, pa.’
‘Het taalgebruik van jullie kapsters is abominabel.’
‘We horen bij elkaar, bedoel ik. Ze is een kleine versie van mezelf.’
‘Heb je jezelf dus wéér niet overtroffen, hè?’ Hij lachte.

‘Ik zeg altijd maar zo: God heeft ze niet voor niets geschapen.’
‘Wat bedoel je?’
‘Het zijn de clowntjes van God, hè? Daar moet je extra fier op zijn, vind ik.’

‘Jij bent echt een mongool. Weet je dat?’ Ze schreeuwt het uit over de steppe.
‘Ik ben geen mongool.’
‘Je bent wél een mongool.’ Tessa schreeuwt nog meer. Pas als ze uitgeschreeuwd is, ziet ze hoe haar kind zichzelf heen en weer aan het wiegen is, haar eigen bovenarmen aaiend en daarbij zachtjes neuriënd. Ze kent het. Het is typisch mongolengedrag.

Mijn gekozen waardering € -