De echte discussie over nepnieuws

De schrik over nepnieuws zit er goed in sinds de Amerikaanse verkiezingen en leidt tot een stroom publicaties over oorzaken, gevaren en mogelijke oplossingen. Petra ter Doest praat je bij en stelt vast dat er in feite twee hoofdvragen zijn: Wie controleert de nieuwsmakers? En hoeveel invloed heeft nepnieuws eigenlijk?

Holomodor (‘Dood door uithongering’) is de naam van de door Stalin geregisseerde hongersnood in Oekraïne in 1932-1933 waarmee hij de stand van hereboeren wilde uitroeien. Miljoenen mensen kwamen hierbij om maar lezers van The New York Times kregen daar destijds weinig van mee. Walter Duranty, chef van de krant in Moskou, maakte over deze hongersnood een artikel met de titel “Russen hongerig, maar niet stervende’. Hierin bestreed hij berichten in de Engelse pers over een verschrikkelijke hongersnood. De New York Times concludeerde pas in 1990 dat de artikelen van Duranty, die nog een Pulitzerprijs had gewonnen, over de Holomodor tot de slechtste verslaggeving in de geschiedenis van de krant hoorden.

De pijnlijke episode komt niet zomaar opeens omhoog op internet. Ze staat op een lijstje op Breitbart.com en de redactie van deze Amerikaanse website wil hiermee maar zeggen: de zogenaamde betrouwbare klassieke media noch de Pulitzer-prijs bieden u garantie op de waarheid.
Breitbart is de meest bekende van de zogeheten media van ‘alt-right’ (alternative right) de beweging die een grote rol speelde in de overwinning van Donald Trump op 8 november. De alt-right media hechten aan hun vrijheid om te publiceren wat ze willen. Ze verzetten zich tegen oproepen in de conventionele media – ook wel MSM, ofwel mainstream media – om via regulering verspreiders van nepnieuws aan te pakken. Of op zijn minst voor het grote publiek onderscheid te maken tussen media die waarheid nastreven en media die dat niet doen. Daarom produceerde Breitbart een lijstje met de ergste voorbeelden van nepnieuws uit de geschiedenis. Met op 1 de verslaggeving over de Holomodor door The New York Times.

Twee vragen
Nepnieuws, opgevat als opzettelijk onware berichtgeving, is van alle tijden en kan door iedereen worden gemaakt. Vroeger heette het leugen, gerucht, roddel of propaganda. Daarin hebben de makers van Breitbart helemaal gelijk. Donald Trump verspreidt misleidende informatie, Vladimir Putin doet het en velen gingen hen voor. Van Tony Blair en George Bush tot de kerkelijke leiders die de ‘Donatie van Constantijn’ in elkaar fröbelden. Maar het feit dat nepnieuws zo oud is als de wereld zelf en dat waar partijen elkaar bestrijden, alle kampen er altijd gebruik van hebben gemaakt, is geen reden om het fenomeen te relativeren.
Want nieuw, revolutionair nieuw zelfs, is de totale hoeveelheid nepnieuws nu iedereen die handig is met een computer en sociale media niet alleen waarheidsgetrouwe maar ook onware informatie kan maken en verspreiden. En dat maakt onze nieuwsvoorziening, waarvan we dachten dat die nog overzichtelijk was, opeens onoverzichtelijk en onbetrouwbaar.
Een tweede nieuw element is de schaamteloosheid van de makers en verspreiders. Als ze worden ontmaskerd, zoals Trump en Putin, gaan ze gewoon verder. Het maakt ze niet uit, en dat is wellicht omdat het hun aanhangers evenmin iets lijkt uit te maken. Het heeft iets beangstigends want als in het verleden propaganda er als zoete koek in ging, was dat vooral in tijden van oorlog.
Nepnieuws roept daarom bovenal twee vragen op. De eerste is: Wie checkt de nieuwsmakers? En de tweede: Hoeveel invloed heeft nepnieuws?

Dit stuk geeft een stand van zaken, anderhalve maand na ‘8 november 2016’. Het is voornamelijk gebaseerd op artikelen in de Engelstalige pers. Citaten en hyperlinks naar de oorspronkelijke publicaties staan in de mattermap What we should know about fake news waarvan een afbeelding bij dit stuk staat.

Wie controleert de nieuwsmakers?
De vraag wie de nieuwsmakers controleert, is een interessante. De persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting verhouden zich van oudsher slecht tot regels en toezicht. Want toezicht houden, betekent dat iets of iemand de waarheid in pacht heeft en dat levert onvrijheid op voor degenen die er anders over denken. Die aangeboren vrijheidsdrang heeft ertoe geleid dat de journalistiek in democratische rechtsstaten een vrij beroep is en journalisten het moeilijk vinden om zich aan welk toezicht dan ook te onderwerpen.
Opmerkelijk dus dat er in Amerika pleidooien klinken voor meer toezicht op de media. In The New Yorker beschrijft medewerker Nicholas Lemann hoe in de 20e eeuw de overheid via licenties aan commerciële media een onpartijdige verslaggeving afdwong. Het is president Ronald Reagan geweest die in de jaren tachtig dit bestel dereguleerde. Voortaan moest iedereen een stem en toegang hebben tot informatie. Op technisch gebied is dit nieuwe bestel ingevuld door talkradio, kabeltelevisie en vervolgens internet en sociale media. De vrijheid heeft de productie en consumptie van nepnieuws versterkt, concludeert Lemann. Om te vervolgen dat toezicht in alle economische sectoren de normaalste zaak van de wereld, is, dus waarom niet bij de media?
Verdedigers van de mainstream media spreken van een ‘post-waarheid-samenleving’ en zinnen op maatregelen om het echte nieuws van het nepnieuws te scheiden. Maar nieuwkomers denken daar vaak heel anders over, of ze nu rechts-populistisch zijn of links-libertair. Zo zegt Ella Whelan van Spiked! Online, een Brits online magazine uit de libertaire hoek: ‘Ik geloof helemaal niet in een post-waarheid-samenleving. De persvrijheid en vrijheid van meningsuiting zijn er juist omdat mensen zelf moeten bepalen wat voor hen de waarheid is.’ Whelan moet er niet aan denken dat iemand van bovenaf dat gaat bepalen.

Commercieel nepnieuws
De vraag of de media gereguleerd moeten worden, is ook in praktisch opzicht relevant. Want wie produceren er allemaal nepnieuws en kun je al die partijen wel aanpakken? Breitbart is nog een soort algemene nieuwswebsite maar het gaat vaak om ongrijpbaardere platformen. Brian Feldman schrijft in ‘New York Magazine’: ‘Facebook heeft het speelveld van publicatie gelijk gemaakt. Dat betekent dat één of andere website die campagne voert om de centrale bank op te heffen met een miniscuul budget en niet gehinderd door de waarheid een miljoenenpubliek kan bereiken.’
Behalve in omvang lopen de doelstellingen bij nepnieuws uiteen. Het merendeel van de nepnieuws websites, heeft volgens Craig Silverman, mediaredacteur van BuzzfeedNews, een commercieel doel. ‘Als een sensationeel nepverhaal mensen naar een website drijft, verdienen de makers geld.’ Hij beschrijft hoe een website een nepbericht over een terroristische aanslag maakt, dat op een lokale website plaatst en het vervolgens kopieert en aanpast en op andere lokale websites plaatst. Al die berichten tezamen over terroristische aanslagen die dichtbij zouden plaatsvinden, leveren natuurlijk een hoop bezoekers op.
Nog moeilijker te reguleren, door een overheid die openheid voorstaat, zijn de buitenlandse verspreiders van nepnieuws. Na de Amerikaanse verkiezingen zijn fantastische reportages gemaakt over Veles, een stadje van 45.000 inwoners in centraal-Macedonië. De lokale ict-opleiding en de hieraan verbonden jongeren, beleven gouden tijden dankzij Googleadvertenties. In Veles zijn ten minste 140 op Amerika gerichte websites gelanceerd met namen als WorldPoliticus.com, TrumpVision365.com, USConservativeToday.com, DonaldTrumpNews.co en USADailyPolitics.com. In vormgeving en onderwerpkeuze ogen ze authentiek Amerikaans. Veles ontdekte het op Amerika gerichte nepnieuws als inkomstenbron al eerder maar volgens Buzzfeed zijn met Donald Trump de zaken pas echt goed op gang gekomen.

Rusland en het Midden-Oosten
Kijken we naar Rusland en het Midden-Oosten waar nog veel meer nepnieuws vandaan komt, dan springt de bewuste politieke manipulatie in het oog. Hier valt nepnieuws bijna geheel samen met propaganda. De commissie buitenlandse zaken van het Europese Parlement, zei in een resolutie in oktober 2016, dat de EU in toenemende mate lijdt onder de desinformatie en propaganda van landen zoals Rusland en niet-statelijke partijen zoals ISIS/Daesh en andere gewelddadige jihadistische groepen.
Nederland kreeg hiervan een proefje in januari 2016, in de aanloop naar het Oekraïne-referendum. In een video op YouTube waarschuwden leden van een berucht Oekraïens bataljon met zwarte bivakmutsen de Nederlanders om het associatieverdrag tussen hun land en de EU niet af te wijzen. Om hun woorden kracht bij te zetten, staken ze een Nederlandse vlag in brand.
Rusland is onder Putin een grootleverancier van nepnieuws geworden. Al vanaf 2003 lezen we over zogeheten ‘trollenfabrieken’ die werknemers tegen betaling dag in, dag uit valse berichten laten plaatsen op websites en sociale media met het doel het de tegenstanders van Putin in binnen- en buitenland lastig te maken. Hackers rapporteerden de afgelopen jaren onder andere over de Internet Research Agency in St. Petersburg die trollenfabrieken aanstuurt. De trollenfabrieken zorgen inmiddels ook voor nepwebsites die nepberichten bevestigen, waardoor het lijkt als of er een bevestiging is voor het oorspronkelijke bericht. Ook China, Israël, Noord-Korea en andere landen hebben de systematische productie van nepnieuws ontdekt.
Maar het allerzwartste gat vol leugens en bedrog is natuurlijk al jaren Syrië waar meerdere partijen er op los liegen om de verdenking van oorlogsmisdaden op anderen te richten. Of op zijn minst zoveel verwarring te zaaien dat iedere poging om een schuldige aan te wijzen leidt tot een nieuwe stroom aan bewijzen en nep-bewijzen van het tegendeel.

De rol van de ‘tech-bedrijven’
Als overheden al dit binnenlandse en buitenlandse geproduceerde nepnieuws niet kunnen reguleren, wie dan wel? De wijsvinger gaat dan in de richting van de ‘tech-bedrijven’, met name van Facebook en Google, omdat dankzij hun algoritmen een bericht waarop meteen veel wordt geklikt, wereldwijd onder ogen van miljoenen kan komen. ‘Hun schaal verplicht ze tot het op een of andere manier voeren van redactioneel toezicht om nepnieuws tegen te gaan,’ zegt Joshua Benton van Nieman Journalism Lab dat bij Harvard University hoort.
Mark Zuckerberg schreef aanvankelijk: ‘99 % van wat mensen zien, is authentiek.’ Hij zei dat ‘het extreem onwaarschijnlijk is’ dat nepberichten de uitslag van de verkiezingen hadden beïnvloed.’ Dat leverde hem een hoop kritiek op. Ook Google ligt onder vuur. Carola Cadwalladr van The Guardian en The Observer tikte onlangs in het Google zoekvak: ‘Jews are…’ Google vulde behulpzaam aan: “bad”. Hetzelfde gebeurde als Cadwalladr ‘Jews’ verving door ‘women’ of ‘muslims’. De vraag: ‘Was Hitler bad?’ leidde naar het hoogst geplaatste artikel ’10 Reasons why Hitler was one of the good guys.’ Als lezer hoef je dit niet thuis overigens niet nog eens te proberen want Google heeft sindsdien aanpassingen gedaan om te zorgen dat deze op onwaarheid gebaseerde artikelen niet meer zo makkelijk omhoog worden geduwd.
Iemand als Claire Wardle van de organisatie First Draft vindt het belangrijk dat techbedrijven, journalisten en activisten veel meer gaan samenwerken. Zij vertrouwt erop dat de techbedrijven willen meewerken om nepnieuws tegen te gaan. Ze krijgt inmiddels in zoverre haar zin dat Facebook nu wil samenwerken met de factcheckers-organisaties. Het bedrijf gaat liever met anderen in zee dan zelf de algoritmen aan te passen. ‘We moeten een stem geven aan anderen en niet zelf de scheidsrechter willen zijn, ’ schreef Adam Mosseri, de vice-president van Facebook die als eerste het nieuws mocht verkondigen dat Facebook aan het probleem werkt.’

Filteren met de hand
Het filteren van mogelijke nepberichten uit de dagelijks groeiende stroom van nieuwsberichten, het blootleggen en vervolgens publiek maken van de opzettelijke leugens, blijft al met al voorlopig mensenwerk. Kranten hebben wel eigen factcheckers, maar die beperken zich naast een enkel rubriekje waarin wekelijks één uitspraak door een politicus wordt doorgelicht, tot wat er in eigen huis wordt geproduceerd. Het checken van alles wat daarnaast op internet, tv en sociale media wordt gepubliceerd, wordt overgelaten aan (piep)kleine organisaties, waar journalisten, media-activisten en onderzoekers werken. Deze organisaties zijn ontstaan in de afgelopen decennia op dezelfde digitale golf die niet alleen iedereen uitrustte met de mogelijkheid om te publiceren maar ook met de mogelijkheid om net als journalisten nieuws te checken en verifiëren. De meeste factcheckers zijn zelfs begonnen uit kritiek op de klassieke media.
Voorbeelden in Amerika zijn Snopes, Polifact en FactCheck en andere organisaties die nu door Facebook worden ingeschakeld. En dan is er het Britse onderzoekscollectief Bellingcat van Eliot Higgins, dat bekend werd door onthullingen over Ruslands betrokkenheid bij MH17. Bellingcat verzet veel werk, niet alleen om bewijzen te verzamelen en te checken over het conflict in de Oekraïne, maar vooral ook om het Syrische conflict te volgen. Juist die bittere en overzichtelijke strijd heeft tot tientallen organisaties geleid, zoals de Syrian Observatory for Human Rights, die de feiten van de oorlog in kaart proberen te brengen. Hun werk is vaak het enige houvast dat de mainstream media nog hebben in dit conflict.
Deze nieuwe factcheckers die zich beroepen op hun onafhankelijkheid worden op de been gehouden door fondsen en lopen vaak ver voor als het gaat om het verifiëren van online publicaties. Ze houden zich daarom vaak ook bezig met het trainen van journalisten, activisten en ieder ander die bezig is met waarheidsvinding. Ze leren technieken aan om te zien wie de oorspronkelijke makers zijn van een website of video en of dat het beeld is bewerkt. Ze tellen lijken en verschillende soorten wonden op foto’s en video’s, ze bepalen het tijdstip waarop een beeld is genomen aan de hand van schaduwanalyse of de datum door satellietbeelden te vergelijken. Ze checken of berichten worden gedeeld door echte mensen of door trollen.
Het is allemaal monnikenwerk. Eliot Higgins van Bellingcat legde in een artikel in april 2016 uit hoe zijn onderzoekscollectief, door middel van openbronnenonderzoek, de Oekraïense video met de verbrande Nederlandse vlag uitploos om uiteindelijk met grote zekerheid vast te stellen dat deze geproduceerd was door de trollen van de Internet Research Agency uit Sint Petersburg. En het lijkt ook onbegonnen werk. Dagelijks verveelvoudigt de te checken informatiestroom en om nepnieuws op te sporen zul je toch eerst al het nieuws moeten volgen. Zoals Eliot Higgins zegt: ‘Ooit borduurden we een verslag van de Battle of Hastings, nu kan iemand livestreamen vanaf het slagveld in Syrië. Iedereen loopt daar rond met een camera in zijn telefoon.’

Nieuwsmerken
Terug naar de vraag wie de nieuwsmakers checkt. Het antwoord luidt dat vooralsnog een handjevol hardwerkende mensen een exponentieel stijgende hoeveelheid informatie controleert. En dat zal voorlopig niet veranderen, tenzij zij veel meer financiële en structurele steun gaan ontvangen omdat meer partijen gaan inzien dat alleen zij doen wat niemand doet. Meer toezicht van bovenaf ligt moeilijk: zowel politiek als praktisch omdat er zoveel verschillende makers met verschillende doelen zijn.
Daarnaast is het aannemelijk dat de mainstream media hun best gaan doen om zichzelf nog meer te profileren als de betrouwbare nieuwsmerken waar mensen wel van op aan kunnen. Maar dan is de vervolgvraag: Wie, behalve hun bestaande fans, zal daarvan onder de indruk zijn?

De schadelijkheid van nepnieuws
Want dat is de tweede grote vraag die boven de kwestie hangt: hoeveel invloed heeft nepnieuws en op wie? Opmerkelijk is dat veel schrijvers over de Amerikaanse verkiezingen zonder meer vaststellen dat de invloed van nepnieuws groot en schadelijk is geweest. Hierbij grijpen ze terug op het boek ‘The Filter Bubble’ uit 2011. Hierin beschrijft Eli Parieser, medeoprichter van Upworthy, hoe sociale media op basis van algoritmen lezers een gepersonaliseerd aanbod doen van nieuws en andere informatie. Ze krijgen voorgeschoteld wat goed aansluit op wat ze eerder lazen, bekeken en waardeerden. Parieser concludeerde dat mensen daardoor nauwelijks meer aan andere ideeën worden blootgesteld.
Vaak aangehaald, om het effect van nepnieuws binnen een bubble te illustreren, is een onderzoek(je) van de eerdergenoemde Craig Silverman. Zijn redactie bij Buzzfeed rekende uit dat in de laatste drie maanden van de verkiezingscampagne de top-20 van nepverhalen op Facebook bijna 9 miljoen lezersreacties hebben opgeleverd in de vorm van likes, comments en deelacties. De top 20 nieuwsverhalen van de grote nieuwswebsites kreeg via Facebook iets minder dan 7,5 miljoen reacties. Joshua Benton van Niemanlab schrijft: ‘Ik was lang sceptisch over filter bubbles maar ik ben tot de conclusie gekomen dat nepnieuws de filter bubbles heeft bewapend. Er stemden gewoon teveel mensen bij deze verkiezingen die razend waren door de verzonnen verhalen die ze online hadden gelezen.’
Craig Timberg van The Washington Post duidt op de schadelijke combinatie van nepnieuws en onthullingen: ‘De toevloed van nepnieuws werd gesteund door een geraffineerde Russische propagandacampagne die misleidende artikelen opleverden met het doel de Democraat Hillary Clinton te straffen en de Republikein Donald Trump te helpen het vertrouwen in de Amerikaanse democratie te ondermijnen.’ Timberg koppelt, zoals velen, de rol van nepnieuws direct aan de emailhacks die Hillary Clinton dwars zaten. Maar nepnieuws en email-hacks kunnen niet zomaar bij elkaar worden opgeteld. De hacks leverden, voor zover we nu weten, geen nepnieuws op, hooguit voor de Democraten vervelend nieuws.

Het verwerpelijke wordt bespreekbaar
De schadelijkheid van nepnieuws is dat het verwerpelijke standpunten opeens bespreekbaar maakt, vindt Daniel Shiradsky, oprichter van de BS Detector (bull shit detector) en onderzoeker van zogeheten ‘urban legends’. ‘Dit is hoe anti-semitisme in de publieke ruimte opduikt, in plaats van in de donkere hoeken van het internet te blijven. Samenzweringstheorieën worden zo deel van het algemeen debat en worden als op feiten gebaseerde overtuigingen geaccepteerd.’
Nepnieuws heeft de eigenschap dat het niet weggaat, ook niet nadat het is ontmaskerd. De Russische schrijver ‘Noodleremover’ geeft als voorbeeld van de invloed van nepnieuws in Rusland een BBC-bericht eerder in 2016 dat Donald Trump het opnam voor de Russische deelnemers die toegang tot de Paralympics was ontzegd. Trump noemde de mensen die het besluit hebben genomen de ‘echte kreupelen’. ‘Hoewel inmiddels al lang duidelijk is dat Trump dat nooit heeft gezegd en de BBC het nooit heeft gepubliceerd,’ schrijft Noodleremover, ‘razen lezers nog door in de reactieruimtes op nieuwswebsites over hoe Trump ons steunt’. Het verhaal van Noodleremover stemt overeen met wat er in Amerika gebeurde, betrapt worden maakt voor Trump niets uit.
Ten slotte strekt de invloed van nepnieuws zich uit tot echt geweld. Zo was er de gewapende man die een pizzeria in Washington binnenviel omdat Hillary Clinton er een kinderporno netwerk zou aansturen. Bellingcat haalde er een artikel bij van de website Niquash die het nieuws in Irak bijhoudt. In april 2016 werd beschreven hoe berichten op sociale media hadden geleid tot 60 doden in een stadje in Noord-Irak waar Koerden en Sjiieten elkaar bestrijden. In het artikel vertelt een commandant van de Koerdische Peshmerga dat berichten op Facebook, telkens als het rustig werd, de gevechten weer deden oplaaien. In de Facebookposts werden dan lichamen getoond van dode soldaten. Onderzoek door mensen van Niquash wees later uit dat het ging om oudere beelden uit het Syrische conflict. Maar toen was het voor de nieuwe doden te laat.

Te vroeg voor conclusies
Hoe zwaar ook de aanklachten tegen nepnieuws zijn, er conclusies aan verbinden is niet alleen lastig maar ook onverantwoord. Hiervoor lopen er te veel begrippen en fenomenen door elkaar heen: propaganda, waarheid, politiek, commercie, en de niet te beantwoorden vraag hoeveel waarheid en onwaarheid ‘de mens’ kan verdragen voordat hij geheel de draad kwijt raakt.
Voor de libertaire Ella Whelan van de Britse website Spiked! Online is het een principiële zaak. Ze vindt het te ver gaan om te zeggen dat de Britten alleen voor Brexit stemden en de Amerikanen voor Trump omdat ze zich lieten opstoken door nepnieuws. ‘Wie denkt dat, heeft wel een erg laag mensbeeld.’ Eliot Higgins van Bellingcat wil voorlopig alleen naar de feiten kijken en stelde al in zijn artikel over de Oekraïense video met terughoudendheid vast dat die in Nederland alleen serieus is genomen door GeenStijl en The Post Online. ‘De enige mensen op wie de video invloed had, leken al in het ‘nee’ kamp tegen het Oekraïne-referendum te zitten.’
Een andere interessante bijdrage over de invloed van nepnieuws is van R. Kelly Garrett, een communicatiewetenschapper van The Ohio State University. Sinds 2008 onderzoekt hij of internet en sociale media tijdens verkiezingen bijdragen aan de verspreiding van onwaarheden. Het is niet Facebook dat mensen aanmoedigt nepnieuws te omarmen, dat doen de mensen zelf, is zijn stelling. Uit allerlei onderzoeken blijkt volgens hem dat mensen wel met uiteenlopende meningen worden geconfronteerd, ook op Facebook. Ze staan alleen veel meer open voor berichten die overeenstemmen met wat ze al dachten. Net zoals ze graag gelijkgestemden opzoeken. En dat laatste maakt Facebook zeker eenvoudiger.
Daarnaast wijst Garrett op de rol van emoties in nepnieuws. Emoties, met name boosheid, zijn aanstekelijk en leiden tot ‘delen’. En boosheid maakt mensen ook ontvankelijker voor partijdige, onware informatie. Karin Frick van GDI, een Zwitsers bureau dat bestudeert hoe denkleiderschap zich ontwikkelt, wijst op het dalen in aanzien van de voorheen vertrouwde autoriteiten: wetenschappers, politici, rechters en journalisten. Mensen luisteren liever naar hun gelijken. En ‘als het vertrouwen in media daalt, schrijft Kalev Leetar in Forbes, wenden burgers zich makkelijker tot een breed aanbod van nieuwsbronnen en de kans is groot dan die minder werk maken van het uitzoeken van hun nieuwsverhalen.’
Zeker is dat de vraag naar ‘de waarheid’, naar ‘het nieuws’ en naar de diverse invloeden op ‘de publieke opinie’ hoog op de agenda zijn gezet door de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, het Kremlin en in de Verenigde Staten met de verkiezing van Trump. Maar de vraag naar de invloed van nepnieuws is niet zomaar te beantwoorden. Hebben nepberichten alleen effect op mensen voor wie ze bevestigen wat ze al dachten? Of kan het ook mensen van mening doen veranderen?
Belangrijk hierbij is dat mensen niet zo rationeel denken en handelen als handig zou zijn voor een goed werkende democratie. De afgelopen decennia waren we dat in het westen een beetje vergeten maar door internet heeft die irrationaliteit een totaal nieuwe dynamiek gekregen. Gelijkgestemden spelen een grotere rol bij meningsvorming dan het kleine groepje autoriteiten dat vroeger werd vertrouwd. Zo is een klimaat ontstaan waarin nepnieuws dat emoties oproept en aanzet tot boosheid en angst gedijt. Vooralsnog lijken makers van nepnieuws beter door te hebben hoe het nieuwe denken en beïnvloeden werkt dan zij die graag willen vasthouden aan de kracht van ‘echt’ nieuws.

Dit stuk is gebaseerd zijn verzameld in de mattermap ‘What we should know about fake news’

Andere artikelen van Petra ter Doest over journalistiek:

‘Wij laten zien hoe regeringen liegen, stap voor stap‘. Interview met Eliot Higgins van Bellingcat over werkwijze en drijveren.  September 2016

Mijn gekozen waardering € -

Petra ter Doest is gefascineerd door hoe publiceren verandert. Opeens 'moet' iedereen het, tegelijkertijd heeft niet iedereen de vaardigheden die zij als journalist heeft. Dus traint ze en helpt ze mensen daarbij. En de journalisten dan? Die moeten op zoek naar nieuwe toegevoegde waarde. Ook dat is een spannend proces.