Er zijn mensen die gaan trouwen als ze 27 jaar zijn. En dus was het dit weekend feest. Mijn zeer goede vriend Marcel, die ik heb leren kennen op een vrieskist, kreeg zijn vrijgezellenpartijtje.
Mij was de eer voorbehouden om dit gebeuren te organiseren. Gemakkelijk is zoiets niet, het nodige gaat eraan vooraf. Activiteiten bedenken, een dagprogramma en begroting opstellen, dat is één. Het hele project voor de aanstaande bruidegom geheim houden is twee. En ervoor zorgen dat hij ook daadwerkelijk ten tijde van het vrijgezellenfeest beschikbaar is, is drie.
Uiteindelijk leek alles geregeld. Een barbecue, zeven kilo vlees, een pot voor de stapavond. En vierentwintig uur lang moest Marcel een speciaal matrozenpakje aan. Zeventien andere mannen zouden hem goedkeurende blikken toewerpen. Slechts één keer zou Marcel permissie krijgen om zijn kostuum uit te trekken. Om te verruilen voor een konijnenpak. We zouden immers gaan schieten met verfballen. Op hem. Levend aas.
Toen gingen er mensen dood. En zou Marcel twee begrafenissen hebben. Op de dag van zijn vrijgezellenfeest.
Le Petit Comité
Topoverleg volgde. Als een directie dat tegen het faillissement van een bedrijf vocht werd er gebeld, ge-appt en gemaild. Met le petit comité dat we hadden samengesteld, maar ook met de aanstaande van Marcel. Moesten we dit vrijgezellenfeest nog wel geheim houden? Zouden we niet aan Marcel moeten voorleggen wat er nu speelt en aan hem de keuze laten om te bepalen of het zou doorgaan?
Twee jongens van de vriendenkring vielen sowieso weg. Zij stonden emotioneel te dicht bij één van overledenen. Voor één van hen was het zelfs zijn schoonvader.
Maar zij gaven aan: het moest doorgaan. En ook zijn verloofde zei: het moest doorgaan. Een unieke groep vrienden van Marcel zou voor 24 uur bijeenkomen, er waren weken aan voorafgegaan om alleen al een datum vast te stellen. Mariniers, veehouders, laboranten, accountants, webkids: alles en iedereen zou er zijn. Want Marcel verdiende het om zo’n dag te mogen ondergaan.
Aula
Marcel en ik spraken elkaar voor het eerst toen we veertien waren. Een speciaal hoekje in de aula van de middelbare school was de vaste ontmoetingsplek van enkele klasgenoten met wie we bevriend raakten. En in dat hoekje, aan de zijkant van de bar, stond een enorme vriezer. Dat zat, leunde en steunde heerlijk. En zo werd dat hoekje ook ons hoekje, werden de klasgenoten ook onze vrienden en werden ook Marcel en ik de jongens van de vrieskist.
Tot de aula een jaar later werd platgegooid en vervangen door een nieuw, transparant, hip, glasrijk gebouw. De vrieskist kwam in de keuken te staan, buiten ons bereik. Wat restte was een nieuw hoekje met gewone, inwisselbare en zielloze stoelen. Maar de vriendschap bleef.
Spil
Dertien jaar later zou deze 'bevestigd' worden. Want die mariniers, veehouders, laboranten, accountants en webkids, dat waren de vrienden van toen en zijn de vrienden van nu. Met een gemeenschappelijk verleden dat je in een mum van tijd, met een simpele anekdote of grap, weer afgestoft zag worden. Met Marcel als de spil, en ik als zijn zeer vereerde getuige.
En dus ging het vrijgezellenfeest door. Op vrijdagavond condoleerde Marcel en nam hij afscheid van twee overledenen. En op zaterdagochtend trof hij ons. Met z’n allen dachten we nog één keer aan de dood. En daarna dronken we veel, erg veel, heel veel op het leven. Je leeft maar één keer, trouwt in principe maar één keer en draagt eveneens maar één keer gedurende 24 uur een veel te strak matrozenpakje, afgewisseld met een konijnenpak. En je bent maar één keer 27 jaar, samen met die andere jongens van de vrieskist.