Aantrekkingskracht en geheim zijn er sindsdien alleen maar groter op geworden. Juist het vermijden van muzikaaltechnische hoogstandjes maakt dat je Van Der Graaf Generator gaat waarderen om andere zaken. In de praktijk van de huiskamer betekent dit: ondergaan en luisteren tegelijk. Dat blijkt wel bij het herontdekken van enkele albums uit de beginperiode van de Britse band die opnieuw zijn uitgebracht. Op vinyl.
Allemaal bijeen op het eiland dat in de jaren zeventig werd geteisterd door economische crisis, werkloosheid en sociaalmaatschappelijke malaise. Wat ze verder met elkaar gemeen hadden was het collectief negeren van een liedjesstructuur en het daarbij behorende (blues)rockgeluid uit het decennium ervoor. Van de ‘sixties’ moesten ze niks hebben. Gitaren kregen vaker een bijrol dan een hoofdrol. Het verleden in de vuilnisbak, ruimte voor expansie en experiment om samen de vooruitgang te verklanken en onderweg ernaartoe het verkennen van nieuwe vergezichten.
Bedenkers van iets dat er nog niet was: Pink Floyd, King Crimson (met een dichter in de band!), Genesis, Roxy Music, Henry Cow. En een gezelschap dat zich had vernoemd naar Robert van de Graaff, uitvinder van een apparaat waarmee je elektrische hoogspanning kon oproepen.
Voor sommige bands werd het begrip progressieve rock ofwel progrock bedacht. Bij gebrek aan beter bekt de term dan wel lekker, maar als duiding voor de zich eigenzinnig, introvert of grimmig ontvouwende klanken van Van Der Graaf Generator, schiet het begrip flink te kort. De uitvoering van de tamelijk amorfe composities gebeurt hier gortdroog en recht voor de raap. Ondanks aanloopjes en melodieën die spontaan lijken op te komen kan de muziek zomaar ineens overdonderen of de luisteraar tegemoet komen in mededogen.
Dan is er nog Peter Hammill, de zanger met een sterke voorkeur voor wat de menselijke geest zoal bezighoudt. Bewogen prevelend tot plots geëxalteerd zingt hij over zelfreflectie, eenzaamheid, relaties, onbehagen en paranoia. Nooit direct te herleiden tot hemzelf maar via gezinspeelde omwegen is Hammill The Undercover Man die observerend vanuit het donkere ik het net zo goed over jou kan hebben.
Van Der Graaf Generator is een ontmoeting tussen emotie en intellect, waarbij de talloze tempowisselingen, ingekleurd met roffelende drums, orgel en saxofoon, check dat album Pawn Hearts, een en ander fijntjes benadrukken. Anders gezegd: Van Der Graaf Generator is niet voor iedereen weggelegd. Pawn Hearts is sowieso de plaat waarmee de Britten voor het eerst indruk maken. Hier klinkt werkelijk alles dreigend, manisch en intens, variërend van donker naar hooguit iets minder donker.
“When the madness comes, let it flood on down and over me sweetly.
Let it drown the parts of me weak and blessed and damned.
Let it slake my life, let it take my soul and living completely
Let it be who I am”
(uit The Undercover Man van het album Godbluff)
Godbluff is de plaat die Bert van de Kamp als enige popjournalist van Muziekkrant OOR in zijn jaarlijstje zette; op nummer één. De minimalistische hoes heeft iets punkachtigs. De vlakverdeling is pikdonker met schuin rechtsonder de rode titel ‘gestempeld’ (de paarse variant op de Nederlandse persing is pas echt punk). Ook niet des progrocks was de studiotijd die het maken van Godbluff in beslag nam. In amper twee weken werd de plaat opgenomen; midden in de zomer 1975 toen er weer vanalles begon te broeien in Engeland. Hammill liet het woord punk maar vast vallen in de ‘liner notes’ van zijn soloplaat Nadir’s Big Chance uit datzelfde jaar. Johnny Rotten van The Sex Pistols kwam luidruchtig aangedenderd. Achteraf bleek hij doodleuk fan van Van Der Graaf Generator. Hammill was volgens hem een “true original”.
Voor de hoezen van de recente worp heruitgaven is getracht “an exact reproduction” van de oorspronkelijke Engelse uitgaven te maken. De zogeheten facsimiles komen aardig overeen met de oude platen, afgezien van de barcode en wat kleine details (zoals het spiegelen van de afbeelding achterop de hoes van H To He Wo Am The Only One). Bij sommige titels keert het paarse label Charisma terug, bekend van de allereerste persingen.
Bij The Least We Can Do Is Wave To Each Other is de poster bijgevoegd en bij Pawn Hearts het zeldzame tekstvel. Godbluff bevat een fotoinsert. Op het label staat vreemd genoeg John Anthony vermeld als producer. Vermoedelijk gaat het om een fout, aangezien de lp door de band zelf werd geproduceerd. Ze wilden af van de meer naar binnen gekeerde ‘doffe’ sound van Anthony. Op de reissue ontbreekt overigens de naam van bandlogo-designer John Pasche. Hij ontwierp jaren eerder trouwens de befaamde Rolling Stonestong.
Maar… hoe klìnken ze? Afgaand op de hoessticker zijn de opnamen “newly re-mastered from the original master tapes, cut at Abbey Road Studios”. Die is vergeleken met (mijn) oude persingen nogal indrukwekkend. De herstelde weergave bezit meer daadkracht en perspectief in het geluid waardoor de muziek beter tot zijn recht komt. Op de oude platen klonk die weergave nogal eens massief en ondroordringbaar, waardoor Hammill niet altijd even goed verstaanbaar was. De oude analoge opnamen zijn hooguit wat afgestoft zonder dat er digitale sporen zijn achtergelaten. Precies zoals het hoort met het restaureren van oude muziek.
Van Der Graaf Generator – The Least We Can Do Is Wave To Each Other (Charisma/UMC 1970/2021)
Van Der Graaf Generator – H To He Who Am The Only One (Charisma/UMC 1970/2021)
Van Der Graaf Generator – Pawn Hearts (Charisma/UMC 1971/2021)
Van Der Graaf Generator – Godbluff (Charisma/UMC 1975/2021)