De pijn van gelovigen

Een jaar geleden ontvoerden pro-Russische rebellen in het Oost-Oekraïense Slavjansk vier leden van de pinkstergemeente. Ze werden gemarteld en nog de volgende nacht vermoord. Oekraïne 'bevrijdde' de stad kort erna, maar de misdaad is nog altijd niet opgelost. 'De daders zitten in Donetsk en er zijn zo veel mensen hier gedood.'

Het kerkgebouw ‘Het Goede nieuws’ is niet moeilijk te herkennen. Het pand aan de Odessastraat, in het hoger gelegen deel van Slavjansk, is typisch protestants, in Amerikaanse stijl. Het reusachtige kruis dat in de voorgevel is verwerkt, lijkt de gelovigen van de pinkstergemeente die hier hun erediensten vieren te moeten beschermen.

Langzaamaan druppelen belangstellenden voor het ochtendgebed binnen. Iets meer dan twintig, op een vrouw en kind na louter volwassen mannen. Ze geven elkaar vrolijk de hand, en nemen plaats op de houten banken die in een halve cirkel in de hal van de kerk staan opgesteld. Dan pakt Aleksej Aleksejevitsj, de bisschop van de pinkstergemeente in Slavjansk, zijn tablet en begint de Bijbellezing, een van de brieven van Paulus.

De mondige kerkleden onderbreken Aleksejevitsj voortdurend met vragen en spitsvondige opmerkingen en al snel ontaardt de Schriftlezing in een levendige discussie over vertalingen uit het Hebreeuws en het Grieks en over de Septuaginta, over het jodendom en de Psalmen van David. Het is een blijmoedige samenspraak waarin iedereen wel iets weet in te brengen. Het verschil met de dociele orthodoxen, wier religie de Donbass domineert, is onmeetbaar.

Na de Bijbellezing gaan de mannen in een kring staan en begint het gebed, het ‘spreken in tongen’, waaraan de Pinkstergemeente zijn naam heeft te danken. Mummelend prijzen de gelovigen God en vragen Hem om steun. Ze lijken in trans, soms neemt een van hen het woord en spreekt hardop. ‘Geef vrede Heer in Oekraïne!’, bidt predikant Pjotr Doednik hartstochtelijk.

Geef vrede Heer in Oekraïne!’, bidt predikant Pjotr Doednik hartstochtelijk

Als de sessie is afgerond, vallen de mannen elkaar ombeurten in de armen. Het lijkt oprecht hartelijk. Er heerst een gemeenschapsgeest die in de orthodoxe kerk vrijwel ontbreekt. Het machismo van de orthodoxen, die oorlog en kerk rustig naast elkaar zetten, is de pinksterleden ten enenmale vreemd.

Misschien is het wel dit enorme cultuurverschil dat vier van de pinksterleden een jaar geleden fataal werd. Toen, op pinksterzondag 8 juni 2014, kwam de gemeente na de eredienst de kerk uit en stonden acht gewapende mannen in camouflagepakken hen op te wachten. Ze vroegen van wie de vier – min of meer dure  – auto’s waren die voor het bedehuis stonden geparkeerd. Viktor Bradarski (40), de broers en zonen van een van de predikanten Albert (24) en Roevim (30) Pavenko en Vladimir Velitsjko (42) stapten naar voren en daarmee – zo bleek later – een gewisse dood tegemoet. Ze werden gedwongen in hun voertuigen te stappen en reden weg samen met de opgefokte ontvoerders om nooit weer terug te keren. Pas na 35 angstige dagen werden hun lichamen gevonden in een massagraf, samen met die van een paar pro-Russische rebellen. Nu, een jaar later, zijn de daders nog altijd voortvluchtig.

Strelkov

Er woedde die dagen hevige strijd om Slavjansk. De pro-Russische rebellen die in april 2014 de zelfverklaarde Volksrepubliek Donetsk (DNR) uitriepen, hadden in de stad hun hoofdkwartier gevestigd, nadat ruige kerels in camouflagepakken en kalasjnikovs overheidsgebouwen hadden bezet en gebarricadeerd. De beruchte voormalige Russische inlichtingenofficier Igor Girkin, bekend onder zijn nom de guerre Strelkov (‘de schutter’) – en door sommigen verdacht van het opdracht geven tot het neerschieten van vlucht MH17 – had zijn intrek genomen in Slavjansk. Er waren Tsjetsjenen neergestreken die vochten aan de kant van de DNR. De Oekraïners waren als de dood voor hen, want ze zouden krijgsgevangenen castreren en de ogen uitsteken. Om ze de stuipen verder op het lijf te jagen, draaiden de DNR-rebellen op vrijdag, de gebedsdag voor moslims en dus ook voor Tsjetsjenen, keihard Arabische muziek.

De Oekraïners waren als de dood voor Tsjetsjenen, want ze zouden krijgsgevangenen castreren en de ogen uitsteken

Ondragelijk

Het leven in het asgrauwe Sovjet-stadje werd ondragelijk. Dagelijks bombardeerde het Oekraïense leger de stellingen van de rebellen, water, gas en licht waren er niet meer en de Russische televisiekanalen toonden iedere dag weer vol afschuw hoeveel kinderen en bejaarden leden onder de niets ontziende aanvallen van de ‘fascistische junta’ in Kiev. Van de 120.000 inwoners, zocht ongeveer een kwart een veilig heenkomen elders in Oekraïne of Rusland.

De pinkstergemeente speelde nadrukkelijk een rol in de vlucht van velen. ‘We hebben met onze bussen honderden mensen de stad uitgeleid, tussen de wegversperringen door’, vertelt voorganger Doedkin in zijn fraaie kantoor in ‘Het Goede Nieuws’. Protestanten hebben het in de voormalige Sovjet-Unie altijd beter voor elkaar dan orthodoxe gelovigen. Doedkin spreekt in voorspellingen en goddelijke visioenen, zoals ze gewend zijn in de pinkstergemeente. ‘Al dertig jaar leefden we met de profetie dat Slavjansk een ‘stad van vluchtelingen’ zou worden. De profetie kwam vorig jaar uit, mijzelf meegerekend. Toen de bisschop door de rebellen werd gearresteerd, wist ik dat ik de volgende zou zijn en heb me ook uit de voeten gemaakt.’

Al dertig jaar leefden we met de profetie van Slavjansk als ‘stad van vluchtelingen’

Doedkin heeft een guitig, jongensachtig gezicht en een krakende stem. Hij is voorkomend, maar kijkt je nauwelijks aan als hij praat. De voorganger heeft zijn verhaal afgelopen jaar te vaak verteld, zo lijkt het. Maar omdat zijn collega Aleksandr Pavenko een jaar na dato nog steeds niets wil zeggen over de afschuwelijke misdaad die op zijn gezin neerdaalde, doet Doedkin het maar.

-‘Wat waren motieven van de rebellen volgens u?’, begin ik.

‘Onze broeders zijn vermoord vanwege hun religieuze overtuiging, dat staat voor mij vast. Ze hadden geen dure auto’s, en ze zijn na de moord in brand geschoten’, vertelt Doedkin. Bovendien, zo gaat hij verder, kreeg in januari de broer van een van de slachtoffers een telefoontje. Een stem vertelde hem dat de vier waren gedood om alle niet-orthodoxe gelovigen in Donbass te ontmoedigen. ‘De rebellen zien ons als een Amerikaanse kerk, en Amerika is de vijand die vernietigd moet worden. Dat is hun logica’, zegt Doedkin.

Een man vertelde over de telefoon dat de vier waren gedood om alle niet-orthodoxe gelovigen in Donbass te ontmoedigen

Die logica is volgens de voorganger stevig verankerd in de ideologie van het Russisch-orthodoxe patriarchaat van Moskou, waarvan het Russisch-orthodoxe Leger, een van de rebellenbataljons die strijden voor de afscheiding van Donetsk van Oekraïne, de extremistische variant vormt. Doedkin schetst de achtergrond: ‘Alles wat hier is gebeurd afgelopen jaar, hebben zij op hun geweten. Het bezetten van de gebouwen, het begin van de oorlog, de ontvoeringen, de moorden. Samen met kozakken uit Rusland zouden ze wel eventjes de ‘Russische vrede’ komen brengen in de Donbass’, zegt Doedkin grimmig. ‘Het wemelt hier van de orthodoxe geestelijken, vlakbij is een klooster. Openlijk stonden ze op de barricaden met machinegeweren om de kozakken en Girkin te zegenen en de hele pro-Russische beweging.’

Doedkin laat een filmpje zien op Youtube. Het toont een grasveld ten tijde van de oorlog vorig jaar. Er staan twee tanks van de DNR-rebellen, die vanaf het kerkterrein granaten afvuren. En inderdaad: monniken die het tafereel de heilwens van God geven. Een rebel kijkt in de camera en zegt: ‘Kijk, zo vechten Russen.’

Een rebel kijkt in de camera en zegt: ‘Kijk, zo vechten Russen.'

-‘Wat gebeurde er na de ontvoering van de vier kerkleden?’, vraag ik Doedkin.

‘De rebellen bezetten het kerkgebouw, namen er hun intrek en maakten er een wapenopslagplaats van. Maar in de nacht van 4 op 5 juli vorig jaar heeft God zo’n vreselijke angst op hen losgelaten, dat ze zijn weggevlucht zonder hun spullen mee te nemen. Zelfs hun wapens lieten ze liggen, die hebben we met vrachtwagens afgevoerd. Niet het Oekraïense leger heeft Slavjansk bevrijd, maar God heeft dat gedaan’, gelooft Doedkin heilig.

-‘Loopt er nog een onderzoek naar de daders van de moord op de vier?’, wil ik weten.

Doedkin lacht schamper. ‘Tijdens de drie maanden dat de rebellen Slavjansk bezet hielden, hebben van de driehonderd agenten er veel de eed gezworen aan Girkin. Van het korps zijn er na de bevrijding honderd ontslagen. Maar waar ligt de loyaliteit van de tweehonderd overgebleven dienders?’, vraagt Doedkin zich af, suggererend dat er sprake is van sabotage in het onderzoek.

-‘Heeft u aanwijzingen voor tegenwerking?

‘Weet u, de politie heeft foto’s in handen van de gemartelde lichamen van onze broeders. Ze weten wie die foto’s hebben gemaakt en dus wie de daders zijn. Maar de politie doet er niets mee', verzucht Doedkin.

Op het politiebureau van Slavjansk, het eerste gebouw dat de rebellen destijds gewapenderhand bezetten en barricadeerde, belooft een woordvoerster beleefd informatie te verzamelen over het onderzoek en terug te bellen. Dat doet ze twee dagen later. ‘Er is een strafzaak geopend in deze zaak op basis van artikel 115 van het Oekraïense handboek van strafrecht’, zegt ze plechtig. Maar wat zijn de resultaten toch nu toe? Zijn er al verdachten? Zijn die nog in Slavjansk en zijn er al arrestaties verricht? ‘Lopende het onderzoek kan ik geen concrete mededelingen daarover doen’, zegt de woordvoerster.  

Bedriegelijk

In het slaperige centrum van Slavjansk slenteren ouders met aan ijsjes likkende kinderen over het snikhete centrale plein, waar onlangs het standbeeld van Lenin rigoureus is verwijderd. Een Oekraïense vlag is ervoor in de plaats gekomen. Dat de vredige, lome sfeer in het stadje bedriegelijk is, blijkt uit een oproep aan de burgers die is geplakt op het overgebleven voetstuk: of ze willen uitkijken naar 'alledaagse separatisten' en hen aangeven bij de autoriteiten. 

Aan het centrale plein ligt het gemeentehuis, vorig jaar rond deze tijd nog volledig dichtgepakt met zandzakken en prikkeldraad. Als je als journalist vroeg of je naar binnen mocht, zei een rebel die de ingang bewaakte dat je gevoeglijk kon oprotten. Binnen zit nu plaatsvervangend burgemeester Andrej Belezorov, een in een hip, strak stretchshirt gestoken en Chesterfield-sigaretten rokende veertiger. Dat er bij de politie mogelijk rotte appels in de mand zitten, wil hij niet ontkennen. Maar of het onderzoek naar de moord werkelijk wordt tegengewerkt, betwijfelt hij. ‘Alle agenten die misdaden hebben gepleegd zijn weggestuurd en sommigen worden strafrechtelijk vervolgd’, zegt hij. ‘Anderen zijn met de rebellen naar Donetsk vertrokken, maar de overigen vervullen hun taak naar behoren.’

Wat volgens Belezorov het onderzoek bemoeilijkt, is dat ook de daders inmiddels in de DNR zitten. Twee van hen zouden inmiddels zijn gedood, onder wie de organisator van de ontvoering. Ene Oleg, die in een tank zou zijn verbrand. ‘Weet u, de moord op die protestanten was een terroristische daad. Maar er zijn zoveel mensen gedood en nog steeds vermist in Slavjansk’, verzucht Belezorov. ‘Begin juli zullen ze we de bevrijding vieren. Maar met een lach en een traan.’

De moord op die protestanten was een terroristische daad, maar er zijn zoveel mensen gedood in Slavjansk

Religiewet

DNR-leider Aleksandr Zachartsjenko heeft onlangs aangekondigd een wet door te voeren die slechts vier religies in Donetsk zal erkennen: de Russisch-orthodoxie, het katholicisme, de islam en het jodendom. ‘Ik zal keihard vechten tegen sektes en pseudoreligies’, zei de premier, daarmee ongetwijfeld mededoelend op de protestantse genootschappen. En hoewel Slavjansk inmiddels alweer bijna een jaar ferm in Oekraïense handen is, houden de rebellen niet op te roepen de stad, strategisch gelegen op de weg naar Charkov, te zullen heroveren. Die dreiging en de nieuwe wet, zouden de toch al zwaar getraumatiseerde pinksterleden van Slavjansk hernieuwde angst kunnen bezorgen. Maar Doednik wuift het weg. ‘De Bijbel kent wel vreselijker types dan Zachartsjenko’, snuift hij minachtend. ‘Hij probeert Gods macht te trotseren, maar God zal zelf wel met hem afrekenen. Bovendien: ik ben in de Sovjettijd geboren in een protestants gezin. Wij zijn vervolgd, hebben voor hetere vuren gestaan. We zijn flexibel’, zegt Doednik strijdvaardig.

Ik zal keihard vechten tegen sektes en pseudoreligies – DNR-premier Aleksandr Zachartsjenko

Frêle

Achter de zware metalen poort van een huis ver buiten het centrum van Slavjansk verschijnt een kleine, frêle vrouw in de warme namiddagzon. Ze is vriendelijk en laat het bezoek gastvrij binnen in haar grote en voor Oost-Oekraïense begrippen tamelijk luxueuze woning, waar twee van haar kinderen beleefd een hand komen geven. Op de tafel ligt een opengeslagen bijbel, aan de muur hangt de foto van een grote man in pak die met een microfoon in de hand staat te zingen. ‘Ze noemden Vitja binnen onze gemeente de gouden stem’, vertelt Natalja Bradarskaja met zachte stem. Ze heeft het monotone timbre van iemand die nog altijd in shocktoestand verkeerd.

Toen haar man, Viktor Bradarski, een jaar geleden werd ontvoerd, was ze erbij. ‘Natuurlijk waren we ongerust. Maar we dachten dat het wel zou loslopen. Ze hadden immers niets gedaan’, zegt Natalja. Veel tijd om erover na te denken, had ze evenwel niet: vlak nadat haar man en de anderen waren meegenomen, sloegen er granaten in vlakbij de kerk en moest iedereen wegwezen. ‘Het gebeurde allemaal tegelijk.’

-‘Wie waren de mannen, kende u ze, kwamen ze uit Slavjansk zelf?’, vraag ik.

‘Ze hadden geen maskers, maar ik kende ze niet. Ik had het gevoel dat het een gemengd gezelschap was. En dat de orders van buiten Slavjansk waren gekomen. Het waren erg wanordelijke types, ik denk dat ze drugs hadden gebruikt. Wat wil je: als er dag in dag uit bommen vlak naast je ontploffen, ga je vanzelf wel wat slikken. Anders word je gek.’ 

Ik denk dat de ontvoerders drugs hadden gebruikt. Ze moesten wel, anders werden ze gek

Ruim een maand hebben Natalja en haar drie kinderen in onmenselijke spanning geleefd. ‘Ik ging dagelijks naar de rebellen en vroeg waar mijn man was. ‘Wacht u rustig af’, kreeg ik telkens te horen. Sommigen wisten, denk ik, van niets, anderen speelden een spelletje met me.’

-‘Wat hielden ze u dan voor?’, vraag ik.

‘Dat hij en de drie anderen misschien bang waren geworden en gevlucht. Of dat hij misschien wel ergens een liefje had opgeduikeld’, vertelt Natalja. De gemeenheid van die laatste opmerking doet me een moment duizelen.

-‘Wat weet u nog van de laatste uren van uw man?’

‘De plaatsvervangend procureur-generaal die de rebellen in de kamer ernaast vasthielden, heeft me verteld dat hij de vier mannen heeft horen schreeuwen’, vertelt Natalja. Af en toe zucht ze. Soms moet ze even ophouden om haar tranen weg te slikken. ‘Hij heeft het geschreeuw maar één nacht gehoord, en dat klopt: om drie uur zijn ze eerst nog ‘vrijgelaten’ en direct daarna gedood.’

-‘Heeft u tot het laatst hoop gehad?’, vraag ik voorzichtig.

‘Natuurlijk. Vitja was een goed mens, niemand zou hem zomaar kunnen doden. We hoopten dat ze als gijzelaars waren meegenomen naar Donetsk, dat ze in ieder geval nog in leven waren. Avakov (de Oekraïense minister van Binnenlandse Zaken, jb) kwam na de bevrijding naar Slavjansk. Hij beloofde ons er alles aan te zullen doen de gijzelaars vrij te krijgen.’

Maar op 13 juli 2014 kregen Natalja en haar gezin de onvermijdelijke jobstijding over zich uitgestort. Hun zo geliefde echtgenoot en vader was gevonden in een massagraf, er was geen ontkomen meer aan de waarheid.  ‘Toen ze zijn trouwring overhandigden, wist ik het’, fluistert Natalja.

Toen ze zijn trouwring overhandigden, wist ik dat het waar was

Ze stortte in, at en dronk niet meer en moest naar Charkov overgebracht, waar ze een maand in het ziekenhuis lag voor een infuusbehandeling. ‘Toen zeiden ze: Natasja, je hebt kinderen, zorg weer voor ze’, vertelt Natalja.

-‘Is het belangrijk voor u dat de daders worden gestraft?’

‘Weet je Josif’, zegt Natalja, ‘de mensen die dit hebben gedaan, hebben zichzelf al gestraft. Want hoe kunnen ze verder leven met deze vreselijke misdaad op hun geweten?’

Zingen

Natalja veert even op en vraagt: ‘Wilt u Vitja zien zingen? We hebben nog opnamen van hem in de kerk.’ Hoewel het ongemakkelijk voelt, stem ik toe. Natalja’s zoon Andrej komt de laptop brengen en zoekt het filmpje op. En daar verschijnt dezelfde grote man die ook aan de muur hangt. Maar nu horen we hem ook. Hij zingt zich de longen uit het lijf, een Russischtalige gospelsong met op de achtergrond een jeugdkoor. Het zijn mierzoete klanken, met volle akkoorden en een pakkende melodie, zoals het hoort bij gospel.

Ik kijk opzij en zie bij Natalja de tranen over de wangen biggelen. Na een jaar kan ze nog niet zonder te huilen kijken naar de beelden van de man die ze vanaf haar jeugd in de regio Odessa heeft gekend. Ik keer mijn blik weer naar het scherm. Viktor heb ik nooit heb ontmoet, maar ik krijg zelf ook een brok in de keel.

Na een jaar kan Natalja nog niet zonder te huilen kijken naar de beelden van de man die ze vanaf haar jeugd  heeft gekend

Het filmpje loopt af, Natalja sluit de laptop.  Voor haar staat er nog een niet te beantwoorden vraag open, een jaar na de gruwelijke moord op haar man. ‘Vitja had de ochtend van zijn ontvoering rugpijn en verhoging. Ik zei dat hij beter kon thuisblijven, maar hij was zó gelovig. ‘Het is Pinksteren en ik ben diaken’, zei hij, en weg was hij. Wat zou er zijn gebeurd als hij naar mij had geluisterd?’

Mijn gekozen waardering € -

Joost Bosman (1969) is correspondent in Rusland en de rest van de voormalige Sovjet-Unie voor onder meer het AD, De Tijd, BNR en Reporters Online.