Wat is er nodig om op een bepaald moment allerlei verschrikkingen van oorlog, genocide, of slavernij achter zich te kunnen laten? Lorena De Vita, universitair docent geschiedenis van de internationale betrekkingen aan de Universiteit Utrecht, onderzoekt dit aan de hand van de Duitse herstelbetalingen aan Israël en de Holocaustslachtoffers na de Tweede Wereldoorlog. Onverwacht kreeg ze tientallen dagboeken van een Duitse onderhandelaar in handen. Die bevatten een schat aan nieuwe informatie. Voor haar onderzoek kreeg De Vita de ‘Heineken Young Scientist Award’.
Nog gefeliciteerd met de prijs. Behalve de eer, wat heeft u gekregen?
“De award is een geldprijs van 15.000 euro die ik ga besteden aan mijn onderzoek. En ik kreeg een workshop wetenschapscommunicatie aangeboden, om te leren hoe ik een breed publiek over mijn onderzoek en bevindingen kan vertellen. Ook kreeg ik een mooie möbiusband, een sjerp met mijn naam, ontworpen door grafisch ontwerper Karel Martens.”
Volgens de jury richt u zich niet op de geschiedenis van conflicten, maar juist op de verzoening. Hoe bent u in dit onderwerp geïnteresseerd geraakt?
“Dat heeft te maken met de periode waarin ik ben opgegroeid. Ik ben in 1987 geboren in Rome, in Italië. Tijdens de terroristische aanvallen op 9/11 in de VS was ik een tiener en ik weet nog precies waar ik was toen ik hoorde wat er gebeurd was. De wereld belandde in de war on terror aan de ene kant en er kwamen meer terreuraanslagen van de andere kant.
“Toen ik in 2009 voor mijn studie in Londen woonde, werd er in mijn buurt een man gearresteerd die een terreuraanslag bleek voor te bereiden. Ineens was het onderwerp dichtbij, en ik vroeg me af waar al die grieven en geweld vandaan kwamen. Meer nog vroeg ik me af wat er eigenlijk gebeurt ná jaren van terroristische aanslagen en radicalisering. Hoe lukt het mensen, hoe lukt het samenlevingen om weer met elkaar verder te leven na een periode van geweld, discriminatie of slavernij? Hoe kunnen ze achter zich laten wat er gebeurd is?
Ik vroeg me af wat er gebeurt ná jaren van terroristische aanslagen en radicalisering.
“Ik ging internationale betrekkingen studeren. In 2011 begon ik met mijn promotieonderzoek naar de geschiedenis van de Duits-Israëlische betrekkingen aan het begin van de Koude Oorlog. Meer recent onderzoek ik verzoening en herstel, de betalingen van West-Duitsland aan Israël en de Holocaustslachtoffers, als onderdeel van een verzoeningsproces.”
Hoe verliep dat verzoeningsproces?
“Beide landen bestonden nog niet als zodanig tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bondskanselier Konrad Adenauer wilde onderhandelingen over herstelbetalingen voeren met vertegenwoordigers van Israël en van Joden die in de diaspora leefden, maar zijn idee werd niet echt met gejuich ontvangen. Tegenstanders in Israël vonden het moreel onacceptabel om ‘bloedgeld’ te krijgen als genoegdoening voor de gepleegde massamoorden. In Duitsland was er veel weerstand, omdat het land berooid uit de oorlog was gekomen en veel geld nodig had voor de wederopbouw. Bovendien was het antisemitisme daar niet verdwenen. Veel beroepsdiplomaten die onder het Derde Rijk hadden gediend, waren in dienst van de West-Duitse overheid gekomen en werkten dit proces tegen. Natuurlijk waren de leden van de Arabische Liga ook tegen een verzoeningsproces. Tegenstanders hebben zelfs bombrieven verstuurd.
“Er was nog geen wet, en geen VN-verklaring die herstelbetalingen voorschreef. Ondanks al die tegenwerkingen is toch de keuze gemaakt om ermee aan de slag te gaan en zijn er mensen om de tafel gaan zitten. In maart 1952 kwamen ze bij elkaar in kasteel Oud-Wassenaar in Nederland, vrijwel letterlijk uit het zicht, in een land dat geen partij was. De onderhandelaars dachten dat ze een maand nodig hadden, maar ze hebben tot september overlegd. De overeenkomst is toen in alle stilte getekend. Uit veiligheidsoverwegingen gebeurde dat in Luxemburg; bondskanselier Adenauer moest daar toevallig al zijn. Een paar journalisten kregen ’s ochtends een telefoontje dat ze op een bepaalde locatie verwacht werden, zonder dat ze wisten waarvoor.
“Het overeengekomen bedrag was 3,45 miljard Duitse mark aan goederen en diensten voor Israël, tot het jaar 1965, en 450 miljoen mark voor de ngo die ook bij de onderhandelingen betrokken was, voor betalingen aan Holocaust-overlevenden. Door latere aanvullingen groeide het totaalbedrag in zeventig jaar tijd naar 80 miljard mark.
“Deze onderhandelingen werden opgevolgd door andere onderhandelingen en hogere herstelbetalingen, ook aan andere groepen zoals de Sinti en Roma. Bij het Internationaal Strafhof in Den Haag is een Trust Fund for Victims ingesteld dat zich bezighoudt met herstelbetalingen bij misdaden als genocide en misdaden tegen de menselijkheid.”
Hebben we spelregels voor verzoeningsonderhandelingen overgehouden aan het Verdrag van Luxemburg?
“Er is geen blauwdruk. Zo werden de onderhandelingen in 1952 met de grootste omzichtigheid gehouden. De Israëlische vertegenwoordigers arriveerden pas als de Duitsers al binnen waren, zodat ze elkaar niet in de hal hoefden te passeren. De Israëlische delegatie kreeg als eerste het woord. De voertaal was Engels, geen Duits, om nare associaties te vermijden. Ze gaven elkaar geen hand en smalltalk was uit den boze.”
Hoe definieert u ‘verzoening’?
“Het op een diplomatieke manier proberen een dialoog tussen partijen op gang te brengen, of om die te herstellen. Verzoenen is het verschuiven van destructief naar constructief gedrag, een dynamiek van geweld omvormen tot een situatie van relatieve vrede. Maar mijn wetenschappelijke werk gaat niet alleen over diplomaten, ook over de actoren die dat niet zijn volgens de klassieke definitie, maar die wel een belangrijke rol vervullen. Denk bijvoorbeeld aan juristen, onderhandelaars en journalisten.”
Wat konden journalisten in dit verband betekenen?
“Aan de Duits-Joodse journalist Karl Marx (naamgenoot van de 19e-eeuwse politiek filosoof – red.), hoofdredacteur van de Allgemeine Wochenzeitung der Juden in Deutschland, vertelde Adenauer als eerste dat het Duitse volk het onrecht tegen de Joden wilde goedmaken, dat in hun naam door een crimineel regime was begaan. Adenauer vertelde dat tijdens een interview in 1949, toen hij nog maar net twee maanden bondskanselier was. Het duurde nog een paar jaar voordat de onderhandelingen begonnen, maar dat interview was al erg belangrijk om duidelijk te maken wat de bedoelingen van de nieuwe regeringsleider waren.”
Wist u toen u met het onderzoek begon dat ‘stille’ actoren zo belangrijk waren geweest?
“Nee. Als student internationale betrekkingen interviewde ik diplomaten. Ik las persberichten en officiële communiqués van premiers en ministers van buitenlandse zaken. Langzamerhand ontdekte ik dat veel meer mensen een rol hadden. Dat werd duidelijk tijdens het archiefonderzoek en ook door de oral history-interviews, waarvan ik er helaas niet veel heb kunnen doen, omdat weinig mensen nog over het begin van de jaren vijftig kunnen vertellen.
“Vooral de gesprekken met Benjamin Ferencz, een Amerikaanse jurist van Joodse afkomst, die in 1920 in Transsylvanië was geboren, zijn onvergetelijk. Hij was na de Tweede Wereldoorlog de jongste hoofdaanklager tijdens het Neurenberg-proces. Daarna zette hij zich meerdere decennia in voor het Internationaal Strafhof. Tijdens de voorbereidingen voor het Verdrag van Luxemburg leerde hij Otto Küster kennen, de jurist die ik later op het spoor ben gekomen.”
“Behalve dat hij 101 jaar oud was – inmiddels is hij overleden – was het bijzonder hoe hij op zijn werk terugkeek. We hebben lang met elkaar gesproken, maar één zin sprong eruit: ‘Punishing perpetrators is not enough; you have to contribute to building a better future’ – Daders straffen is niet genoeg, je moet bijdragen aan het opbouwen van een betere toekomst.
“Ferencz was niet naïef, hij had in de jaren veertig en daarna veel meegemaakt. Toch vond hij dat we anders moeten omgaan met criminelen en streefde hij vrede na door middel van diplomatie, hoe moeilijk en lang die weg ook is. Vooral door de persoonlijke betrokkenheid van de individuele onderhandelaars zijn de verzoeningsgesprekken een succes geworden.”
In de tweede helft van de twintigste eeuw kwam er steeds meer aandacht voor verzoening en herstel.
“De internationale politiek kreeg toen nieuwe begrippen en instrumenten. Het woord ‘genocide’ werd ingevoerd, in de jaren 80 en 90 ging het voor het eerst over transitional justice, begin jaren 90 kwamen er internationale tribunalen voor Joegoslavië en Rwanda, analoog aan Neurenberg.
“Eerder vond verzoening natuurlijk ook plaats, alleen waren er toen nog geen woorden voor. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog ontstond al de wens tot meer communicatie tussen de politieke elite en de bevolking. Een voorbeeld zijn de Fourteen Points van president Woodrow Wilson. (Voorstellen die de Amerikaanse president Wilson op 8 januari 1918 deed in zijn rede voor het Amerikaanse Congres om een einde te maken aan de Eerste Wereldoorlog – red.) Niet dat die meteen voor veranderingen zorgden. Na de Vrede van Versailles (1919, einde Eerste Wereldoorlog – red.) waren veel volken erg teleurgesteld. De koloniale houding van Europese machten bleef bestaan. Toch was Wilsons speech al een impuls voor het streven naar meer openheid en overleg.”
Betrokken landen en partijen moeten wel de intentie hebben samen een andere weg in te slaan.
“Er moet politieke wil zijn om met elkaar te praten, een keuze voor dialoog boven geweld. Maar waarom partijen daartoe komen verschilt steeds. Ik wil niet idealistisch doen over de motieven die ze kunnen hebben. Voor Duitsland na de Tweede Wereldoorlog was het namelijk óók belangrijk om te kunnen terugkeren naar de family of nations. Het wilde laten zien dat het gewoon weer kon meedoen in de internationale politiek.
“Herstelbetalingen zijn één manier om over een moeilijk verleden te kunnen praten. Inmiddels zijn er meer gereedschappen, zoals het instellen van een Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika, waar het niet om genocide ging, maar om racisme en uitsluiting binnen één samenleving.
Verzoenen is het omvormen van een dynamiek van geweld tot een situatie van relatieve vrede.
“Na de Tweede Wereldoorlog duurde het vele jaren voordat er aandacht kwam voor de slachtoffers. Tijdens het proces van Neurenberg (1945-1946 – red.) ging het alleen maar over de oorlogsmisdadigers.”
Mensen die uit concentratiekampen terugkeerden, ontdekten dat hun huis door anderen was ingenomen. Slachtoffers konden hun verhaal nergens kwijt.
“Precies. Benjamin Ferencz bleef na Neurenberg in Duitsland om te werken aan restitutie van eigendom en herstelbetalingen voor de Holocaustslachtoffers. Dat was een erkenning dat overlevenden ook ondersteuning nodig hebben. Recent is er meer aandacht voor psychologische hulp. Het begrip posttraumatische stress stamt uit de jaren 60 en 70, uit de Vietnamoorlog.”
Hoe kwam u de Duitse jurist Otto Küster op het spoor, en hoe was hij betrokken bij de herstelbetalingen?
“Tussen de stukken voor mijn promotieonderzoek zat een korte tekst uit het dagboek van de Duitse jurist Otto Küster (1907-1989 – red.), die bij de onderhandelingen in 1952 aanwezig was geweest. Ik had die tekst in een klein archief in Duitsland gevonden.
“In 2022, zeventig jaar na de ondertekening van het Verdrag van Luxemburg, had ik door de coronamaatregelen meer tijd om over onderdelen van mijn onderzoek na te denken en ik was benieuwd naar die jurist en zijn ervaringen. Op het internet zocht ik in Duitse telefoonboeken naar mensen die Küster heten. Op goed geluk heb ik hun een brief gestuurd. Een schot in de roos. Küsters kinderen reageerden en ik mocht ze interviewen. Wat ik niet had durven hopen, is dat ze me een wasmand en een koffer gaven vol met dagboeken van hun vader – van 1932 tot zijn overlijden in 1989. Daarmee begon mijn vervolgonderzoek.
“Küster had rechten gestudeerd en wilde rechter worden. Hij kreeg in 1932 een baan, maar werd al snel ontslagen, omdat hij kritisch was over de nazi’s. Na de oorlog had hij er morele bezwaren tegen om in dienst te treden als ambtenaar voor Duitsland. Desondanks heeft hij het land vertegenwoordigd bij de onderhandelingen. Met zijn dagboeken kan ik inzoomen op details, ik kan onderzoek doen naar zijn gedachtegang en gevoelens, hoe hij de onderhandelingen heeft ervaren, en wat er zoal gebeurde.
“Historici onderzoeken meestal de rol van een voorzitter, of bijvoorbeeld van de president van de VS. Maar als we alleen maar aandacht besteden aan de hoofdrolspelers, missen we heel veel. Verschillende perspectieven zijn juist belangrijk.”
U bent Italiaanse, wij spreken Nederlands met elkaar. Spreekt en leest u ook Duits?
“Ja, anders had ik ook mijn doctoraat niet kunnen doen. De dagboeken zijn zelfs een extra uitdaging. Ze zijn met de hand geschreven in een mix van Sütterlin, Kurrentschrift en modern Duits handschrift. Zelfs zijn familie kan hierom zijn dagboeken niet lezen. Mijn team gebruikt nu kunstmatige intelligentie om de tekst te kunnen transcriberen, zodat wij én de familie kunnen begrijpen waarover hij schreef.”
Hebben de dagboeken al nieuwe informatie of inzichten gegeven?
“Ik maak eruit op dat processen van beleids- en besluitvorming heel dynamisch zijn. Ik had me nooit echt gerealiseerd hoe belangrijk juristen in zo’n proces kunnen zijn om wetten en juridische concepten te kunnen sturen en veranderen.”
Verzoening lukt lang niet altijd. Neem de Armeense genocide in Turkije begin 20ste eeuw. Turkije en bevriende landen ontkennen die volkerenmoord nog steeds, net als enkele Nederlandse Kamerleden.
“Verzoening kan niet altijd, en lukt soms wel. We moeten verzoeningsprocessen niet idealiseren. Ze zijn altijd moeilijk en nooit perfect. Veel draait in de diplomatie ook om politieke macht en ego’s. Het is belangrijk in hoeverre landen of groepen er écht belang bij hebben om in gesprek te gaan met hun vijanden. Ze moeten er concrete politieke interesse in hebben.”
Heeft u de nasleep van andere conflicten ook onderzocht? The Troubles in Noord-Ierland van de jaren zestig tot 1998 misschien, of de oorlog in het voormalige Joegoslavië in de jaren negentig?
“In mijn colleges op de afdeling Geschiedenis van de internationale betrekkingen van de Universiteit Utrecht komen concrete voorbeelden aan de orde. Een van de casussen is Zuid-Afrika na de apartheid. Een andere is wat er in Rwanda gebeurde na de genocide in 1994. (In enkele maanden zijn 500.000 tot een miljoen Tutsi’s en gematigde Hutu’s vermoord, vooral door twee Hutu-milities – red.) Ook behandelen we de huidige discussies over het slavernijverleden, en de wat er gebeurde na burgeroorlogen in Latijn-Amerika.”
Kan er verzoening komen na de oorlog tussen Rusland en Oekraïne? En in het Midden-Oosten, waar op meerdere fronten een proxy-oorlog van Iran wordt uitgevochten?
“Het zijn diep tragische situaties en ik maak me er net als iedereen grote zorgen over. Als historicus kan ik zeggen dat de enorme vijandigheid tussen Iran en Israël relatief jong is. Dat houd ik voor ogen. Tijdens het regime van de sjah waren ze vele jaren belangrijke bondgenoten van elkaar. Dit sloeg om toen de sjah in 1979 was gevlucht en ayatollah Khomeini aan de macht kwam.”
“Er zijn op dit moment meer dan vijftig gewapende conflicten – op alle continenten. Volgens het Stockholm International Peace Research Institute verslechtert ook dit jaar de mondiale veiligheid, net als in het afgelopen decennium. Het geschatte aantal doden wereldwijd als gevolg hiervan is vorig jaar gestegen, en er werden meer conflicten gecategoriseerd als ‘groot gewapend’: de burgeroorlogen in Myanmar en Soedan, de oorlogen tussen Israël en Hamas en tussen Rusland en Oekraïne.”
Wat betekent de macht van internet en sociale media voor toenadering en verzoening?
“Door internet en sociale media zou iedereen met elkaar in contact komen en we zouden elkaar beter begrijpen. We weten nu dat we verder uit elkaar worden gedreven. Dat is heel zorgelijk, maar sociale media kunnen ook gebruikt worden om wel met elkaar in contact te komen. Het geluid van haat en geweld klinkt veel luider, dat is zeker zo. Maar ik hoop dat de andere stemmen ook luider worden. In het verleden is verzoening mogelijk geweest, ook toen heel veel mensen dat niet voor mogelijk hielden.”
Dit artikel verscheen ook in het winternummer 24/25 van HP/De Tijd
Lorena De Vita (Rome, 1987) studeerde politicologie en internationale betrekkingen in Rome (BA 2005-2008) en aan de London School of Economics and Political Science (MSc 2009-2010). In 2016 promoveerde ze in de internationale geschiedenis aan de Aberystwyth-universiteit in Wales. Sinds 2017 is ze universitair docent in de geschiedenis van internationale betrekkingen aan de Universiteit Utrecht. Ze betrok meerdere fellowships, onder meer in Berlijn (2015), Jeruzalem (2019) en Oxford (2023), en ze won de Heineken Young Scientist Award in the Humanities (2024). Haar eerste boek verscheen in 2020: Israelpolitik – German-Israeli relations, 1949-69 (Manchester University Press).
Fotobijschrift: Ondertekening van het Verdrag van Luxemburg door de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Moshe Sharett (l.) en de West-Duitse bondskanselier Konrad Adenauer (r.) in september 1952, na de verzoeningsonderhandelingen.