De toekomst van de medische geschiedenis

Many Chiefs, Few Indians. Wie is wie!

Op de bewuste vrijdag 13 oktober 2017 kan van verre al gezien worden waar de happening zal plaatsvinden. Een oploopje van “grijze koppen” dromt samen voor de ingang van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA). Gedisciplineerde medici zijn op tijd. Een congres op een steenworp afstand van het Centraal Station. Maar de regels zijn onverbiddelijk. Pas om 10:00 uur gaan de deuren open. En meteen met de lift hogerop. Op de zevende etage is de bijeenkomst. De opkomst is massaler dan verwacht. Rond de 190 belangstellenden hebben zich aangemeld. Heel veel van de aanwezigen met roots op URK. Dat wordt al vrij snel duidelijk tijdens de inloop en de koffie. Voor de onbevangen, niet ingevoerde lezer is dit een cryptische zin (Urk?), die later verduidelijkt wordt. Misschien dat de fraaie cartoon van Ruben Gringhuis al een tipje van de sluier oplicht, want de cartoonist raakte geinspireerd door een YouTube filmpje over de activiteiten op Urk…

Oktober,  maand van de geschiedenis

Is geschiedenis populair? De “medische geschiedenis” als thema is niet zo populair. Terecht herinnert inleider Klaas van Berkel (RUG) aan het recente succesvolle televisieprogramma, een samenwerking tussen Ria Bremer en Mart van Lieburg. Daarbij werden ondermeer fraaie beelden vertoond van bezoeken aan depots van toonaangevende musea. Maar die programmareeks (met de titel de anatomische les) is toch een uitschieter. Als het begrip ‘medische’ wordt ingevoerd in het programma Google Trend, dan zie je medische bibliotheek, medische dit en dat…. maar bij de eerste twintig combinaties absoluut geen ‘medische geschiedenis’. Een tijdlijn maken om te zien of de interesse toe- of afneemt is dan ook ondoenlijk (zie melding) want er zijn veel te weinig data. Dus of de belangstelling toe- of afneemt kan op deze manier niet met zekerheid worden vastgesteld. Maar hoopvol is het niet.  Maar is het bij doelgroepen (zoals medische studenten) veel beter? Een belangrijke vraag, die relevant is om te beantwoorden om te weten waar het vakgebied gepositioneerd moet worden.

Enige tijd verkeer ik in dubio. Want ik ben weliswaar geïnteresseerd in de geschiedenis, maar evenzeer in de toekomst. Wat is er hier nu eigenlijk aan de hand? Dat wordt toch wel vrij snel duidelijk. Er zijn feitelijk nog maar enkele Hoogleraren in ons land die het gehele vakgebied moeten bestrijken. Een onmogelijke opgave. Daarbij is ook de taakomschrijving betrekkelijk onduidelijk. Het komt er kennelijk op neer dat iedereen naar beste weten handelt. De vrijheid die gegeven wordt betekent tegelijkertijd ook wel ongeïnteresseerd van de kant van Faculteit en decanen…. Daarnaast is er dus een grote groep van belangstellenden, in hoge mate bestaande uit medici die al een klinische loopbaan achter de rug hebben. Zijn zij nu eigenlijk de chiefs of de indianen?  De discussie spitst zich later op de dag toch daarop wel toe. Daarnaast zijn er ook toch wel in toenemende mate partijen die het terrein claimen. Want er is een vacuum. Er zijn de optrekkende bewegingen vanuit de Geesteswetenschappen (Humaniora).

Een bedreiging of een kans

Anderzijds zijn er hele vakgebieden waar van alles gebeurt dat raakt aan ‘medische geschiedenis’, maar dat valt dan weer buiten het gezichtsveld van de NVMG (Nederlandse Vereniging Medische Geschiedenis). Neem dan de situatie in Duitsland, waarbij elke Medische Faculteit een officiële positie heeft voor een medisch historicus. Zo legt Heiner Fangerau uit. Over de taak van de medisch historicus kan veel gezegd worden maar die lijkt toch eigenlijk onomstreden. Gaat het om het ontwikkelen van de opleiding van een medicus die zich bewust is van de beperktheid van een visie dan is het voorbeeld van de situatie in Rotterdam absoluut hoopgevend. Daar wordt medisch studenten opgelegd om een medisch historisch onderwerp uit te diepen. Bijvoorbeeld cholera of syfilis. Wat was toen de toenmalige kennis van zaken en de context. Daarnaast is de situatie in Urk waarbij Witness Symposia en een trainingsdag van studenten Technische Geneeskunde (TG) een hoopvol signaal zijn. De locatie URK heeft ook iets weg van een Indianenreservaat. Officieel  het ‘Trefpunt Medische Geschiedenis’. Maar het is een vrijgevochten club.Er zijn weliswaar geen wigwams, maar loodsen stampvol boeken en studiemateriaal. Maar dat dus terzijde. Ik blijf in verwarring achter. Interessant is dat deze meeting feitelijk is geïnitieerd door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) die kennelijk wel het belang inziet van een betere en duidelijke positionering van de discipline medische geschiedenis.. In de forumdiscussie wordt aan de hand van een drietal stellingen gediscussieerd. De bedoeling is dat de neerslag van dit symposium wordt aangeboden aan de KNAW. Er wordt gepleit voor een vervolg.

In een lunchgesprek “Het zal voor een chirurg toch niet uitmaken of hij wel dan niet kennis heeft van de medische geschiedenis”. Tja, maar verbreding en relativering van veel aspecten van de Geneeskunde is toch wel heel nuttig. Je wordt dan wel een beter mens en vast ook dokter. Voor de goede orde, dit is een persoonlijke observatie en het is niet uitgesloten dat een aantal mensen ‘not amused’ zijn. Dat spijt mij dan, maar het is uit oprechte belangstelling voor het vakgebied dat ik dit allemaal schrijf.

https://www.ntvg.nl/artikelen/medische-geschiedenis-het-informatietijdperk/icmje

https://www.tmgn.nl/tmgn/home.jsp

https://www.npo.nl/anatomische-les-met-ria-bremer/28-06-2017/AT_2079955

 

Mijn gekozen waardering € -