Dichter en theoloog Huub Oosterhuis (1933-2023): ‘Solidariteit is een beslissend aspect van de liefde’

Het zal in het najaar van 1999 zijn geweest dat ik Huub Oosterhuis interviewde in de Rode Hoed. Aanleiding was Het Lied van de Eeuw; een musical, geschreven in opdracht van de Unie van Katholieke Bonden van Ouderen. Het werk diende niet alleen om de overgang naar een nieuw millennium te markeren, maar moest vooral verschillende generaties met elkaar in gesprek brengen. Oosterhuis had het libretto geschreven, Tom Löwenthal componeerde de muziek. 

“Ik zoek God! Ik zoek God!” schreeuwt een man die op klaarlichte dag met een lantaarn over het marktplein loopt.
Voorbijgangers lachen meewarig, steken de draak met hem: “Waar zou God kunnen zijn? Is-ie op reis? Is-ie verdwaald ?”
Maar de waarheid is veel gruwelijker: “God is dood! God blijft dood! En wij hebben Hem gedood!” Een daad, eigenlijk te ontzagwekkend voor gewone stervelingen, beseft de man:

“Hoe hebben wij de zee kunnen leegdrinken?
Hoe hebben wij de horizon kunnen uitwissen?
Hoe hebben wij de aarde kunnen loshaken van haar zon?
En nu vallen wij naar alle kanten en dolen door een oneindig niets!”

Deze beeldspraken van de zogeheten ‘Dolle Mens’ − een creatie van Friedrich Nietzsche, in zijn bundel De vrolijke wetenschap − diende Huub Oosterhuis als uitgangspunt voor het libretto van Het Lied van de Eeuw. “Verder komt er helemaal geen Nietzsche aan te pas. Ik heb alleen deze scène er uitgelicht, en die brengt dan een discussie op gang. En aan die discussie doen heel gewone mensen mee.”

Bertolt Brecht

Theater met een heldere boodschap. Dichter-theoloog Huub Oosterhuis − voormalig jezuïet, naderhand sociaal activist, boegbeeld van de Studentenekklesia en directeur van De Rode Hoed − schreef naar eigen zeggen Het Lied van de Eeuw in de traditie van Bertolt Brecht. Componist is Tom Löwenthal.
“Zeg maar gerust dat hij het leeuwendeel heeft geleverd”, geeft Oosterhuis grif toe. Immers, Löwenthals muziek maakt dit ‘leerdicht in vierentwintig zangen’ tot muziektheater.

Ze werkten al vaker samen en hebben meerdere kerkliederen op hun beider namen staan. Toch is Löwenthal vooral een theaterman. Oosterhuis: “Ik heb natuurlijk meerdere componisten. Met Antoine Oomen heb ik de Lukas Passie gemaakt, maar dat zijn toch weer heel andere impulsen. Ik zou Oomen voor iets als dit niet vragen. Tom Löwenthal heeft zich verdiept in de componisten van Brecht: Kurt Weill, Hanns Eisler, Paul Dessau. Dat is echt zijn specialiteit. Daarom kon ik er ook van uitgaan, toen ik dit schreef in de trant van Brecht en Tucholsky en zo, dat hij dit muzikaal ook als zodanig zou verwerken.”

Dialoog tussen generaties

“Onze vaderen in hun vreemde taal
zeiden God
maar bedoelden liefde
zeiden hemel maar bedoelden
sterker dan de dood”,
citeert Huub Oosterhuis zichzelf. Het is één van de sleutelzinnen uit het Lied van de Eeuw.
Opdrachtgever is de Unie van Katholieke Bonden van Ouderen, die met deze musical verschillende generaties met elkaar in dialoog wil brengen.  Zo is daar de bejaarde Bloemenvrouw, die als 20-jarige uit Auschwitz werd bevrijd, ontdekte dat ze nergens gewenst was, de zee inliep, zich bedacht en weer verder leefde. Inmiddels heeft ze een kleindochter, het Meisje, dat Nietzsches tekst leest waarin hij God doodverklaart; een stelling waarmee zij overigens geen genoegen neemt.

Oosterhuis: “Het Meisje is de personificatie van de gedachte: je kunt nou wel beweren dat God dood is, maar wat betekent dat dan? Wie is God en wat is dood?” Het Meisje gaat op zoek en ontmoet in een kerk de zogenaamde Gestreepte Man. “Nietzsches Dolle Mens, maar dan tot rust gekomen,” zo typeert Oosterhuis dit personage. “Een zoeker, zoals die in de twintigste eeuw veel voorgekomen zijn.”

Tussen deze twee ontspint zich een gesprek, waarbij het meisje aanvoert hoe zij ooit hoorde dat God liefde is. En als dat zo is, kun je het ook omdraaien: dan is liefde ook God.
Nee, dat is volstrekt geen nieuwe vondst, erkent Oosterhuis meteen: “Het is een gedachte die je op allerlei plekken in de wereldliteratuur terugvindt en zelfs recentelijk nog verwoord is door Karel Glastra van Loon, in zijn roman De Passievrucht.”

Solidariteit

Cruciaal in Het Lied van de Eeuw is de verwijzing naar psalm 82: “Daarin wordt gesproken van een God die roept om recht. Recht aan weeskinderen en armen. Een God die mensen leert dat ze recht moeten doen aan de ontrechten, dat ze solidair moeten zijn. Dat woord wordt niet genoemd, maar solidariteit is een van de beslissende aspecten van de liefde, denk ik.”

Volgens Oosterhuis wordt de term naastenliefde vaak misverstaan als een schier bovenmenselijke emotie: “In de Bijbel zijn liefde en recht doen synoniem. Daar duidt liefde niet op een gevoel, maar op een praktische levenshouding. ‘God is liefde’ betekent: God is solidariteit, voor je naasten opkomen, de armen optillen uit het stof.  ‘Heb lief de vreemdeling in je midden’ is een van de grote bijbelse woorden. Dat betekent niet dat je die vreemdeling moet omhelzen, maar dat je hem brood geeft. De rabbijnen aan het begin van onze jaartelling − dat is ook de stroming waarin we Jezus moeten plaatsen − verkondigen dat de hele Bijbel neerkomt op die ene zin: ‘Heb je naaste lief, want die is als jij.’ Van deze liefde hangt de wereld af, zeggen ze.”

Alternatief

Vandaar dat Het Lied van de Eeuw eindigt met een apotheose waarbij het woord liefde in alle talen weerklinkt: Chinees, IJslands, Frans, Engels, Arabisch, Koerdisch… “Want dat woord is eigenlijk een alternatief voor het woord God. Dat is de strekking van het verhaal.”
Een nieuwe eeuw, een nieuwe spiritualiteit?
Oosterhuis: “Ja, maar die nieuwe vorm is tegelijk een heel oude vorm. Het is toch altijd zo geweest dat liefde het fundament was van alles en het antwoord op alles. Die keuze hebben we als het ware gemaakt. Ja, je kunt natuurlijk zeggen: ‘God is dood’. Daar kun je dan voor knielen, voor zo’n zinnetje. Je kunt ook zeggen: ‘God is liefde, en liefde is niet dood’.”

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.