Doe het zelf-koningen

Geen druppel blauw bloed maar toch op een troon. Het kan, zo bewees Orélie-Antoine de Tounens, koning van Araucanië en Patagonië. Ook aandacht voor doe het zelf-koningen Joe Strang, de postbode die het schopte tot koning van Beavers Island, piratenkoning José Gaspar, Julius Popper, vorst van Vuurland en wereldreiziger Otto Witte, die vijf dagen lang koning van Albanië was.

Hoe Orélie-Antoine de Tounens, koning van Araucanië en Patagonië, het beste te kwalificeren? Als een geopolitiek genie of als een megalomane gek? Waarschijnlijk had hij iets van beide in zich. Deze zoon van verarmde Franse landadel uit de Dordogne werd in 1860 gekroond tot een enorm rijk in Zuid-Amerika, zo groot als Frankrijk, Duitsland en Italië tesamen.

In het midden van de 19e eeuw begint in Zuid-Amerika de massamoord op de Mapuche, het laatste onafhankelijke inheemse volk van het continent. Door de filosoof Voltaire zijn de Mapuche bezongen als de ultieme ‘nobele wilden’, maar tegen de kanonnen en mitrailleurs waarover de legers van Chili en Argentinië beschikken, is dit trotse krijgersvolk niet bestand. Binnen enkele jaren worden tienduizenden Mapuche over de kling gejaagd.

Verlosser

Orélie-Antoine de Tounens arriveert in 1858, 33 jaar oud, in Chili. Hij wordt vergezeld door één bediende. Over financiële middelen beschikt hij nauwelijks. Vanuit het Chileense Santiago zoekt hij contact met de opperhoofden van de Mapuche. Het toeval wil dat de Mapuche de legende koesteren dat er in tijden van grote nood een blanke man met een grote baard zal verschijnen die het volk van de ondergang zal redden. De Mapuche zien in De Tounens, getooid met een ravenszwarte baard, dan ook hun verlosser als hij voor hen verschijnt.

Formeel is het gebied bezuiden de Biobio-rivier niet ingelijfd door Chili. De Tounens adviseert de Mapuche hun rechten op te eisen. Voor dat doel hebben ze een Europese koning nodig, te weten hij zelf. En zo wordt de Fransman op 17 november 1860 door de verzamelde stamhoofden van de Mapuche gekozen tot koning van Araucanië. Twee dagen later voegt hij ook Patagonië – geclaimd door Argentinië – bij zijn rijk.

De machthebbers in Chili, die al jaren loeren op het land van de Mapuche, zetten een prijs op het hoofd van de Fransman. Twee jaar na zijn kroning wordt De Tounens tijdens een reis verraden door zijn eigen bediende. Hij valt in de handen van zijn aartsvijand generaal Saavedra, die hem terstond voor het vuurpeleton wil zetten. Op het nippertje weet de Franse ambassade executie te voorkomen. Tijdens het proces tegen Orélie put de Chilleense pers zich uit in hoon voor de ‘krankzinnige avonturier’. Tijdens de rechtszaak tegen hem klaagt hij welbespraakt de georganiseerde volkerenmoord op de Mapuche aan. Zijn prestige stijgt. Uiteindelijk belandt hij in een Chileens krankzinnigengesticht, en in 1863 is hij terug in Frankrijk.

‘De Chileense aanval tegen mijn persoon heeft mijn rechten niet verzwakt, hooguit heeft het tot uitstel geleid’, schrijft de koning in zijn autobiografie. ‘Op dit moment wachten de mensen die mij tot hun koning – en meer nog: tot hun verlosser – hebben gekozen mijn terugkomst gespannen af, om onder mijn commando samen op te trekken op het pad van de vooruitgang’. In 1869 keert De Tounens terug naar zijn rijk. De Mapuche hadden hem doodgewaand en zien zijn terugkomst als een magische wederopstanding. Hij werpt zich met volle energie op de vorming van de Mapuche-natie, richt een eigen krant op, ontwerpt een vlag, schrijft een volkslied en zoekt steun van buitenlandse regeringen. Maar als hij door zijn laatste financiële reserves heen is, moet Orélie weeer de aftocht naar Frankrijk blazen. Daar overlijdt hij op 17 september 1878 als een berooid man. Zijn erfelijk verklaarde titel gaat over op zijn nabestaanden. In 1971 oordeelt een rechtbank in Parijs dat de familie van De Tounens inderdaad recht heeft op de titel ‘Koning van Auracanië en Patagonië’. In concreto bestaat dit koninkrijk alleen uit een museum ter ere van De Tounens in zijn geboorteplaats Chourgnac d’Ans.

Koning van Vuurland

Ook de Roemeen Julius Popper zag een koninklijke toekomst voor zichzelf weggelegd in Latijns-Amerika. Deze joodse mijnbouwkundige ging in 1885 op zoek naar goud in Vuurland. Bijna de gehele bemanning van zijn schip bezweek, maar uiteindelijk vond Popper toch goud, en wel op het schiereiland El Parámo. Hij claimde het gebied in naam van het Roemeense koningshuis en de Argentijnen moesten machteloos toezien hoe de in één klap steenrijke Popper een eigen staat stichtte. Hij liet munten slaan en ontwierp postzegels met zijn beeltenis, zette een legermacht op poten en sprak zijn eigen wetten uit. Net toen hij op het punt stond Antarctica te veroveren stierf Popper onder nooit opgehelderde omstandigheden. Hij werd 35 jaar.

Koning Strang

Postbode James Jesse Strang uit New York koesterde al vanaf zijn jeugd de brandende ambitie om het tot koning te schoppen. ‘Jammer genoeg ben ik voorlopig niets meer dan een boerenkinkel’, schreef hij, 19 jaar oud, in zijn dagboek. ‘Ik had tegen deze tijd al lid van het parlement moeten zijn, of een generaal, wil ik ooit de gelijke worden van Caesar of Napoleon.’ Met zijn gezin sloot Stang zich aan bij de mormonenkerk. Met 250 getrouwen trok Stang naar Beaver’s Island, diep in de bossen bij het meer van Michigan, waar hij zich op 8 juli 1850 uitriep tot koning. Bij zijn onderdanen maakte Koning Strang zich niet populair met zijn lijfstraffen. Opstand brak uit toen Stang overging tot een verbod op de productie van whisky. In 1856 werd Stang onder een regen van messteken vermoord door veertig man uit zijn eigen hofhouding. Zo leek zijn dood in elk geval wel op die van zijn idool Julius Caesar.

Koning der piraten

José Gaspar, de zelfbenoemde koning der piraten, vestigde zijn koninkrijkje op Gasparilla Island bij Cuba, ook wel Boca Grande genoemd. Zijn startkapitaal bestond uit een deel van de Spaanse kroonjuwelen, die hem als officier van de Spaanse marine waren toevertrouwd. Zijn methode bestond eruit alle mannen van de door hem veroverde schepen onmiddellijk om te brengen en de vrouwelijke opvarenden toe te voegen aan zijn koninklijke harem. In 1821 probeerde Gaspar tevergeefs een schip van de Amerikaanse marine te veroveren. Om niet in de handen van zijn tegenstander te vallen, bond hij ijzeren kettingen om zijn eigen lijf en liet zich in zee vallen. Naar de legendarische schatten van deze piratenkoning wordt nog altijd gezocht.

Koning Otto

De Berlijnse wereldreiziger Otto Witte was op de kop af vijf dagen koning van Albanië. In 1913 keek Albanië, net onafhankelijk geworden, uit naar een koning. Het oog was gevallen op een neef van de Turkse sultan. In dienst bij de Turkse militaire inlichtingendienst kreeg Witte lucht van de plannen. Vanuit Istanbul stuurde hij een telegram aan de opperbevelhebber van het Albanese leger, waarin stond dat de neef van de sultan de uitnodiging accepteerde en terstond naar het land zou afreizen. Twee dagen later arriveerde Witte in Albanië, uitgedost in operette-uniform. Aan het hoofd van de Albanese troepen toog hij naar het paleis van Tirana, waar hij tot koning werd gekroond. Een van de eerste koninklijke besluiten behelsde de inrichting van de paleisharem.

De Albanezen waren des duivels toen het bedrog uitkwam. Met behulp van de haremdames ontkwam Witte aan het vuurpeloton. Hij ontvluchtte het land met medeneming van een fors deel van de Albanese schatkist. Terug in Duitsland kreeg hij het aan de stok met de autoriteiten, omdat hij zichzelf hardnekkig koning bleef noemen. Hij werd zelfs korte tijd opgenomen in een krankzinnigengesticht, maar via de rechter wist hij zijn gelijk te behalen. Witte was inderdaad tot koning der Albanezen gekroond, moest deze erkennen. Koning Otto reisde de daaropvolgende jaren stad en land af als kermisattractie. Op zijn oude dag was hij nog zeer gepikeerd toen hij niet werd uitgenodigd voor de bruiloft van prins Reinier en Grace Kelly in Monaco. Een jaar later, in 1958, kwam hij te overlijden in Hamburg. Hij werd 86 jaar. Op zijn graf staat: ‘Otto Witte, ehemaliger König von Albanien’.

Image by Couleur from Pixabay

Mijn gekozen waardering € -

René Zwaap, in 2000 gekozen tot Redacteur-columnist van het Jaar, is een van de laatste bonte honden van de Nederlandse journalistiek. Bij leven drong prins Bernhard iedere week weer bij zijn hoofdredacteur bij de Groene Amsterdammer Martin van Amerongen aan op zijn ontslag. Nu is hij hoofdredacteur van kwartaaltijdschrift De Republikein. Foto Katarina Hollander