Dweilen met de kraan open

Door corona lijkt het tekort aan personeel in de ziekenhuizen in één keer vervlogen. Verpleegkundigen zijn fulltime gaan werken en meer dan 10.000 pensionados hebben zich gemeld. Helaas, als de epidemie straks voorbij is, zal veel weer hetzelfde worden. En dit is hoe dat eruit zag.

Er staat een oplegger met kippen voor het Eindhovense St. Catharina ziekenhuis. Barnevelders, eigendom van een van de aanwezige verpleegkundigen. Ze staan hier omdat er actie wordt gevoerd. Aan het hek van de opleggerdeur zit een knuppel gebonden en zojuist hebben twee leden van het actiecomité er een zelfgeschreven poster boven gehangen met de tekst: ‘Wij gooien de knuppel in het hoenderhok.’

Even later komen een kleine honderd ziekenhuismedewerkers naar buiten lopen. Het actielied wordt ingezet, luid en onzuiver. Maar de sfeer is goed. “We draaien zondagsdiensten”, zegt de actieleidster. “Maar denk als jullie straks terug het ziekenhuis in gaan wel aan het lawaai. We willen niet dat patiënten er last van hebben.”

Vijf procent meer loon, een hogere toeslag op overwerk plus betere afspraken over arbeids- en rusttijden en daarnaast instroom en behoud van medewerkers. Dat is wat de verpleegkundigen willen. En daarvoor voerden ze eind juni en begin juli actie in drie ziekenhuizen.

Grootste klacht: de arbeidsdruk, met name door overwerk. “Ik heb officieel een 36-urige werkweek, maar ik tik regelmatig de 60 uur aan, vertelt OK-verpleegkundige en operatie-assistent Miran van Arendonk. “In de periode februari-maart heb ik 70 overuren gedraaid. Het ziekteverzuim op onze afdeling is al maanden erg hoog. Drie maanden geleden zaten we zelfs op 10 procent.” Ze ziet meer en meer collega’s naar de detachering verdwijnen omdat ze daar bij de huidige krapte meer kunnen verdienen en zelf kunnen bepalen wélke uren ze draaien. Of ze gaan helemaal de zorg uit. “Nu heb ik weer een collega die het onderwijs in gaat.”

Van Arendonk draait veel ‘bereikbaarheidsdiensten’, wat betekent dat ze stand by moet staan, ook ‘s nachts. “Vanaf het moment dat er dan gebeld wordt, krijg ik op een doordeweekse nacht voor de uren die ik werk 50% van m’n normale vergoeding. Bij avonduren is dat 25 procent. En voor ieder uur dat ik werk krijg ik een uur vrije tijd terug.” Ze heeft dus een flink reservoir aan vrije dagen, die ze soms weet om te zetten in extra vakantietijd. “Maar vier maanden geleden was ik aan het eind van m’n Latijn en vroeg ik de rest van de week vrij. Daar was toen geen ruimte voor, dus ben ik doorgegaan. Een week later viel ik om en moest ik me alsnog ziekmelden.”

Voorlopig ziet ze het ziekteverzuim noch het uitstroompercentage omlaag gaan in haar ziekenhuis. “Die krapte is nog lang niet weg. Het is een drama dat ziekenhuizen hun mensen niet vast weten te houden.”

Helemaal onomstreden waren de acties niet. Slechts weinigen zullen zorgverlenenden hun eisen willen ontzeggen, maar in tijden van grote personeelskrapte het werk neerleggen deed veel mensen toch de wenkbrauwen fronsen.

Een logische reactie. Er gaat momenteel geen week voorbij of we lezen berichten over oplopende wachttijden, patiëntenstops, ziekenhuisafdelingen die tijdelijk sluiten, ambulances die nergens terecht kunnen, hoogzwangere vrouwen die van ziekenhuis naar ziekenhuis worden gereden of patiënten die misschien wel overleden door de drukte op de spoedeisende hulp. Hoofdschuldige aan al die rampspoed is steeds weer de krapte op de arbeidsmarkt voor verplegend en anderszins ondersteunend personeel. Niet alleen in de ziekenhuizen overigens: de ouderen- en andere pleegzorg, de thuiszorg en de eerstelijnszorg zijn er minstens even erg aan toe.

Het totale aantal openstaande vacatures in de zorg wordt door het UWV momenteel geschat op minimaal 140.000, terwijl 94% van de ziekenhuizen met moeilijk vervulbare vacatures te maken heeft. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) ging er tot voor kort vanuit dat zonder ingrijpen het tekort aan medewerkers in de sector in 2022 tot 125.000 gestegen zal zijn. Een krapte die nu al dagelijks is te voelen.

De vraag waar die wurgende krapte vandaan komt, is ondertussen geen geheim meer. Door de economische crisis van 2009 en de daaropvolgende bezuinigingsmaatregelen daalde het aantal banen in de zorg tussen 2013 en 2016 met bijna 100.000. Duizenden mensen kwamen op straat te staan, waarvan een heleboel onderdak vonden in andere sectoren, om nooit meer naar de zorg te terug te keren. Maar de vraag naar zorg – vergrijzing, ouderen die langer thuis blijven – groeide gewoon door.

2017 Was het omslagjaar. Ziekenhuizen en andere zorgwerkgevers sloegen na enkele jaren van economische groei weer aan het werven op een arbeidsmarkt die nog volledig in de ‘crisisstand’ verkeerde. Gevolg: het latente tekort aan geschoold personeel liep in recordtempo op.

“De werkgelegenheidsontwikkeling in de zorg”, zegt Andries de Grip, hoogleraar arbeidseconomie aan de School of Business and Economics van de Universiteit Maastricht en directeur van het Research Centre for Education and the Labour Market (ROA), “is net als in andere semi-publieke sectoren grotendeels afhankelijk van overheidsbeleid. In de jaren na de financiële crisis kwam dat neer op bezuinigingen; nu betekent het – zie de 2,1 miljard die vorig jaar beschikbaar is gesteld voor de ouderenzorg – een verruiming van het budget.”

Het probleem is volgens De Grip dat daarbij nooit wordt gekeken naar de arbeidsmarkteffecten van dat beleid. “Voornoemde bezuinigingen hebben een dubbele achterstand opgeleverd: het verdwijnen van tienduizenden professionals uit de zorg, plus het inzakken van nieuwe aanwas vanuit de zorgopleidingen. Omdat die maar weinig perspectief op een baan meer konden bieden, zakte ook het aantal studenten voor de verpleegkundige vakken op MBO- en HBO-niveau in. De output van de opleidingen daalde.

“Dergelijke klappen werk je niet zomaar weg”, zegt De Grip. “Zeker niet in een arbeidsmarkt als de zorg, die door alle benodigde diploma’s en certificaten moeilijk toegankelijk is voor zijinstromers. Nu is er dan 2,1 miljard beschikbaar om de zorg in de verpleeghuizen op peil te brengen, maar zijn de mensen die dat werk zouden kunnen doen nergens te vinden.”

De Grip pleit voor systematische evaluatie van overheidsbeleid op arbeidsmarkteffecten. “Daar moet een langetermijnvisie aan ten grondslag liggen, op basis van langjarige trends, zodat je beleid kunt laten vergezellen van maatregelen die dergelijke effecten neutraliseren.” Als voorbeeld noemt hij de afspraak die de industriesector tijdens de kredietcrisis wist te maken met het toenmalige kabinet, die mogelijk maakte dat overbodig geworden werknemers met behulp van een gedeeltelijke uitkering toch op de loonlijst konden blijven staan. Toen een nieuwe periode van hoogconjunctuur aanbrak, waren deze mensen nog altijd beschikbaar voor hun werkgevers.

Helaas: politiek Den Haag is nog niet tot dergelijk lange termijnbeleid in staat gebleken. En de zorgsector is (nog) niet zo slim als de industrie. Het heeft een historisch krappe arbeidsmarkt opgeleverd die de komende jaren vast nog een aantal krantenkoppen zal opleveren.

Daarnaast heeft de krapte onder verpleegkundigen en andere zorgmedewerkers geleid tot een versnelde groei van het aantal zzp’ers. De afgelopen vijf jaar is hun aantal verdubbeld tot 130.000, schrijven Lex Tabak die brancheorganisatie Solopartners voor zzp’ers in de zorg oprichtte en voorzitter van CNV Zorg & Welzijn Anneke Westerlaken in het blad Zorgvisie; zo’n 10% van het totale aantal banen in de zorg.

De eenpitters hebben de economische wind mee. Ze kunnen in de huidige arbeidsmarkt een aanmerkelijk hoger tarief bedingen dan ze in vaste dienst zouden krijgen en – misschien nog wel veel belangrijker – bepalen zelf welke uren ze willen werken. Zorgorganisaties maken dankbaar gebruik van hun diensten – het betreft doorgaans goede, ervaren professionals – en nemen bij de huidige krapte de hogere kosten voor lief, zoals in zoveel branches is gebeurd.

Maar gezien de snelheid waarmee hun aantal momenteel groeit, vindt zelfs zzp-voorman Lex Tabak de ontwikkeling zorgwekkend. “Er zijn organisaties die meer dan 30% van hun medewerkers flexibel inhuren. Dat is niet goed voor die organisaties en ook niet voor de kwaliteit van de zorg.”

Het ministerie van VWS besloot om maart vorig jaar met een plan te komen – actieplan ‘Werken in de zorg’ – met een stevige ambitie: het geprognosticeerde tekort van 125.000 zorgwerknemers in 2022 terugbrengen tot nul. Dat moet langs drie ‘actielijnen’ gebeuren: verhoging van de instroom van nieuwe mensen; meer aandacht voor leren en ontwikkelen on the job en het behoud van zoveel mogelijk medewerkers voor de zorg.

Aan de twee eerste fronten – verhoging instroom (wervingscampagne ‘Ik zorg’) en aandacht voor ontwikkeling – worden ondertussen aardige successen geboekt. Zodanig zelfs dat het ministerie in mei juichte de prognose al te hebben teruggebracht tot minimaal 80.000. Dat meer dan de helft van die teruggang te naken had met herdefiniëring van eerdere cijfers, werd er voor het gemak niet bij verteld. Uiteindelijk bleek het een netto verhoging van de instroom met 14.000 te betreffen.

Met de derde actielijn – behoud van werknemers voor de zorg – gaat het daarentegen een stuk minder. De uitstroom uit de sector, over 2018 119.000 mensen – een groei van 6 procent ten opzichte van het al niet geringe jaar daarvoor – mag gerust een flinke streep door de rekening worden genoemd. Het betekent dat van de 14.000 extra instromers die werden gemeld, de helft een jaar later weer is verdwenen.

Dat constateerde ook de onafhankelijke commissie ‘Werken in de Zorg’ die tegelijkertijd met het actieplan werd opgezet om de kwaliteit en voortgang te monitoren, onder voorzitterschap van oud CNV-voorzitter Doekle Terpstra. ‘De nadruk in de aanpak van het probleem ligt (…) sterk op het verhogen van de instroom en van het opleidingsrendement’, staat er te lezen. ”(…) Aan behoud van medewerkers wordt door werkgevers, en zeker ook binnen de regionale samenwerking, veel minder aandacht besteed. (…) Er lijkt een grote handelingsverlegenheid te zijn op dit onderwerp…”

En dat terwijl er volop reden is om alle schroom terzijde te schuiven.

In 2017 deden drie regionale werkgeversorganisaties in de zorg een uitstroomonderzoek en kwamen tot de conclusie dat 37% van de vertrekkende zorgwerknemers in hun regio’s niet langer dan twee jaar in dienst was geweest. Daarbij valt op dat ruim 46% van de uitstromers jonger was dan 36 jaar. Het zijn dus vooral de jongeren die uitstromen.

Vakbond CNV Jongeren publiceerde juni jongstleden een onderzoek onder de achterban in de zorg en concludeerde dat 1 op de 8 jonge zorgmedewerkers uitvalt door burn-out. Velen van hen werken in hun eerste jaar ver onder hun niveau en begeleiding is minimaal of ontbreekt. Omdat daar geen tijd voor is. Tegelijkertijd ervaart 26% van hen hoge prestatiedruk en spreekt 23% van een negatieve werksfeer. Bestuurder Gijsbert van Herk van care-instelling Humanitas verwoordde het begin dit jaar in een Nieuwsuur-uitzending alsvolgt: “Je zit in een gekke spiraal. Er zijn best veel hbo-verpleegkundigen die hier willen werken. Maar die laat je een maand lang handdoeken vouwen omdat je geen tijd hebt om ze te begeleiden.”

Ook Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PZFW) deed onderzoek naar de motieven die zorgmedewerkers geven voor hun vertrek. Daaruit bleek ten eerste dat ongeveer een kwart van de uitstromers de zorg verlaat en dat 7 procent zzp’er wordt. De drie belangrijkste redenen voor het vertrek waren ‘het management/de organisatie’ (39%), de inhoud van het werk – hoge administratieve lasten; te weinig inhoudelijke uitdaging; fysieke dan wel mentale belasting – (37%) en de hoge werkdruk (30%).

Volgens oud-vakbondsman Doekle Terpstra ontbreekt het in de zorg aan sociale innovatie. “Grosso modo kan je zeggen: het draait in deze sector heel erg om gepassioneerde mensen. De intrinsieke motivatie voor het werk is eigenlijk nergens hoger. Maar juist de functie die die gemotiveerde mensen zou moeten ondersteunen om hun werk optimaal te kunnen doen – Personeel & Organisatie (P&O) of Human Resources Management (HRM) – is gemiddeld genomen slecht ontwikkeld. Op sommige plekken zelfs abominabel slecht.”

Hij wijdt dat onder andere aan de bezuinigingen tussen 2010 en 2015. “Op veel plaatsen is veel capaciteit op HRM-afdelingen weggesaneerd. Er zit iemand die het rooster organiseert en that’s it.”

Terpstra – gewezen lid van de Raad van Commissarissen van Unilever – komt ook nog wel eens in het bedrijfsleven. “De private sector ligt op dit gebied mijlenver voor op de zorg. Daar spelen HRM-afdelingen een strategische rol, gericht op de toekomst van het bedrijf. In de zorg richt deze functie zich vooral op het hier en nu. Er is echt een wereld te winnen op het gebied van levensloopbegeleiding, keuzemogelijkheden, maar ook medezeggenschap. De zorgprofessional wordt nog veel te weinig betrokken bij waar het naartoe moet met de organisatie.”

Het leidt al jaren tot onvrede en die groeit. “De actiebereidheid onder onze mensen is enorm hoog”, vertelt Miran van Arendonk bij het Catharina ziekenhuis. “Ik weet nu al dat – mochten we er deze zomer nog niet uitkomen met de NVZ (werkgeversvereniging de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen – PdW) – straks in september 13 afdelingen hier in het ziekenhuis wel weer mee willen doen.” Haar bewering wordt gestaafd door de bijeenkomst nog diezelfde middag, waar 400 mensen verschijnen.

Deze zomer hield beroepsvereniging voor verpleegkundigen en verzorgenden V&VN weer een enquête onder haar leden over de drukte. Bijna 50 procent ervaart meer werkstress dan vorig jaar; slechts 10 procent ziet verbetering.

Het levert veel boze litanieën op in de online reacties. Over loterijen waarin bepaald wordt wie op vakantie mag; stagiairs die voor de leeuwen worden gegooid; app-groeps waar nee zeggen tegen overwerk geen optie is; de eeuwige berg papierwerk en het totale gebrek aan inspraak.

Voor dat laatste probeert V&VN zich al jaren hard te maken met haar programma ‘Excellente zorg’, door inspiratie te zoeken bij wat in de Verenigde Staten de Magnet hospitals zijn gaan heten. Daar zetelt een Chief Nursing Officer in de directie, die consequent stuurt op een optimale werkomgeving voor de verpleegkundigen. Het levert consistent betere zorg op.

In Nederland zijn we nog lang niet zover, vertelt Brigitte de Brouwer, tot 2017 verantwoordelijk bij V&VN voor dat programma. “Er is de afgelopen tien jaar wel flink vooruitgang geboekt, met name met de invoering van Verpleegkundige Adviesraden. Maar daadwerkelijke borging van het verpleegkundig belang in het bestuur van het ziekenhuis is daarmee nog lang niet gegarandeerd. De Brouwer bezoekt regelmatig internationale verpleegkundige congressen en wordt daar nogal eens geconfronteerd met het feit dat Nederland afwijkt van de internationale norm. “Men vindt het daar heel vreemd dat wij geen verpleegkundig directeur/bestuurder in onze ziekenhuizen hebben. Ik krijg vaak de vraag hoe dat kan werken. In België bijvoorbeeld heeft elk ziekenhuis een dergelijke functie.”

“Rond 1990 verdween de laatste verpleegkundig adjunct-directeur van een ziekenhuis van het toneel”, vertelt historica Nannie Wiegman van het Florence Nightingale Instituut. Traditioneel stond aan het hoofd van ziekenhuizen naast de geneesheer-directeur een verpleegkundig adjunct. Maar gaandeweg de schaalvergroting van na de Tweede Wereldoorlog nam die functie sluipenderwijs in belang af. Wiegman: “Eerst kwam er een econoom bij en vanaf 1970 zag je steeds vaker dat verpleegkundigen in de directie werden vervangen door professionele managers.”

Totdat men zich rond 2010 begon te realiseren dat het financiële, het bestuurlijke, het medische en zelfs het politieke belang overal vertegenwoordigd waren in de directies, maar het verpleegkundige belang niet meer.

“Het opnieuw vorm geven aan die functie en aan verpleegkundig leiderschap op alle niveaus, is momenteel echt een hot issue in Nederlandse ziekenhuizen”, zegt Wiegman.

Er zijn ondertussen enkele ziekenhuisbestuurders met een verpleegkundige opleiding, maar de eerste met de functie van verpleegkundig bestuurder heeft zich nog niet aangediend.

Wat wel is gebeurd deze zomer, is het invoeren van de nieuwe functie van regieverpleegkundige, als onderdeel van het wetsvoorstel BIG II. Een maatregel waardoor duizenden ervaren verpleegkundigen opnieuw naar school zullen moeten, willen ze de werkzaamheden mogen voortzetten die ze al jaren in hun takenpakket hebben. Het wetsvoorstel heeft geleid tot veel ophef en zal bij ongewijzigde invoering hoogst waarschijnlijk de uitstroom van verpleegkundigen alleen maar doen toenemen. (zie kader).

“Ik woonde een discussie bij met jongere zorgmedewerkers in Rotterdam”, vertelt hoogleraar institutioneel-juridische aspecten van de arbeidsmarkt in Tilburg, Ton Wilthagen. “Die waren zwaar teleurgesteld over hun werk. ‘Wij hebben niks te zeggen’, antwoordden ze toen ik vroeg waarom. Ze voelden zich monddood gemaakt.’”

Hij vervolgt: “Werken in de zorg is topsport geworden. Niet alleen door de krapte, maar ook door de enorme professionalisering die in de verpleegkunde heeft plaatsgevonden.” Verpleegkundigen zijn steeds hoger opgeleid, dienen zich voortdurend bij te scholen en nemen steeds grotere verantwoordelijkheid in de besluitvorming over patiënten. Het percentage HBO’ers in het beroep neemt al jarenlang toe en daarnaast is er een enorm aanbod aan opleidingen en specialisaties bijgekomen.

“Aan die professionele kant heeft dus een enorme ontwikkeling plaatsgevonden, maar bij dergelijke breedtetopsport hoort ook een bepaald arbeidsklimaat.”

Voldoende beloning natuurlijk, maar meer nog zaken als autonomie op de werkplek, goede arbeidsvoorwaarden, oog voor levensloop, carrièrebegeleiding, kinderopvang, verlof en niet te vergeten inspraak zijn basisvoorwaarden wil je mensen op het topniveau laten functioneren dat we van verpleegkundigen verwachten.

Wilthagen: “En dat is iets anders dan de zelfsturende teams die een tijdje in de mode waren. Want dat waren bij deze schaarste vooral ‘zoek-het-zelf-maar-uit’ teams.”

Hij hekelt de wervingscampagne van de overheid onder het motto ‘Ik zorg’. “Ze doen een beroep op jonge mensen, omdat ze keihard nodig zijn. Maar ze bieden ze een baan die qua vermogen om zelf invulling te geven aan werk en carrière niet beter is dan die van een productiemedewerker aan de lopende band.”

Volgens Wilthagen moet de zorg gaan werken aan het ‘psychologisch contract’ dat ze haar medewerkers biedt. Geen baan bieden, maar een loopbaan, waarin niet alleen de werknemer, maar ook de werkgever investeert. “Doe je dat niet, dan blijft het dweilen met de kraan open. De meerderheid van de mensen die je nu weet te werven, rent er na een paar jaar zo weer uit.”

Een oplossing voor de krapte lijkt nog ver weg. Hoewel ondertussen op maximale capaciteit wordt opgeleid en de instroom van verpleegkundigen daadwerkelijk begint toe te nemen, blijkt de uitstroom vooralsnog even hard te stijgen. Er gaan stemmen op om ‘goed werkgeverschap’ tot een van de criteria te bombarderen die de zorgverzekeraars moeten gebruiken om te selecteren bij wie ze hun zorg inkopen. Daarmee zouden de zorgverzekeraars zorginstellingen kunnen dwingen om werkelijk aan een goede arbeidsomgeving voor hun verpleegkundigen te gaan werken, die past bij de professionele ontwikkeling van het beroep.

“Als de kwaliteit van de zorg hier zodanig door geraakt wordt dat het aantal incidenten blijft toenemen, dan moet dat bij de zorgverzekeraars de alarmbellen doen klinken”, zegt Doekle Terpstra.

Branchevereniging Zorgverzekeraars Nederland liet in Zorgvisie weten na te denken over dat idee. Maar enkele van haar leden lieten weten er weinig been in te zien.

“Ik denk dat ze pas in beweging komen als deze problematiek de zorgplicht gaat raken”, zegt Terpstra. “En gezien de hardnekkigheid van deze problematiek zou dat wel eens het geval kunnen gaan zijn.”

Dit verhaal is eerder verschenen in De Groene Amsterdammer

Mijn gekozen waardering € -

Sinds 2012 als freelancer gespecialiseerd in de zorg, haar besturing en de werking van het stelsel. Wilde ooit eigenlijk ornitholoog worden.