Een hels paradijs; 8. Botten in een kistje

Deel 8 van mijn feuilleton over Colombia; Een hels paradijs. Hoe ik een gevangenis in Bogotá van binnen en buiten leer kennen en naar de begrafenis ga van een ‘falso positivo’.

Terwijl de regen over de muren en uit het plafond van mijn werkkamer in Bogotá naar beneden gutst, tik ik mijn allereerste berichtje voor het ANP in Nederland. De deadline was eigenlijk al tien minuten geleden, maar ze willen het graag hebben. De Nederlander Henk van Bilderbeek is gearresteerd vanwege vermeend witwassen van drugsgeld. Hij houdt bij hoog en laag vol dat hij erin is geluisd omdat hij een rijk olieveld in het departement Cesar heeft ontdekt en omdat vriendjes van president Uribe dit olieveld willen toespelen aan het Amerikaanse bedrijf Drummond, dat in dezelfde streek steenkool delft. Drummond heeft een zeer twijfelachtige reputatie op mensenrechtengebied. Het bedrijf wordt ervan beschuldigd achter de moord op zeker twee vakbondsleiders in de streek te zitten.

Het is zeker niet uitgesloten dat Henk van Bilderbeek de waarheid spreekt, maar hij wordt na een in mijn ogen twijfelachtig proces met zwakke bewijsvoering veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. Wie tegen het Colombiaanse establishment in het geweer komt, verliest het hoe dan ook.

Teenslippers

Een paar keer zoek ik hem op in de gevangenis, waar welhaast hilarische regels gelden om te voorkomen dat de vrouwen – want ik ga natuurlijk op de vrouwendag, dat is zondag – ongewenste spullen mee naar binnen nemen: drugs, geld, wapens. Als het nog donker is verdringen wij ons al in de ellenlange rij. Bij de gevangenis bestaat een levendige handel in de verhuur van teenslippers en lange rokken en de verkoop van eten en drinken en doorzichtige plastic tassen. Terwijl het kwik niet boven de tien graden komt, het is nog donker en het is het op 2260 meter hoogte liggende Bogotá, staan we te vernikkelen van de kou. We mogen geen broek, sokken of panty’s en schoenen aan in de gevangenis, dus het is zaak om ergens op het laatste moment je warme kleding te verwisselen voor de zomerse kledij die de gevangenisdirectie voorschrijft. Die heb je meegenomen, je kleren stop je in een tas die ergens tegen een uurtriefje kan worden achtergelaten, of die huur je bij de teenslippers- en rokkenpersoon. In de loop van de ochtend loopt iemand van de gevangenis de rij af om iedereen een nummer te geven, een stempel op je arm. Je weet je nummer in de rij, dus je kunt je vrij bewegen en je kunt op zoek naar wat je nog mist om je geliefde te bezoeken. Het is een kleurrijk, fascinerend en triest stemmend gekrioel van mensen daar in de armoedige straatjes rondom de gevangenis La Modelo.

Video van La Modelo gevangenis (Zet de muziek uit)

We mogen ook geen riem om, geen bh aan. Het eten zorgt iedere week weer voor hoofdbrekens. Alle vrouwen koken zich het hele weekend te pletter zodat man- of zoonlief de rest van de week zo lang mogelijk niet het vieze gevangenisvoer hoeft te eten. Het moet worden verpakt in een doorzichtige plastic tas. Bewakers prikken met stokken in liefdevol gebakken taarten, avocado’s en mango’s worden in beslag genomen. Na deze helletocht is er het fouilleren in pashokjes door ijzige bewaaksters. Tot mijn opluchting word ik niet getoucheerd.

Henk van Bilderbeek heeft het in zijn drama nog redelijk getroffen. Wie het kan betalen, krijgt een cel in patio 3. Van Bilderbeek deelt zijn cel met een sympathiek uitziende man met wie hij het goed lijkt te vinden. Ze hebben elk hun eigen bed, ze hebben zelfs een klein badkamertje. Hoe anders is het in de andere patio’s waar tientallen mannen een cel moeten delen en waar niet iedereen een bed voor zichzelf heeft. Het krioelt in de hele gevangenis van de gevangenen en hun bezoek. Hier en daar klinkt priestergepreek, gezang en halleluja.

De rijke drugshandelaren en corrupte politici hebben in in hun cel een eigen tv en laptop, laten dagelijks eten naar keuze aanrukken en bestellen de mooiste modellen en schoonheidskoninginnen om zich mee te vermaken. Ook in de gevangenis is Colombia een klassenmaatschappij.

Lading ijs op het dak

Mijn leven in het appartement boven de werkplaats van don Emilio en boven het appartement van mijn buren Jaime en Cecilia bevalt me uitstekend. Ik heb veel ruimte, precies tussen een bohemien wijk en een volkse wijk in, Jaime en Cecilia, die tussen don Emilio en mij inzitten zijn schatten van buren waarmee het goed kletsen en feestvieren is. Er is maar één probleem en dat is het lekkende dak, waarvoor mijn krenterige blonde broodmagere huisbazin Yolanda geen cent wil uitgeven met een broodnodige renovatie. En zo komt het dat ik in de stromende regen mijn eerste stukje voor het ANP zit te tikken.

Op een zondagmiddag als we heerlijk zitten te barbecuen op het balkon, worden we overvallen door een van de ergste hagelbuien die Bogotá ooit getroffen hebben. Er komt een lading ijs op het dak te liggen die zorgt voor het ergste waterballet dat ik tot dan toe mee heb gemaakt. De woonkamer van het appartement, dat ik dan met mijn vriend A deel, verandert in een zwembad. We gaan het water met trekkers en bezems te lijf.

A heeft de gave om het leven met kalmte te aanvaarden zoals het is. Zodanig dat hij ook te passief is. Het zal uiteindelijk leiden tot onze breuk. Maar wat ik aan hem waardeer is het geduld en de rust waarmee hij de dingen bekijkt. Misschien is het omdat hij een harde leerschool heeft gehad. Hij is de zoon van een rijke veehouder, een Liberaal, die in de tijd dat het nog oorlog was tussen de Liberalen en de Conservatieven (te vergelijken met de Democraten en de Republikeinen in de Verenigde Staten), moest vluchten voor de vijand. Ze hadden geluk, ze konden een goed nieuw leven opbouwen in hun nieuwe streek. A en zijn broers stortten zich ook op de veehouderij en een van A hen werd ontvoerd door het ELN, het kleinere broertje van de FARC. Na maanden van eindeloze onderhandelingen kwamen de familie en de guerrilla een bedrag overeen en was het ELN bereid A’s broer vrij te laten. Iemand moest zich in het hol van de leeuw begeven om hem op te halen. Wie anders dan A, die met zijn rust en humor veel mensen voor zich in weet te nemen? Maar de broer werd nooit meer de oude. Hij bleef een zwijgzame en wantrouwende man.

Geblinddoekt

Op een dag werd A, die een grote boerderij onder zijn hoede had, ontboden door de plaatselijke FARC-commandant. Ze hadden iemand gevangen genomen, maar moesten weten tot welk kamp hij behoorde. A werd geblinddoekt naar de plek gereden en kreeg de vent te zien, die het letterlijk in zijn broek deed van angst. “Ik zei maar dat ik hem niet kende.” Dezelfde guerrillacommandant gaf hem later 48 uur om te vertrekken, op straffe van de dood, omdat hij had gelogen.

En zo zijn talloze verhalen die ik van mensen in het hele land in interviews hoor die verjaagd zijn door de guerrilla of de paramilitairen of zelfs door allebei, op verschillende momenten, in verschillende streken. Meer dan tien procent van de Colombianen is moeten vluchten voor het geweld en velen zijn in hun nieuwe woonplaats hun leven ook niet zeker. De oorlog komt hen achterna.

A en een jeugdvriend die we tijdens een Paasweekend opzoeken zijn ervan overtuigd dat er nog duizenden Colombianen moeten worden gedood voordat er een einde aan het conflict kan komen. Het lijkt wel een natuurwet, ze zijn gevangen in de vloek van de klootzak.

Die klootzak in de veelgehoorde grap in Colombia, dat de duivel zich bij God beklaagt over al die heerlijkheden die Hij bij zijn schepping in het land heeftgestopt. Het is niet eerlijk ten opzichte van de rest van de wereld. “Wacht maar, je zult zien wat ik daar voor klootzakken neerzet”, spreekt God geruststellend.

A en zijn vriend lijken net als veel andere Colombianen die grap ook werkelijk te geloven. De Colombiaan heeft een slechte inborst en is gedoemd tot bloedvergieten.

Ik erger me aan dit fatalisme, omdat juist dat ervoor zorgt dat de oorlog voortduurt. Maar ik begrijp het ook wel, want in Colombia is er elke week wel weer een ander gruwelschandaal met veel bloed en afgehakte ledematen. Het is een vicieuze cirkel waarin het land gevangen zit.

Laarzen verkeerd om

Eind 2008 breekt er een zelfs voor Colombia groot schandaal uit. Negentien jongens die in een voorstad van Bogotá, Soacha, waren verdwenen, blijken geen guerrillero’s te zijn die in gevechten met het leger waren gedood, zoals het leger had beweerd. Een overheidsfunctionaris met het hart op de goede plaats onthult dat deze jongens, allemaal van zeer arme families, door het leger vermoord zijn, om daarna net te doen alsof het guerrillero’s zijn. De Colombianen noemen het een falso positivo. Een positivo is jargon van het leger voor een gedode vijand. In de weken daarna regent het aanklachten van soortgelijke gevallen. De gang van zaken is altijd hetzelfde: zonder pardon doodschieten en vervolgens een uniform en laarzen aantrekken zoals een guerrillero die ook draagt. Om het beeld te vervolmaken nog een wapen erbij leggen. Maar getuigen verklaren dat de kogelgaten in het lichaam van de slachtoffers niet terug te zijn te zien in het uniform en dat de laarzen in de haast vaak verkeerd om aangetrokken zijn. Het leger moet op de knieën en de regering moet door het stof. Volgens mensenrechtengroepen zijn zeker tweeduizend jonge kansarme Colombianen op deze manier aan hun eind gekomen. Ze worden door ronselaars meegenomen onder het voorwendsel dat ze werk voor hen hebben en worden dan op een verlaten plek om het leven gebracht.

Auto in gesleurd

Op een dag word ik gebeld door een bevriend Colombiaanse fotograaf. Hij is getipt over de begrafenis van een slachtoffer van een falso positivo. We gaan naar de kerk op een ongure plek in Bogotá, waar het wemelt van de crackverslaafden. We zien een jongetje van een jaar of twaalf ernstig botten uit een doos halen, ze bekijken en in een kistje stoppen. Ik kan mijn tranen niet bedwingen. De weduwe vertelt ons dat ze de resten van haar man na lang smeken bij de autoriteiten losgepeuterd heeft. Eindelijk kan ze haar man na deze gruwelijke gebeurtenissen begraven. Het kistje is niet groter dan 30 bij 50 centimeter.

De vrouw wordt zwaar bedreigd omdat ze openlijk heeft gepraat over wat er met haar man is gebeurd. De pastoor van de kerk heeft haar geholpen met een schuilplek. Er wordt gekeken of ze niet beter naar het buitenland kan gaan. Ze is al een keer bijna door onbekenden van straat geplukt en in een auto geduwd. Een alerte voorbijganger hoorde haar geschreeuw en kon haar uit de armen van haar belager bevrijden.

Minutos verkopen

“Af en toe”, sussen mijn buren Jaime en Cecilia, als weer eens de adrenaline door mijn aderen spuit, “is Colombia gewoon te veel voor een mens. Niet alleen word je doodgegooid met nieuws over weer een slachtpartij of geval van schaamteloze corruptie, maar ook moet je zoveel dagelijkse tegenslagen als lekkende daken, eindeloze rijen voor de banken om rekeningen te betalen en andere bureaucratische tegenslagen manmoedig het hoofd bieden. Colombia is voor gevorderden.

Maar telkens wanneer ik in Nederland ben, mis ik de vriendelijkheid in de winkels en restaurants en mis ik de kleine dingen van een derde-wereldeconomie die het leven zo veel gemakkelijker maken. Bijvoorbeeld als je beltegoed onverhoeds op is naar de mevrouw lopen die minutos verkoopt op straat. Met haar mobieltje kun je dan voor een paar cent per minuut bellen naar het benodigde nummer. Je bent nooit onthand, zoals me op vakantie in Nederland al verschillende keren is overkomen. Ge-wel-dig.

Over dit feuilleton

Colombia, waar ik bijna elf jaar als correspondente Latijns Amerika heb gewoond, is een prachtig land met een enorme potentie waar het nog steeds oorlog is, een hels paradijs dus. Ik vertel erover aan de hand van twee personen die er ongeveer tegelijkertijd aankwamen, ikzelf en Tanja Nijmeijer. Ik wilde weg uit het aangeharkte Nederland en was op zoek naar emotie en levenslust in een land dat me al veertien jaar mateloos boeide, Tanja wilde de revolutie en sociale gelijkheid brengen door zich aan te sluiten bij de linkse guerrillabeweging FARC. We hadden dus volstrekt tegengestelde bedoelingen.

Tanja werkte zich op van loopmeisje naar lid van de onderhandelingsdelegatie van de FARC in Havana. Al twee jaar onderhandelt de guerrilla daar met de Colombiaanse regering over een vredesakkoord. Ik raakte door het slepende conflict en het aanhoudende geweld steeds meer gedesillusioneerd en besloot mijn standplaats naar Brazilië te verplaatsen. Maar Colombia laat me niet los.

De onderhandelingen in Havana gaan met ups en downs, zo bleek onlangs nog, toen de FARC een generaal gevangen genomen bleken te hebben en de regering prompt de besprekingen opschortte. Maar de partijen zitten weer aan tafel, met het voornemen in 2015 toch echt een akkoord te sluiten. Een mooi moment om dit feuilleton te starten.

Voor de eerste zeven delen, zie in TPO Magazine, https://magazine.thepostonline.nl/auteurs/Wies-Ubags/85, Blendle/Cafeyn, https://blendle.com/search/%22Een%20hels%20paradijs%22, eLinea, http://www.elinea.nl/collecties/tpo-magazine-wies-ubags?pageNr=0 of Myjour, https://myjour.com/kiosk/wies-ubags/een-hels-paradijs

Mijn gekozen waardering € -

Wies Ubags (1962) werkt vanuit Brazilië voor oa het ANP. Ze is ook te horen op de Nederlandse en Belgische radio (vooral BNN, WNL en VRT).  Ze schrijft over ambitie in Latijns Amerika, in het klein en in het groot. Economische onderwerpen krijgen veel aandacht.