Een homostel. Een eiceldonor. Een draagmoeder. Een kind. Het kan, maar willen we het ook?

‘VUmc wil homoparen met kinderwens helpen’, kopte het AD afgelopen zaterdag. Onder voorbehoud, dat wel. ‘Het is een vorm van wensgeneeskunde’, zegt Roel Schats, hoofd van het IVF-Centrum. ‘De cruciale vraag is of we de strikte medische indicatie willen loslaten, want die is er niet bij een homostel.’

Michel (44) en Eise (47) uit het Zuid-Hollandse Valkenburg kunnen erover meepraten. Al jaren wilden ze een kindje. Natuurlijk wisten ze: twee mannen maken geen baby. Een goede vriendin bleek bereid om het kindje te dragen. Maar: zij wilde niet genetisch verwant zijn aan het kind. Er was een tweede vrouw nodig: een eiceldonor. Die werd gevonden. ‘We zijn er!’ dachten de mannen.

Er was nog één ding nodig. Hulp van een arts. Om het zaad van Eise en de eicel van de donor via een IVF-behandeling te plaatsen in de baarmoeder van de draagmoeder. Het stel belde met tachtig vruchtbaarheidsklinieken in Nederland, Duitsland en België. Geen enkele wilde of kon het homokoppel helpen. Michel en Eise begrepen er niets van. ‘IVF-behandelingen worden dagelijks uitgevoerd: bij lesbiennes, bij alleenstaande vrouwen. Waarom helpen ze ons dan niet?’

‘Simpel’, zei Roel Schats in 2015 in De Volkskrant. ‘De bedoeling van draagmoederschap is om paren de kans te geven op een genetisch eigen kind.’ Met andere woorden: alleen heterostellen die eigen zaad en eicellen meebrengen, zijn welkom.

Michel en Eise accepteerden de afwijzing niet en spanden een zaak aan tegen het VUmc. Die riep veel reacties op. ‘Discriminatie’, vond homobelangenvereniging COC. ‘Luxegeneeskunde’, hield het VUmc vol. De rechter oordeelde in het voordeel van het ziekenhuis. Maar de discussie kwam op gang. En ging uiteindelijk over de vraag: wat is goed ouderschap? Wie heeft het recht om kinderen te krijgen?

Moeders

Een kind hoort bij de moeder. Volgens Michel en Eise was dat het emotionele bezwaar dat aan de afweging van veel klinieken ten grondslag lag. Michel: ‘Één van de klinieken gaf aan dat ze ons wél hadden geholpen als de draagmoeder en eiceldonor een lesbisch stel waren geweest.’ En dat gebeurt inderdaad ook: bij lesbische paren die ervoor kiezen om de eicel van de een, na kunstmatige bevruchting met donorzaad, te plaatsen in de baarmoeder van de ander.

In dat geval blijft het kind bij de vrouw die zwanger is geweest. Dát is de moeder, in de ogen van (sommige) klinieken, maar ook voor de wet. Mater semper certa est: een heilig principe dat stelt dat de vrouw die het kind baart, per definitie ook zijn of haar moeder is. Met alle juridische rechten en plichten die daarbij horen.

Maar waarom eigenlijk? Ben je van een kindje méér ouder als je het in je buik draagt dan als je het jouw genen meegeeft? Zijn vaders per definitie minder goede ouders dan moeders, omdat zij zelf nooit een kind in hun buik zullen dragen? En wat als je op geen enkele manier hebt bijgedragen aan de conceptie van het kind: zal Michel een minder goede vader zijn dan Eise, omdat hij het kind niet draagt nóch er een genetische verwantschap mee heeft? Zijn adoptie-ouders om diezelfde reden ook minder goede ouders?

Maakbaarheid

De bijzondere kinderwens van Michel en Eise dwingt ons om opnieuw te definiëren wat ouderschap is. Maar ook om na te denken over eventuele grenzen aan de technologische maakbaarheid van het leven. Geven we techniek ruimte om te breken met natuurlijke processen, of zijn we daarin al te ver doorgeschoten? Wie bepaalt waar eventuele grenzen liggen? Moeten homo en hetero koste wat kost gelijk behandeld worden, ongeacht de complexiteit van een behandeling?

De Commissie Herijking ouderschap, die in 2014 door staatssecretaris Fred Teeven werd ingesteld, onderzocht nieuwe vormen van ouderschap en gezinsconstructies. In haar eindrapport uit 2016 identificeert de Commissie drie ‘kernen van goed ouderschap’: onvoorwaardelijke betrokkenheid, continuïteit en goede zorg. Dat is duidelijk een andere koers dan de traditionele focus op genetische verwantschap en het principe van ‘wie draagt, is moeder’.

Als je kijkt naar het verloop van eerdere discussies over ouderschap en het recht op kinderen, verbaast die conclusie niet. Over het algemeen verandert ons denken over wat we toelaatbaar vinden of wat we kwalificeren als ‘wensgeneeskunde’ mee met de tijd. De geboorte van de eerste ‘reageerbuisbaby’ was in 1978 nog wereldnieuws. Net als het invriezen van eicellen: tot voor kort nog ondénkbaar. Lesbische koppels en alleenstaande vrouwen waren twintig jaar geleden nog allesbehalve welkom bij IVF-klinieken, nu zijn ze dat wel.

VUmc

En nu gaat de discussie over draagmoeders voor wensvaders. Is het een kwestie van tijd, voordat vruchtbaarheidsklinieken in Nederland het draagmoederschap openstellen voor vaders zoals Michel en Eise?

Daar lijkt het wel op.

Het IVF-Centrum van het VUmc is de enige kliniek in Nederland die zich in draagmoederschap heeft gespecialiseerd. Bij hen staat de deur nu op een kier. Onder voorbehoud van ‘praktische bezwaren en ethische dillema’s’, dat wel. Maar de mogelijkheden worden onderzocht.

Ook het herziene standpunt van de beroepsvereniging voor gynaecologen, de NVOG, biedt ruimte. In de nieuwe richtlijn staat dat ‘de werkgroep meent dat het bespreekbaar is om draagmoederschap voor het vervullen van de kinderwens van homoseksuele mannenparen (…) onder strikte voorwaarden aan te bieden’.

En Michel en Eise? Die hebben inmiddels een kindje. Ze vonden een andere draagmoeder, die het geen probleem vond om met een eigen eicel zwanger te worden. IVF was daarom niet meer nodig. Hun dochter Sanne werd in 2016 geboren.

 

Mijn gekozen waardering € -

Sonja Alferink is politicoloog en journalist.