Een hoogmis van de eigen voortreffelijkheid

In Amerika gaat het ene na het andere als racistisch ervaren standbeeld tegen de vlakte. En zoals zo vaak doet Nederland dan ook graag een duit in het zakje. Maar waar gaat al dat protest in ons land eigenlijk over?

De nieuwe beeldenstorm wordt het genoemd, de plotseling hoog opgelaaide woede tegen standbeelden en straatnamen die herinneren aan beeldbepalende figuren uit het verleden. Die woede herinnert op zijn beurt aan hoe er in de zestiende eeuw op allerlei door de reformatie gedestabiliseerde plaatsen een golf van geweld door Europa ging tegen alles wat katholieken dierbaar was.

In de Lage Landen kwam het tot een uitbarsting in 1566. Volksmassa’s, opgehitst door protestante religieuze scherpslijpers, gingen hysterisch tekeer tegen de materiële tekenen van de macht en rijkdom van de Moederkerk, die ook het wereldse gezag symboliseerden dat zich al eeuwen met die kerk vereenzelvigd had. Niet alleen de in Calvinistische ogen verwerpelijke heiligenbeelden moesten het ontgelden, maar ook alle andere voorwerpen van pracht en praal, net als hier en daar een in de weg lopende katholiek. Hele bibliotheken vol onvervangbaar middeleeuws handwerk gingen de gracht in met een ijver die moderne jihadisten niet zou misstaan.

Ongeletterde horden

Die beeldenstorm was behalve quasireligieus ook anti-intellectueel, een aanval van verblinde, autoritaire leerstelligheid op de rede en het gezond verstand. Want wat kon het vernietigen van zulk cultuurgoed nu uiteindelijk bijdragen aan een betere wereld, niet in de laatste plaats voor de vernietigers zelf? Het liet alleen maar onmachtig zien wie er heel even de baas was, zonder dat de beeldenstormers dat baasschap konden invullen. Ze lieten zich domweg manipuleren door de ayatollahs van het protestantisme en hielpen zo de ruimte scheppen voor de volgende autoritaire heersersklasse – die van de protestantse handelsadel. De parallel met de schuimbekkende ongeletterde horden die in de islamitische wereld de straat op gehitst werden naar aanleiding van het verschijnen van Salman Rushdies De duivelsverzen in 1989, de Mohammedcartoons van Kurt Westergaard in 2006 en de vrijspraak van godslastering voor Asia Bibi in 2018, is even griezelig als treffend.

Die parallel gaat echter niet op voor de beeldenstormers waar we nu mee geconfronteerd worden. In alle andere gevallen ging en gaat het om ernstig onderdrukte, onwetende mensen die in naar onze maatstaven ellendige, uitzichtloze omstandigheden leven. Daarom zit er ook altijd een element van oproer en plundering in, zoals we dat ook bij de ongeregeldheden naar aanleiding van het geval Floyd in Amerika zien. Het geschreeuw, het geweld, de vernielingen en de plunderingen zijn steeds weer vooral een uiting van onmacht, frustratie en woede over armoede en systematische achterstelling. Dat geldt zelfs, hoe gestoord ook, voor de moordende barbaren van IS. Ook die komen niet het heil opleggen, maar menen zich te verdedigen tegen miskenning en onderdrukking door kruisvaarders en andere kafir, en daarbij moeten ook symbolen van die onderdrukking – lees elke niet-eigen monumentale cultuuruiting – het ontgelden.

Dat alles speelt bij de nieuwe, vooral antikoloniaal geïnspireerde beeldenstormers helemaal geen rol. Die tref je vrijwel uitsluitend aan binnen het best opgeleide en geïnformeerde segment van de bevolking van de moderne westerse democratieën. Mensen die naar wereldmaatstaven gemeten in aanzienlijke welstand leven en de meeste vrijheid en de beste bescherming tegen willekeur en de slagen van het noodlot ooit genieten.

Genocidale dictator

De actievoerders van vandaag verschillen niet alleen zelf fundamenteel van hun voorgangers, dat geldt ook voor hun beweegredenen. Telkens weer wordt gesteld dat het verwijderen van namen en beelden van in ongenade geraakte historische figuren in Nederland eigenlijk heel normaal is. En telkens weer komt men dan met het enige pre-politiek-correcte voorbeeld sinds mensenheugenis aan: het omdopen van de Amsterdamse Stalinlaan in Vrijheidslaan, in november 1956. Dat had echter niets te maken met het door veranderende opvattingen in ongenade vallen van een voorheen vereerde staatsman. Stalin had zijn laan bij de bevrijding in 1945 gewoon gekregen als lid van de grote drie geallieerde oorlogsleiders, naast Churchill en Roosevelt – Hun drie lanen kwamen broederlijk tezamen op het Victorieplein. In 1956 was de genocidale dictator al drie jaar dood en danig afgebladderd, maar de straatnaam werd pas een kwestie na de inval van Russische troepen in Hongarije op 4 november, toen de Hongaren middels een opstand hun soevereiniteit terugeisten. Dat werd in het Westen opgevat als een onverholen daad van agressie tegen het Hongaarse volk en een concreet dreigement aan het adres van West-Europa. Daartegenover paste een koude-oorlogsdaad. Het was in al z’n lulligheid een vorm van lik op stuk tegen een concrete vijand.

Ook verwijzen de hedendaagse Nederlandse straatnaamveranderaars en standbeeldverbanners graag naar hoe het na 1989 in de landen van de ingestorte Sovjetunie toeging. Daar verdwenen de Lenins en de Marxen in hoog tempo uit het straatbeeld, net als Leningrad weer Sint-Petersburg werd, Gorki Nizjni-Novgorod en Sverdlovsk Jekaterinenburg. Maar ook daar ging het, net als bijna vijftien jaar later in Irak, om een oorlogsdaad. Het omtrekken van de verslagen communistische heiligen was de symbolische bevrijdingsdaad van volkeren die onder het juk van een moorddadig regime vandaan kwamen kruipen.

Dat heeft allemaal niets gemeen met de strijd die hier nu gevoerd wordt voor het kuisen van de openbare ruimte van ongewenste herinneringen aan ons nationale verleden. Hoe je het ook draait of keert, Witte de With, Piet Retief en zelfs Jan Pieterszoon Coen hebben geen van ons direct of indirect iets aangedaan, daarvoor zijn ze al veel te lang tot stof wedergekeerd. Ze zijn ofwel irrelevant geworden (Retief), of hebben bijgedragen aan het kapitaal waarmee uiteindelijk het moderne Nederland opgebouwd is, inclusief alle verworvenheden en rijkdom waarmee alle nu levende Nederlanders zijn opgegroeid (Coen, Hein en de rest). Dat ze daarbij op manieren te werk zijn gegaan die tegenwoordig niet door de morele beugel kunnen, kan geen verrassing of reden tot verontwaardiging zijn. Immers, zij en al hun tijdgenoten zijn dood en begraven, tegen wie zou die verontwaardiging zich redelijkerwijs kunnen richten?

Deze mensen roeiden met de riemen die ze hadden in de wereld zoals zij hem kenden, volgens toen gangbare normen en waarden. Sommigen gingen daarbij ook in de ogen van tijdgenoten te ver, zoals Coen. Anderen, zoals Van Heutsz, die ongemeen hard optrad in Atjeh maar er bijvoorbeeld ook een onderwijssysteem opzette, paarden wreedheid aan verlicht handelen. Hun wedervaren laat iets zien van hoe het rationele en morele denken zich destijds echt ontwikkelde. Dat opvattingen en inzichten niet ineens als vanzelfsprekend uit de lucht komen vallen, maar stapje voor stapje groeien – of juist aan status verliezen. Dat te kunnen herkennen, bespreken en begrijpen is wezenlijk voor de opvoeding van onze jeugd tot mondige, verantwoordelijke wereldburgers die zich niet door volksmenners onder bloeddorstig gehuil de straat op laten sturen. Of zich al op de basisschool door goedbedoelende onderwijzers laten opjutten om straatnaambordjes te gaan overplakken, zoals eerder deze week gebeurde.

Akelige idylle

Als er uit het koloniale verleden één les valt te trekken, dan is het wel dat superioriteitsdenken alleen maar kwalijke gevolgen heeft. Dat hebben de “woke” beeldenstormers blijkbaar nog altijd niet begrepen. In tegendeel, hen gaat het om een vooringenomen, roestvrijstalen gelijk, waaraan het aanzien van de wereld ten spoedigste moet worden aangepast. Ze beogen geen confrontatie met het koloniale verleden, maar universele acceptatie van één visie daarop, de hunne. Ze streven een akelige idylle na die niet verstoord mag worden door ongerijmde heldenbeelden. Daarbij past geen open, onderzoekende blik, geen discussie, geen onzekerheid of nuance, maar alleen autoritaire leerstelligheid.

Ondertussen is er onder hen geen spoor van belangstelling te ontwaren voor het daadwerkelijke neokoloniale en etnisch bepaalde leed op de wereld. Voor de op straat geschopte diensters in Beiroet, voor de corruptie en terreur in grote delen van Afrika, voor de voorgaande vertrapping van Jezidi’s, voor Asia Bibi en haar lotgenoten, voor de Rohinja, voor de kindslaven die coltan mijnen… ach, het is te veel om op te noemen. Dat maakt dat alle bewogenheid van beeldenstormers en antiracismedemonstranten toch vooral een hoogmis is van de eigen voortreffelijkheid.

Mijn gekozen waardering € -

Taalkundige, schrijver, vertaler en wetenschapsjournalist @rik_smits_ @RikSmitsAuthor