Een vluchteling in huis (4): “Sinds ik hier woon heb ik maar één keer in mijn eigen bed geslapen”

Hoe is het om je huis te delen met een vluchteling? Voor Younis is het de normaalste zaak van de wereld. Ooit stond hij zelf op straat, nu helpt hij anderen. “In Sudan mag je nooit aan je gasten vragen hoe lang ze van plan zijn te blijven.” Deel vier van een serie interviews over gastvrijheid, alledaags ongemak en on-Hollandse gezelligheid.

Younis (34) vluchtte in 2002 uit Zuid-Sudan. Hij leefde jarenlang zonder papieren in Nederland, tot hij in 2013 een permanente verblijfsvergunning kreeg. In zijn woning in Amsterdam vangt hij nu zelf mensen zonder verblijfsvergunning op.

De eerste drie jaar in Nederland had ik een huis en een verblijfsvergunning. Mijn huis was altijd vol met mensen. Iedereen kon blijven slapen. Ze kwamen ook naar mij met geldproblemen. Maar toen mijn verblijfsvergunning niet werd verlengd, deden mensen ineens anders tegen mij. Nu had ik geen huis en geen geld, en ze waren bang dat ik daarom ging vragen. Meestal sliep ik een paar dagen bij vrienden, en dan weer ergens anders. Soms in het restaurant waar ik werkte, soms in de moskee en soms ook op straat. Je kan niet de hele tijd mensen opbellen.

Hier ook niet veilig

De eerste keer dat ik werd opgepakt, dacht ik nog: dan kan ik in ieder geval lekker warm slapen. Het was toen koud buiten. Maar ik kwam pas na een paar maanden weer vrij. Ik heb vijf keer vastgezeten, in totaal zo’n vier jaar lang. Zonder dat ik iets gedaan had, ik had alleen geen verblijfsvergunning. Een keer sliep ik in het Vondelpark. Ik had vreselijke kiespijn en het regende. Ik zag politie met zaklampen op zoek naar mensen en ik moest me verstoppen onder een boom. Ik kom uit een oorlogsland en dacht dat ik veilig zou zijn in Nederland. En daar zat ik, op straat en bang.

Bijna gek geworden

Ik was er helemaal klaar mee en ik was moe. Ik wilde terug naar Sudan, want hier had ik geen leven en daar had ik ten minste nog familie. Maar ik was zonder paspoort naar Nederland gekomen en de Sudanese ambassade wilde mij niet helpen omdat ik me niet kon legitimeren. Heel veel mensen zijn gek geworden in de gevangenis, ik ook bijna. Toen ik weer vrij was, zei ik: we gaan demonstreren. Dit is de tijd om iets te doen. We hebben toen het tentenkamp opgezet. En daarna de Vluchtkerk gekraakt, daar konden we een paar maanden blijven. Het was binnen ook koud en nat, maar iedereen was blij, want we hadden een dak boven ons hoofd.

Schreeuwend op de fiets

Ondertussen heb ik met mijn advocaat een nieuwe asielaanvraag gedaan. Ik zat op de fiets naar mijn werk toen ik het goede nieuws over mijn verblijfsvergunning hoorde. Ik zat te schreeuwen, iedereen keek naar mij. Ik was zo blij. In één seconde ging mijn leven helemaal veranderen. Al mijn dromen waren allang weg, ik dacht altijd alleen nog maar: waar kan ik slapen en wat kan ik eten. En ineens kon ik alles weer.

Nu wil ik werken, mijn leven opbouwen. Ik ga drie ochtenden per week naar school, Nederlandse les en een horeca-opleiding. En ik werk zes dagen per week in een Spaans restaurant. Ik kan goed koken, maar heb nog geen diploma. Ik wil chefkok worden.

Al vier maanden een logee

Ik kom nog steeds heel veel in de Vluchtgarage. Ik help mensen met bewijs verzamelen, opnieuw asiel aanvragen. Het is niet zo makkelijk naast mijn werk. Maar ik stop nooit, ik ga door, ik doe wat ik kan doen. Als iemand ziek is of veel stress heeft breng ik die voor een paar dagen hier naartoe. Iedereen is welkom, het maakt niet uit of ik ze ken. We zijn als familie van elkaar. Een jongen slaapt hier al vier maanden, vanaf het moment dat ik de sleutel van dit huis heb.

Van je eigen bord eten

In Sudan mag je nooit aan je gasten vragen hoe lang ze van plan zijn te blijven. Je kan wel 20 jaar blijven, geen probleem. Iedereen heeft daar een of twee kamers speciaal voor gasten. Ik ben in een klein dorp geboren. Niemand at binnen, iedereen nam zijn eten mee naar buiten en om samen te eten. Gewoon met de handen. De eerste keer in Nederland dacht ik, wat is dat, iedereen zit hier alleen te eten. Nu ben ik het gewend en eet ik ook van een eigen bord.

Sinds ik hier woon heb ik denk ik maar een keer in mijn eigen bed geslapen. Ik slaap altijd op de bank, ik ben dat zo gewend. Ik weet niet wat privacy betekent. Soms vind ik het wel fijn om alleen te zijn. In de tijd dat ik op straat was, was ik ook alleen. Als ik een probleem heb wil ik graag rust hebben, zodat ik goed kan nadenken.

Het goede doen

Ik heb geen huisregels, alleen lawaai maken mag niet. Maar mensen weten wel dat het de regel is in Nederland dat je respect voor je buren moet hebben. Ik heb heel goed contact met mijn buren, ze weten alles over mij. Ik heb al een paar keer een feest gehad hier, met het Suikerfeest of als iemand goed nieuws heeft gekregen. Dat vinden ze helemaal geen probleem.

Als iemand mij iets vraagt, dan doe ik het. Ik hou ervan om mensen te helpen, dat vind ik echt prima. Toen ik hulp nodig had met mijn tuin, kwamen er ook vijftien mensen helpen. Ik ben moslim, en mijn geloof is belangrijk voor mij. Alles wat ik weet heb ik geleerd van mijn ouders en de Koran. Wat mag wel en wat mag niet, wat zijn goede dingen om te doen. Dat je gewoon moet helpen, als iemand je hulp nodig heeft.

Een keer te laat? Geen verblijfsvergunning

Er zitten zulke mooie, menselijke dingen in het geloof. Ook in het christelijke, ik heb veel respect voor alle geloven. Maar ook zonder geloof kan je die menselijke dingen doen. Voor mij maakt het niet uit wat je gelooft en of je gelooft. Het gaat om de persoon: wie is dit en wat doet hij?

Ik weet hoe moeilijk het is om zonder papieren in Nederland te leven. Ik kan niet iedereen helpen. Sommige mensen doen echt hun best, maar krijgen een negatieve beslissing om niks. Omdat ze een keer te laat waren of zo. En sommige mensen hebben geluk. Die krijgen het wel.

Mijn gekozen waardering € -