En zo stond ik 20 jaar later voor de rechter

Soms schrijf je iets dat gevolgen heeft. Daar ben je dan als journalist trots op: je werk heeft tot een verandering of ontwikkeling geleid – of, zoals in mijn geval, tot de veroordeling van een oorlogsmisdadiger. Je onderzoekt en bericht, maar dan ligt de bal bij de rechter. Want de journalist en Justitie hebben allebei hun eigen rol te spelen.

Als journalist wil je mensen voorlichten, iets vertellen dat ze wijzer maakt, aan het nadenken zet of ze zelfs inspireert. Meestal is het effect echter onzichtbaar. En slechts zelden meetbaar.

Voor mij gebeurde dat laatste met een artikel dat ik twintig jaar geleden schreef. Over een Ethiopische asielzoeker die door andere vluchtelingen werd herkend als beul onder een vorig regime. Iemand had mij lijsten toegespeeld, onder meer van doodsvonnissen die de man ondertekend had. Vrij Nederland publiceerde het artikel in 1998. Kort daarna verliet ik mijn specialisme ‘buitenlanders, migranten, vluchtelingen’, specialiseerde me in het Midden-Oosten, vertrok naar Irak en vergat de hele kwestie.

Maar dat ene artikel dat ik ooit over Ethiopië schreef, kreeg de aandacht van het speciale team dat zich in Nederland bezighoudt met de vervolging van oorlogsmisdadigers. Eerst onder de Joegoslavische statushouders en asielzoekers, maar daarna ook onder anderen uit bijvoorbeeld Afghanistan en Ethiopië.

Bewijs

En zo kwam het dat zo’n vijftien jaar later, toen ik even in Nederland was, mijn telefoon ging en iemand namens het OM vroeg of ik de bewijsstukken nog had, en of ik anders zou kunnen vertellen van wie ik ze gekregen had. Ik moest beide vragen met ‘nee’ beantwoorden. Ik was in de tussentijd meerdere keren verhuisd en woonde inmiddels voornamelijk in Iraaks Koerdistan. Tijdens een van de verhuizingen was dat materiaal uit 1998 bij het vuilnis terechtgekomen.

Had ik geweten dat het tot vervolging zou komen, dan had ik het vast bewaard. Maar de zaak verdween uit mijn journalistieke en persoonlijke geheugen, want die plek op mijn harde schijf was nodig voor andere dingen. De invasie in Irak van 2003 waarbij Saddam Hoessein verjaagd werd en een nieuw politiek systeem werd geïnstalleerd, de ontwikkelingen in Iran, de opstanden in de Arabische wereld, de opkomst van Al Qaida en ISIS, en de misdaden die deze radicale moslims de Yezidi-minderheid in Irak aandeden.

Vooral dat laatste, emotionele thema ligt als een deksel op mijn geheugen. Een kwestie waar ik van hoop dat justitie er een actievere rol in gaat spelen, zodat de beulen, ontvoerders, slavenhouders en verkrachters van ISIS ook berecht worden voor hun daden jegens de Yezidi’s – en niet alleen voor lidmaatschap van een terreurgroep en moord, zoals nu in Irak gebeurt.

De Ethiopische beul is vorig jaar in Den Haag zonder mijn verdere bemoeienis tot levenslange celstraf veroordeeld wegens oorlogsmisdaden. Eerder had het nieuwe bewind in Ethiopië waarvoor hij vluchtte, hem al ter dood veroordeeld.

Sleutel

Ik werd me pas van de Haagse rechtszaak bewust toen collega’s me belden voor commentaar. Maar zelfs toen ik mijn artikel uit 1998 uit het VN-archief had gevist – terwijl ik jarenlang alle publicaties bewaard had, was ook dit bij de zoveelste verhuizing verdwenen – kon ik me nog steeds de details niet herinneren. Voor een freelancer een slechte situatie, want met de inside-informatie van toen had ik leuk kunnen scoren, en dus verdienen. Maar de sleutel naar die informatie is kwijt.

Inmiddels speelt het hoger beroep, en heeft de advocaat-generaal bedacht dat ik toch moest getuigen, zelfs al gaf ik aan dat het voor ons allen een verkwisting van kostbare tijd zou zijn. In een telefoontje met de journalistenbond NVJ liet de juridisch medewerkster me desgevraagd weten dat wegblijven strafbaar zou zijn, maar ze wees me ook op mijn verschoningsrecht.

Datzelfde deed de rechter, in het kleine zaaltje in het Haagse Paleis van Justitie waar ik als getuige gehoord werd. Ten overstaan van slechts haar en drie anderen: de griffier, de advocaat-generaal en de advocaat van de verdediging. Volgens zowel Europese wetten als sinds kort ook de Nederlandse wet hebben journalisten het recht hun bronnen te beschermen. Desondanks werd me naar mijn bronnen van toen gevraagd. Had ik ze nog geweten, dan zou ik ze zeker hebben beschermd, want wraak ligt in dit soort gevallen altijd om de hoek. Maar alle details liggen ergens in de krochten van mijn geheugen verborgen.

Dus ligt er in het hoger beroep nu een verklaring van mij, waarin heel vaak ‘dat weet ik niet meer’ voorkomt. Het voelt fout en stom, maar twintig jaar is een lange tijd in een zeer actief journalistenleven. Wie weet nog precies wat er zo lang geleden in zijn of haar werk is gebeurd, tenzij het traumatisch was of in de jaren erna steeds weer een rol speelde? Zelfs de advocaat van de verdachte toonde er na het gehoor heel vriendelijk begrip voor.

Journalist en justitie

Bovendien hoort de journalistiek strikt genomen geen rol te spelen in de rechtbank. In 1998 heb ik het voorwerk gedaan voor deze zaak. Dat is opgepikt, en daarmee lag en ligt de bal bij het OM. Net zoals dat zou moeten zijn met de vervolging van ISIS-daders. Wij journalisten komen met feiten, het is aan justitie om daar daden tegenover te stellen.

En dan heb ik maar een wens: wacht voor de ISIS-daders alsjeblieft niet weer twintig jaar. Niet alleen vanwege falende geheugens, maar vooral vanwege het leed van de slachtoffers en de gerechtigheid die gedaan moet worden. De slachtoffers van de Ethiopische beul leefden jarenlang in angst omdat hij asiel had gekregen in Nederland en zelfs in hun vereniging probeerde binnen te dringen. Die van ISIS proberen hun totaal ontwrichte levens weer op te pakken, en met hun trauma’s te leven. Vooral bij dat laatste zou de veroordeling van hun verkrachters en beulen een belangrijke rol kunnen spelen.

Mijn gekozen waardering € -

Judit Neurink is schrijver en journalist die vooral schrijft over Irak en het Midden-Oosten