‘Er moet iets gaan schuren’

Merijn de Boer (1982), schrijver en redacteur van uitgeverij Van Oorschot en tijdschrift Tirade, maakte met zijn intrigerende, bekroonde verhalenbundel 'Nestvlieders' (2011) meteen indruk. Zijn proza is spannend en geestig, eigenschappen die zowel in 'Nestvlieders' als in zijn onlangs verschenen eerste roman, 'De nacht', een belangrijke rol spelen. Gesprek met een schrijver die geïntrigeerd is door de 'maatschappelijk melaatsen'. 'Ik vind het interessant om de ongemakkelijke en tragische kanten van een mens te laten zien.'

 

Het was een tip van mijn voormalige psychotherapeut, met wie ik op dat moment net ernstig gebrouilleerd was geraakt. Hij was de zoveelste in de rij die me, in navolging van een populaire New Yorkse psychoanalyticus, in de schoenen probeerde te schuiven dat ik een ‘narcistisch dilemma had’. In de kern kwam het erop neer dat ik vervreemd zou zijn geraakt van wie ik eigenlijk was, dat ik ‘onecht’ was, zo zei hij het letterlijk, en dat ik vanuit dat valse zelf de neiging vertoonde om mezelf en anderen te idealiseren of juist naar beneden te trappen. Gelukkig kon ik hem met mijn studieboeken in de hand uitleggen dat dat complete onzin was.

In De nacht heb je eenzelfde unheimische sfeer opgeroepen als in Nestvlieders. Hoofdpersoon Marcel lijkt in het begin redelijk normaal, maar gaandeweg bekruipt je als lezer het gevoel dat hij een beetje eng is.

‘Dat is inderdaad precies mijn opzet geweest. De lezer begint aan een verhaal waarin een man en zijn vrouw op vakantie gaan. Dat schept verwachtingen. Als lezer ga je bovendien snel met de ik-figuur meeleven. Die verhaalwet, de voor de hand liggende identificatie van de lezer met een ik-persoon, wilde ik onderuithalen. Met elke pagina kom je meer over Marcel te weten en ontdek je dat hij moreel gezien behoorlijk de weg kwijt is. Toch is hij ook niet helemaal onsympathiek. Ik zou willen dat de lezer hem moeilijk kan plaatsen en zich afvraagt: wat is er wel en niet sympathiek aan hem?

Mensen willen zich liever identificeren met iemand die normaal is in plaats van met iemand die rare dingen doet. Ik vind het veel interessanter om de ongemakkelijke en tragische kanten van een mens te laten zien.’

Er speelt zich in het leven van Marcel veel af in het verborgene. Zijn vriendin weet ook niet wat hij allemaal uitvreet.

‘Dat klopt, maar zijn vriendin blijkt ook niet helemaal betrouwbaar. Zij vertelt dat Geertruida vroeger een barmeisje was, maar het is niet duidelijk of dat waar is. Dus het is maar de vraag hoe betrouwbaar zij is als tegengeluid.’

'Mensen doen ogenschijnlijk normaal tegen elkaar, maar denken ondertussen heel andere dingen of hebben allerlei rare obsessies en verlangens. Dat contrast tussen buiten- en binnenwereld fascineert me.'

Sterker nog, zijn niet eigenlijk alle personages tamelijk onbetrouwbare, wat schimmige types?

‘Ik laat Marcel op een gegeven moment zeggen: “Een ander het idee geven dat je volkomen gestoord bent is niet zo moeilijk, maar doen alsof je volkomen normaal bent, is net zo makkelijk.” Mensen doen ogenschijnlijk normaal tegen elkaar, maar denken ondertussen heel andere dingen of hebben allerlei rare obsessies en verlangens. Dat contrast tussen buiten- en binnenwereld fascineert me. Die lichte krankzinnigheid vind ik interessanter dan de schijnwereld waarin we allemaal braaf “gewoon” doen.’

Heeft iedereen zo’n verborgen leven?

‘De een natuurlijk meer dan de ander, en die moet er dan ook meer zijn best voor doen om dat te verdringen. Maar ik denk dat vrijwel iedereen wel een klap van de molen heeft gekregen. De meeste mensen willen daar alleen liever niet mee in contact komen. Ze willen zich van hun beste kant laten zien. Dus kritisch naar zichzelf kijken en hun vreemde of onprettige kanten opzoeken doen de meeste mensen niet. In de roman komt dat bij Marcel steeds weer naar voren. Tegelijk wil ik laten zien hoe slecht mensen zichzelf en elkaar kennen. In het begin van De nacht praat Marcel uitgebreid over het vermeende vreemdgaan van Lidia’s vader. Hij heeft daar een heel stellige mening over. Vervolgens blijkt echter dat hij dat zelf ook doet, al weet je dat niet helemaal zeker, want Lidia denkt dat hij nooit met iemand anders naar bed is geweest dan met haar. Zij vindt het een rustige gedachte dat hij nooit vreemd zal gaan, dat weegt zwaar voor haar.’

Heeft Marcel haar dat niet gewoon op de mouw gespeld om haar in een geruststellende waan te laten en intussen lekker zijn gang te kunnen gaan?

‘Dat is mogelijk. Maar het kan ook zijn dat het klopt wat Lidia zegt. Misschien laat Marcel gewoon zijn fantasie de vrije loop, terwijl hij eigenlijk helemaal niets spannends meemaakt.’

Als ik je zo beluister, weet je het zelf ook niet precies.

‘Sommige dingen niet nee, ik kan de geest van Marcel of Lidia of de anderen niet helemaal doorgronden. Ik laat dingen in het midden. De redenen waarom Lidia zo lang genoegen neemt met een vriend als Marcel, werk ik niet helemaal uit. Natuurlijk hou ik me bezig met de dosering van de informatie. Wanneer vertel ik wat? Een te expliciete zin over wat er wel en niet waar was over wat Marcels uitspookt, heb ik geschrapt. Idealiter maak ik iets duidelijk zonder al te expliciet te zijn. Bijvoorbeeld wanneer Geertruida vertelt dat ze vroeger een “Leids ontbijtje” gaf, zonder precies uit te leggen wat het is.

Ik wil graag dat de lezer soms iets ook niet helemaal begrijpt of er al lezende achter komt hoe dingen in elkaar steken.

De personages moesten rond en geloofwaardig zijn; het moesten figuren zijn die je op straat zou kunnen tegenkomen. Maar er blijven altijd dingen onverklaard. Handelingen, gedachten en uitspraken geven een beeld van iemand, maar dan nog zal jij een ander beeld hebben van Lidia dan ik. Iedereen geeft er zijn eigen interpretatie aan. Dat vind ik interessant.’

Je werkt zelf als redacteur, dus er gaan wekelijks tientallen manuscripten door je handen. Hoe vond je de moed om zelf te gaan schrijven?

‘Tijdens mijn studie Nederlands werkte ik als redacteur voor literair agent Paul Sebes en daardoor kon ik een tijd niets op papier krijgen. Ik dacht steeds dat het niet goed genoeg zou zijn. Was té kritisch. Mijn vriendin heeft me daar vanaf geholpen, zij moedigde me aan. Je moet jezelf misschien een beetje voor de gek houden. Het ene moment vind ik wat ik schrijf niets waard, het andere moment vind ik het heel goed. Het gaat op en neer. Maar uiteindelijk geloof ik voldoende in mezelf om te denken dat ik iets heb toe te voegen. Ik voel de drang om zelf een boek te schrijven dat helemaal beantwoordt aan mijn ideeën over literatuur.’

En hoe luiden die?

‘Een boek moet in elk geval heel zorgvuldig geschreven zijn. Humor vind ik ook belangrijk: het moet grappig zijn, scherp. Ik probeer donker en licht af te wisselen. En er moet iets tussen de regels ontstaan wat meer is dan de normale combinatie van woorden en zinnen. Dat zoek ik als ik redacteur in een tekst, maar bij mezelf ook. Een diepere laag.

Zoals ik eerder al zei: ik hou van ontregeling. Wat mij betreft moet een verhaal een ongemakkelijk gevoel oproepen, er moet iets gaan schuren. David Vann vind ik bijvoorbeeld een interessante schrijver, die psychologisch ongemakkelijke zaken helemaal uitdiept, zó dat het pijnlijk wordt. Daarentegen vind ik zijn stijl te staccato. Thematiek is belangrijk, maar stijl staat voor mij op de eerste plaats – anders raakt het verhaal me niet. Ik streef ernaar geen woord te veel te gebruiken. Pas als een zin naar mijn idee helemaal goed is, ga ik door met de volgende. In de uiteindelijke versie schrap ik meestal maar weinig.’

Bij Hugo, de vader van Lidia, zijn er een aantal boeken die het verhaal van zijn leven vertellen. Welke boeken vertellen dat van jou?

‘Ik ben niet iemand die van alles en nog wat leest; ik lees alles van een beperkt aantal auteurs, zoals A.F.TH. van der Heijden, Willem Frederik Hermans, Jeroen Brouwers. Ook van J.J. Voskuil heb ik het hele oeuvre gelezen. Vooral Bij nader inzien is heel belangrijk voor mij geweest. Dat las ik toen ik zestien was, en het maakte ongelooflijk veel indruk. Vooral de botsing tussen de karakters Maarten Koning en Paul Dehoes intrigeerde me. Iets dergelijks heb ik met Marcel en Milan geprobeerd te doen. Milan is net als Paul Dehoes een enorme blaaskaak, maar ook wel weer grappig, waardoor je een zekere sympathie voor hem voelt.

Ook Brideshead Revisited maakte grote indruk op me, vanwege de bijna romantische vriendschap die erin wordt beschreven. Dat wordt het hoofdthema van mijn volgende boek. En dan Liefde en goudvissen van Jacques Gans, een boek met veel humor over een bohémien-achtige man die in Parijs op een zolderkamertje woont, leeft van de literatuur, wijn drinkt en verder niets doet. Een beetje zo’n figuur als Marcel dus. Toen ik het gelezen had, hebben mijn vriendin en ik een half jaar in Parijs gewoond op een of andere zolderkamer. We gingen min of meer het boek naleven. Dat vrije, onafhankelijke bestaan trekt me. Ik laat Marcel op een gegeven moment zeggen: werk is voor saaie mensen die zich niet kunnen vermaken. Hij wil het liefst alleen maar lezen, met vrienden omgaan, films kijken. Dat heb ik zelf ook.’

Terwijl je een zeer gestructureerd bestaan hebt.

‘Ja, daar heb ik ook wel moeite mee gehad. Maar ik móét een gestructureerd leven leiden om een boek tot stand te kunnen brengen. Ik werk van negen tot vijf, en ga ook echt stipt om vijf uur naar huis om te schrijven. Twee uur, maximaal driehonderd woorden. Ook in het weekend.

Ik werk rigide aan een verhaal, met volledige overgave. Met De nacht was ik zo monomaan bezig dat ik aan weinig anders meer kon denken. Hopelijk kan dat bij mijn volgende boek wat minder, zodat het me niet helemaal opslokt. Tegelijk is die overgave ook nodig om een goed boek te kunnen schrijven.’

Mijn gekozen waardering € -