Europa geen sprookje voor immigranten

Europa is geen sprookje voor de helft van de immigranten van buiten de EU. De helft van de non-EU immigranten riskeert armoede en sociale uitsluiting, blijkt uit onderzoek van Eurostat dat slechts statistische feiten toont en geen politieke duiding geeft.

De cijfers zijn wel politiek relevant. Immers, een van de doelen van de EU is om in 2020 het aantal armen in Europa met 20 miljoen te verminderen. Daarbij is er in Europa veel discussie over het vrije verkeer van personen.

Eurostat vergeleek tussen de lidstaten op een groot aantal indicatoren de verschillen tussen de autochtone bevolking, de EU-immigranten en de niet-EU-ingezetenen. Mensen zijn arm als ze te krap wonen, of te weinig inkomen of te weinig middelen hebben.

Wat betreft dat inkomen valt op de EU-ingezetenen per hoofd gemiddeld 1000 meer verdienen dan de autochtone bevolking. De non-EU-ingezetenen verdienen gemiddeld 4000 minder dan de autochtone bevolking. Maar de verschillen binnen de EU zijn groot. In België ligt het gemiddeld inkomen voor autochtonen op ca 22.000 euro, non-EU ingezetenen verdienen gemiddeld 12.000 euro, in Bulgarije liggen ze beiden rond de 3.000 euro.

Qua middelen: 1 op de 5 immigranten – dus 20 procent – van buiten de EU heeft in Europa moeite met het betalen van rekeningen, een week weg te gaan of het huis adequaat warm te houden. Van de autochtone bevolking  is dat 8,9 procent,  en EU-ingezetenen hadden het ‘t best: 7,4 procent had er problemen mee. De verschillen tussen de nationale bevolking en de non-EU-ingezetenen in  materiële deprivatie zijn het grootst in België en Griekenland en het kleinst in Nederland en Luxemburg.

Te krap huis

32 procent van de non-EU-ingezetenen woonde in een te krap huis. Te krap woon je als je een gemeenschappelijke ruimte hebt en per volwassene een kamer en een kamer per twee, jonger dan 17 jaar. In Italië leefde het hoogste percentage van de non-EU-ingezetenen te krap (55,7 procent), in Nederland het laagste (4,6 procent). 

Vooral in Griekenland (72.1 procent) is de armoede onder non-EU-ingezetenen hoog,  dat land wordt gevolgd door onze zuiderburen. In België heeft 68,4 procent van die mensen te maken met risico op armoede en uitsluiting, gevolgd door  Spanje, (59.5 procent ), Frankrijk (55.8 procent). In deze landen zijn de verschillen tussen de autochtone bevolking en non-EU-ingezetenen ook het grootst.

Non-EU-ingezetenen hebben ook een slechte positie in Kroatië (53.2 procent) en Portugal (51.7 procent) en Slovenië (50.6 procent). Het laagste was het in Tsjechië (30.8 procent) en Malta. (31.4 procent). Nederland zit er met 35 net onder. In Nederland heeft van alle buitenlandse ingezetenen 23 procent een risico op armoede en uitsluiting. Van de EU-ingezetenen is dat 13 procent.

Uit de cijfers blijkt ook dat je qua armoede en uitsluiting het beste als autochtoon geboren kunt zijn met lage aantallen slechte posities, in IJsland (11 procent), Luxemburg (12 procent) en Noorwegen (13 procent).

Mijn gekozen waardering € -

Politiek beschouwer en analist. Werkzaam als zelfstandig journalist met uitgebreide kennis over de EU en stedelijk bestuur en de actuele vraagstukken die daar spelen, op het gebied van onderwijs, arbeidsverhoudingen, en identiteit.