Eyckmans neemt het moderne gezinsleven op de hak

Nam Valerie Eyckmans in haar debuut 'Verloren maandag' het kantoorleven op de hak, haar tweede roman 'De dierbaren' is een satire op het moderne gezinsleven. Met deze roman, die op donderdag 6 maart verschijnt, schrijft ze met humor en scherpte over pittige onderwerpen, zoals pedofilie, travestie en vreemdgaan. Een voorpublicatie uit 'De dierbaren': 'Meneer Verfaillie'.

Valerie Eyckmans (1977) werkt als freelancejournaliste en copywriter. Ze leverde jarenlang columns en reportages aan bekende dag-, week- en maandbladen. In 2013 debuteerde ze met Verloren maandag, dat genomineerd werd voor De Bronzen Uil. Haar nieuwe roman De dierbaren, die op donderdag 6 maart verschijnt, is een krampachtige zoektocht naar geluk, waarin een pubermeisje, een moeder en een gymleraar voortdurend struikelen over hun eigen idealen. Wanneer de moeder de kat van de leraar aanrijdt, brengt ze meer dan één leven aan het wankelen. In een onhandige poging om alles en iedereen te redden, maakt ze meer brokken dan ze ooit zal kunnen opruimen. De dierbaren is een met humor en scherpe pen geschreven roman, ogenschijnlijk luchtig, waarin echter zware onderwerpen als pedofilie, scheiding, travestie en vreemdgaan niet worden geschuwd.

Valerie Eyckmans – De dierbaren
Podium, €18,50/€9,99 (e-book)

_____

MENEER VERFAILLIE

Met zijn rug naar de kleedkamer gedraaid spoort meneer Verfaillie zijn leerlingen met luide stem aan. Het is al de derde keer dat hij ze aanmaant voort te maken, en voor de derde keer op rij wordt hij genegeerd.

De vijfde Latijn-Wetenschappen bestaat uitsluitend uit meisjes, die schijnen te denken dat de les lichamelijke opvoeding dient voor het uitwisselen van tips over ontharingsmethoden, tips om te vermageren, tips tegen cellulitis en tips over tongzoenen. Hij haat deze klas. Jongens kleden zich tenminste om zoals het hoort. Ze trekken hun uniform uit en hun sportplunje aan, klaar. Meisjes maken er een halve paringsdans van. Ze wurmen zich heupwiegend en kwetterend uit hun rokjes, stropen traag hun kousen af, pulken met opgestoken pinken knoopje per knoopje hun hemdjes los, binden hun haren drie keer opnieuw vast en trekken hun sportuniform pas aan nadat ze hun schooluniform netjes opgeplooid hebben. En al die tijd staat meneer Verfaillie met zijn rug naar ze toe gekeerd, volslagen machteloos.

Meneer Verfaillie is niet goed met meisjes. Toen hij begon met lesgeven, een kleine dertig jaar geleden, zaten jongens en meisjes nog in aparte klassen, in aparte scholen zelfs. Jongens kregen lichamelijke opvoeding van een man, meisjes van een vrouw. Zo hoort het. Hij is altijd tegen gemengd onderwijs geweest. Gevochten heeft hij, tegen het gemengd onderwijs. En kijk wat het hem gebracht heeft. Een klas vol meisjes. Er zit zelfs een zwart meisje in zijn klas.

Het heeft hem godverdomme bijna zijn baan gekost. Hij probeert de gedachte aan Revathi uit zijn hoofd te bannen. Een heel schooljaar lang is hij er niet in geslaagd haar naam te onthouden en nu slaagt hij er niet meer in hem te vergeten. Revathi Charwa. De dochter van een steenrijke Indiër, de jongste in een gezin van vijf. Hij had ze allemaal in zijn klas gehad en nooit had hij een van hun namen kunnen onthouden – in gedachten noemde hij ze allemaal Ghandi, dat was net zo makkelijk.

Hij had Revathi nooit meer dan een zes gegeven. Ze was nogal onbeholpen. Eigenlijk had ze de motoriek van een kind, wat niet zo vreemd was: als je haar zag, in haar donkerblauwe shortje en de witte polo met het logo van de school, waarvan de mouwen tot aan haar ellebogen kwamen, zou je haar hooguit twaalf schatten, terwijl ze in werkelijkheid zeventien was. De jongens van haar jaar negeerden haar, de meisjes behandelden haar als een pop. Als hij op de speelplaats surveilleerde zag hij haar vaak tegen de knieën van een van haar klasgenootjes zitten, terwijl ze haar gitzwarte lange haar gewillig liet vlechten, of kammen, of wat het ook was dat die meisjes deden. Een popje, meer was ze niet voor de meisjes van haar klas.

Het was natuurlijk één grote schreeuw om aandacht geweest, en het had hem in chronologische volgorde verbaasd, verontwaardigd, woedend gemaakt en teleurgesteld dat hij zo lang de enige was geweest die het had gezien. Hij eiste dat er een onderzoek en een hoorzitting zouden komen, zodat hij zijn onschuld kon bewijzen, maar de raad van bestuur had het verstandiger geacht de hele zaak in de doofpot te stoppen. Razend was hij geweest, alsof er in een dorp zoiets bestond als een doofpot! Omdat het schooljaar er toch al bijna op zat, leek het de heren bestuursleden het verstandigst dat meneer Verfaillie onder de radar zou blijven en vervroegd aan zijn vakantie zou beginnen. Na de zomer zou er vast geen haan meer kraaien naar het voorval.

Een hele zomer lang had hij zich opgesloten in zijn huis, bang om bekogeld te worden met rotte eieren van zodra hij een stap in het openbare leven zou zetten. Natuurlijk had Revathi’s verhaal als een lopend vuurtje de ronde gedaan, en ook al was hij onschuldig, hij wist hoe mensen dachten. Waar rook is, is vuur. Dát dachten ze.

Het eind van de zomer betekende het eind van zijn Latijn. Hij had wat spullen bij elkaar gepakt en was een week gaan fietsen. Na die week had hij per e-mail zijn ontslag ingediend, waarop zijn telefoon quasi-onmiddellijk was begonnen te rinkelen. Het was de directeur, die meneer Verfaillie droogweg op de hoogte bracht van de recente ontwikkelingen. Nadat de ouders van Revathi hadden besloten dat het beter zou zijn hun dochter op internaat te sturen, had Revathi eindelijk toegegeven dat ze het voorval had verzonnen.

 ‘Ik verwacht je maandag op school.’

Met die woorden, en een donatie van 25.000 euro, geschonken door de familie Charwa, zo ontdekte Verfaillie later, werd de zaak geklasseerd.

Meneer Verfaillie drukt de nagels van zijn vingers hard in zijn handpalmen en kijkt strak voor zich uit naar de opstelling in de turnzaal. Ooit was toestelturnen zijn favoriete onderdeel van het lesprogramma. Sinds Revathi Charwa draait zijn maag om bij de gedachte aan een rekstok.

In de weken na de aanklacht begon hij meerdere keren aan zichzelf te twijfelen. Had hij haar écht aangeraakt op onbetamelijke plaatsen? Ze was zo klein en mager dat ze bij alles hulp nodig had. Hij moest haar een zetje geven aan de rekstok, hij moest haar over de bok helpen, hij moest haar optillen om aan de ringen te kunnen… hij moest haar voortdurend aanraken. Of deed hij het opzettelijk? Wílde hij haar aanraken? Maar waarom? Het kind was zelf een halve rekstok. Hoewel haar bekentenis een enorme opluchting was geweest, had het voorval hem getekend. Hier stond hij nu, als een bange wezel, met zijn rug naar zijn leerlingen gekeerd, bang voor blikken die verkeerd geïnterpreteerd konden worden.

 ‘Meneer Verfaillie?’

Hij herkent de stem van Pilar Poot. Stug blijft hij voor zich uitkijken.

 ‘Wat is er, Pilar?’

 ‘Ik zie dat u toestellen heeft opgesteld, maar kunnen we niet buiten turnen, op het grasveld?’

Ze krijgt meteen bijval van haar klasgenootjes, die zeurderig en pruilend klagen dat het veel te mooi is om binnen te blijven. Het gezeur zwelt aan tot een oorverdovend gezoem dat hem mateloos irriteert en voor hij het beseft, heeft hij zich met een ruk omgedraaid. Hij kijkt recht naar de borsten van Pilar Poot, fraai vormgegeven door een zachtroze beha. Vergist hij zich, of heeft ze iets in haar beha gestoken?

Als hij zich gewaar wordt van de stilte, beseft hij dat hij staat te staren. Het zweet breekt hem uit. Hier en daar klinkt gegniffel. Het kost hem moeite om te blijven staan, het liefst zou hij zich willen omdraaien en het op een rennen zetten, maar er is geen weg terug. Hij dwingt zichzelf zijn blik te verleggen en Pilar, die inmiddels haar armen defensief voor haar borst gekruist heeft, in de ogen te kijken. Om haar lippen ligt een genadeloze grijns. Ze spot met hem. Naast haar staat iemand in een rode beha, achteraan ziet hij een belachelijk laag lichtblauw slipje met een strikje ter hoogte van de venusheuvel, hij voelt zijn ademhaling versnellen, hij kan niet eens meer op de namen van zijn leerlingen komen, hij is bedwelmd door de geur van goedkope deodorant en de kleurrijke parade van strikjes en slipjes. Ze doen het expres. De hele klas spot met hem. Natuurlijk, wat had hij gedacht? Dat iedereen zomaar zou vergeten dat hij zeven weken een pedofiel was? Want dat was hij. Je bent schuldig tot je onschuld bewezen is.

Hij moet iets zeggen, maar zijn keel is droger dan een woestijn, zijn geslacht in de war door de plotse aanblik van zoveel bloot. Olympische disciplines. Van a tot z. Snel. Atletiek. Badminton. Basketbal. Boksen. Boogschieten. Gewichtheffen. Bij kanovaren heeft hij zijn kalmte herwonnen.

Hij dwingt zichzelf Pilar aan te kijken en slaagt er zelfs in minzaam te glimlachen.

 ‘En wat had juffrouw Poot in gedachten? Wat zou ze graag doen vandaag?’

Het meisje denkt na en haalt dan haar schouders op.

 ‘Volleybal of zo?’ vraagt ze. Zonder op antwoord te wachten trekt ze vliegensvlug haar polo aan, eindelijk.

 ‘Volleybal. Of zo. Is er nog iemand die een suggestie heeft?’

Hij kijkt vragend de kleedkamer rond, concentreert zich op ogen, neuzen, oren. Geen monden. Monden zijn gevaarlijk.

Achteraan steekt iemand een vinger op. Het is Maartje Mertens, een mollig meisje dat al moe wordt van zich om te kleden.

 ‘Maartje, zeg eens, wat wil jij graag doen?’

 ‘Honkbal?’

Natuurlijk. Het dikkerdje wil honkbal spelen. Kan ze helemaal achteraan op het veld gaan staan, daar waar nooit een bal komt, om een uur lang na te denken over wat ze vanmiddag zal kiezen in de refter: frieten of spaghetti. Meneer Verfaillie slaat met een luide klap zijn handen in elkaar en lacht breed naar zijn leerlingen.

 ‘Ik heb een beter idee. Laten we beginnen met vijf rondjes in de zaal. Wie niet binnen de tien seconden in de zaal is, loopt er tien.’

De meisjes slaken verontwaardigde gilletjes, en beginnen met tegenzin te lopen. Meneer Verfaillie neemt plaats in het midden van de zaal, zijn armen gekruist en de benen lichtjes gespreid. Hij sluit zijn ogen en geniet van het monotone gedreun van de stampende voeten rond hem. Als een bliksemschicht flitst het zachtroze behaatje van Pilar Poot door zijn hoofd.

            Geschrokken spert meneer Verfaillie onmiddellijk zijn ogen wijd open. Het felle kunstlicht in de turnzaal verblindt hem een seconde, hij knippert fanatiek met zijn oogleden om het beeld van het behaatje van zich af te schudden. Godverdomme. Hij had zich nooit mogen omdraaien.

Mijn gekozen waardering € -