Factchecking: het enige wapen tegen nepnieuws

Wie nepnieuws wil tegengaan, kan niet anders dan factcheckers inschakelen, die conclusie trekt ook Facebook. Een handjevol mensen moet met de hand al het digitale nepnieuws gaan controleren. Petra ter Doest vindt dat factcheckers veel financiële steun verdienen, van veel verschillende partijen.

Factchecking heeft voor het publiek vaak de vorm van een extraatje, een onderhoudend rubriekje in de krant, op tv of de website. Daarin wordt wekelijks een uitspraak van een politicus gefileerd en dan volgt er een uitslag: waar of niet waar. The Washington Post maakt een Chrome extensie om de tweets van @RealDonaldTrump te checken. Een tweet die als onwaar of incorrect wordt beschouwd, wordt voorzien van context.

YouTube
Met zulke extraatjes wordt het probleem van nepnieuws natuurlijk niet opgelost. Waar het om gaat is een almaar groeiende hoeveelheid berichtgeving die opzettelijk onwaar is en die buiten de reguliere media om wordt gepubliceerd. Soms is het ouderwetse propaganda, vaak – volgens journalist Craig Silverman van Buzzfeed zelfs het merendeel – is het sensationeel nepnieuws bedoeld om geld te verdienen. Al dat nepnieuws vindt een weg via websites, sociale media zoals Facebook, Google en YouTube naar publiek dat steeds vaker alleen nog online nieuws onder ogen krijgt.

Om dit nepnieuws aan te pakken, zul je om te beginnen binnen de dagelijks groeiende totale nieuwsstroom verdachte berichten moeten aanwijzen. Vervolgens moet de herkomst van al die berichten worden bekeken en de feiten, zowel in tekst als in beeld, worden geverifieerd. Daarna moeten de bevindingen worden gepubliceerd met een juiste onderbouwing. Dit werkt natuurlijk alleen als degene die checkt zich houdt aan allerlei heldere regels en verantwoording aflegt. Dat red je niet met algoritmen, zegt ook Facebook dat nu voor het eerst met maatregelen komt om nepnieuws tegen te gaan. Vice President News Feed, Adam Mosseri, schreef hierover vorige week in zijn blog: ‘Wij geloven dat iedereen zijn stem mag laten horen en kunnen niet zelf de scheidsrechter worden die bepaalt wat waarheid is en wat niet.’ Gebruikers van Facebook kunnen straks aangeven of ze een bericht verdacht vinden. Hoe, daar wordt nog op gestudeerd.

Code van Poynter
Het onderzoeken en beoordelen van die berichten gaat Facebook overlaten aan buitenstaanders, factcheckersorganisaties die de speciale International Fact-Checking Network fact-checkers’ code of principles van Poynter Institute hebben onderschreven. Poynter is een gezaghebbende journalistieke opleiding in St. Petersburg, Florida. Ondertekenaars van de code leggen zich vast op: onpartijdigheid, redelijkheid, transparantie als het gaat om bronnen, gebruikte methodes en financiering en hun toewijding aan open en eerlijke correcties.

Hoe serieus Facebook hiermee is, moeten we afwachten, maar de stap is logisch. De discussie over of een ‘bubbel’ mensen op sociale media afsluit voor tegenstrijdige informatie, en of Donald Trump daardoor de Amerikaanse verkiezingen won, loopt nog wel even door. Wat de uitkomst daarvan ook is, als Facebook zou besluiten zelf de inhoud van berichten te beoordelen, is het snel afgelopen met het platform.

(Piep)klein
Maar wie zijn die onafhankelijke factcheckers, waarop Facebook zich wil verlaten? Het gaat om (piep)kleine organisaties, waar journalisten, media-activisten en onderzoekers werken. Volgens een telling van oktober 2015 waren er op dat moment wereldwijd 75 organisaties actief. Als die gemiddeld 5 man in dienst hebben, een schatting die aan de hoge kant is, zou het gaan om een kleine 400 mensen. De meesten zijn ontstaan in de afgelopen decennia op dezelfde digitale golf die niet alleen iedereen uitrustte met de mogelijkheid om te publiceren maar ook met de mogelijkheid om zelf nieuws te checken en verifiëren. Veel factcheckers zijn zelfs begonnen uit kritiek op de klassieke media.Voorbeelden zijn Snopes, Polifact en FactCheck en andere Amerikaanse organisaties die nu door Facebook worden ingeschakeld voor een proefproject in de VS.

Factchecking maakt ook deel uit van het werk van nieuwe onderzoeksorganisaties op het gebied van mensenrechten en journalistiek.  Zoals het Britse onderzoekscollectief Bellingcat van Eliot Higgins, dat bekend werd door onthullingen over Ruslands betrokkenheid bij MH17. Bellingcat onderzoekt openbare bronnen op internet en sociale media, niet alleen om bewijzen te verzamelen en te checken over het conflict in de Oekraïne, maar vooral ook om het Syrische conflict op die manier te volgen. Die bittere en onoverzichtelijke strijd heeft tot nog een aantal, meer lokale organisaties geleid, zoals de Syrian Observatory for Human Rights, die de feiten van de oorlog in kaart proberen te brengen. Hun onderzoek naar de feiten is vaak het enige houvast dat de klassieke media nog hebben in dit conflict.
Een belangrijke vraag is wat voor factchecking Facebook voor ogen heeft. Bij nepnieuws gaat het allang niet meer alleen om uitspraken van politici, en ook niet meer alleen om woorden. Het bredere begrip ‘verificatie’ is wellicht meer van toepassing. Ook de terminologie is ontwikkeling.

Lijken tellen
De nieuwe factcheckers lopen voorop in technisch opzicht. Daarom houden ze zich ook intensief bezig met het onderwijs van journalisten, activisten en ieder ander die bezig is met waarheidsvinding. Ze trainen in het ontdekken wie de oorspronkelijke makers zijn van een website, video of foto en of het beeld is bewerkt. Ze tellen lijken en verschillende soorten wonden op foto’s en video’s, ze bepalen het tijdstip waarop een beeld is genomen aan de hand van schaduwanalyse of de datum door satellietbeelden te vergelijken. Ze checken of berichten worden gedeeld door echte mensen of door ‘trollen’. Een sterke rol bij dit alles speelt de Amerikaanse organisatie First Draft, die al langer bezig is om journalisten, activisten en techbedrijven te laten samenwerken en een belangrijke overwinning heeft geboekt met het recente besluit van Facebook.

Factchecking, zeker in deze brede opvatting, is werk voor doorzetters, voor noeste werkers. Hopelijk gaat Facebook dit soort organisaties ook financieel steunen. Tegelijkertijd is het essentieel dat factcheckers van alle kanten geld krijgen, links, rechts, gouvernementeel, niet-gouvernementeel, zodat ze hun geloofwaardigheid kunnen bewaren. Tot nog toe bestaan ze van donaties en bijdragen uit fondsen zoals de Knight Foundation, Open Society Foundation en de Skoll foundation. Ze worden wel eens afgedaan als deel van een links-liberaal bolwerk. Het zou mooi zijn als minder liberaal gekleurde fondsen ook hun portemonnee eens trekken. Want ook zij zeggen feiten belangrijk te vinden.

Een handjevol mensen met heel weinig middelen, heeft dus voorlopig de enige oplossing in handen als het om nepnieuws gaat. Het is bijna vechten tegen de bierkaai. Maar voorlopig zit er niets anders op.

Dat elke cent welkom is, kun je meteen bij Poynter zien op de webpagina over de factcheckers-code: ‘In het licht van het besluit van Facebook dat het ondertekenen van deze code een minimum voorwaarde is om geaccepteerd te worden als een onafhankelijke factchecker op het sociale netwerk bij het op de VS gebaseerde proefproject, zijn we bezig onze procedures voor aanvraag en goedkeuring te heroverwegen. Door onze beperkte staf, zullen we de komende weken geen nieuwe onderschrijvers van de code toelaten, tot de nieuwe procedures in werking zijn.’

De woorden ‘beperkte staf’ hebben iets onthutsends in het licht van het omvangrijke probleem dat nepnieuws is. Onafhankelijke factcheckers verdienen echt alle steun die ze kunnen krijgen. Van verschillende partijen.

Meer artikelen van Petra ter Doest over nieuwe journalistiek:

De echte discussie over nepnieuws’ – Stand van zaken van de discussie 1,5 maand na 8 november 2016.  Gepubliceerd December 2016

‘Wij laten zien hoe regeringen liegen, stap voor stap‘. Interview met Eliot Higgins van Bellingcat over werkwijze en drijveren. September 2016

Mijn gekozen waardering € -

Petra ter Doest is gefascineerd door hoe publiceren verandert. Opeens 'moet' iedereen het, tegelijkertijd heeft niet iedereen de vaardigheden die zij als journalist heeft. Dus traint ze en helpt ze mensen daarbij. En de journalisten dan? Die moeten op zoek naar nieuwe toegevoegde waarde. Ook dat is een spannend proces.