In het Franse Vreemdelingenlegioen

Er zijn weinig legermachten waar zo’n mythe omheen hangt als het Vreemdelingenlegioen. Wie zich daar inschrijft mag een nieuwe identiteit kiezen. Geheimzinnig, toch?

Wie het Vreemdelingenlegioen ingaat, verdwijnt van de aardbodem voor een periode van minstens vijf jaar. Met aan het eind van de rit een onbetaalbare beloning: een compleet nieuwe identiteit. Maar dan wordt je wel vijf jaar lang als kanonnenvoer als eerste de strijd ingestuurd. En ben je omringd met de grootste criminelen van de wereld, die via het legioen hopen te vluchten. En dat vrijwillig.

Dat was tenminste zo in de beginjaren van het Franse Vreemdelingenlegioen, dat in 1831 werd opgericht. Voor het gemak richten we ons even op alleen het Franse legioen. Het is een van de weinig nog bestaande legioenen en is meteen ook het grootste, oudste en meest bekende. Een paar andere landen hebben in het verleden een Vreemdelingenlegioen gehad, maar momenteel heeft naast Frankrijk alleen Spanje er nog een.

Wie zich aansloot bij het Légion étrangère, kon er bijna zeker van zijn terug te keren in een lijkenzak. Dat blijkt uit gegevens van hobby-onderzoeker Frans Janssen. Op zijn website houdt hij een overzicht bij van Nederlandse legionairs. Tot aan de jaren 30 van de vorige eeuw keerde slechts een enkele legionair uit die lijst levend terug. ‘Maar dat wil niet zeggen dat alle legionairs overleden’, aldus Janssen. ‘ De laatste jaren heeft de Franse regering diverse verlieslijsten gepubliceerd. Ook kreeg de familie in de meeste gevallen bericht als een legionair gesneuveld was. Een gesneuvelde legionair is dus vaak makkelijker in een archief te vinden dan een levende.’

Ook legionairs die wél overleefden kwamen vaak niet terug. Als beloning voor gedane diensten kunnen legionairs hun nieuwe identiteit, die ze kunnen kiezen als ze het legioen in gaan, houden. Maar over hoeveel legionairs voor die optie gaan doen zowel het legioen als de Franse regering geen uitspraken. ‘Daarom hangt er een geheimzinnigheid en mythe rondom het legioen.’, aldus Janssen, die begon met zijn onderzoek omdat hij de waarheid wel eens wilde weten. ‘En oud-legionairs laten vaak ook niet veel los. Zij vertellen alleen hoe zwaar het legioen is.’

Gehoorzame hond op de vlucht
‘Van al dat macho-geouwehoer is niets waar. Het is vooral veel interessantdoenerij’, bromt schrijver en voormalig legionair Richard Klinkhamer. Twee jaar diende hij, van 1957 tot 1959, onder andere in Algerije. Daarna had hij er genoeg van en deserteerde hij. Hij schreef erover in zijn boek Gehoorzaam als een hond. ‘Mensen denken dat je als legionair altijd maar aan het vechten bent, maar wij liepen vooral veel wacht in een woestijn waar niks te doen is. Dat was het meest verschrikkelijke. Het was saai!’

Klinkhamer ging het legioen in omdat hij zijn leven niet op een rijtje had. Hij had ‘een beetje gerotzooid’, noemt hij het zelf. Maar van het gerucht dat vooral de zwaarste criminelen worden aangenomen is volgens hem niets waar. ‘Als je iets op je kerfstok hebt, kom je er niet in. Ze hebben genoeg aanmeldingen.’ Volgens de Franse ambassade melden zich jaarlijks enkele duizenden jonge mannen bij het legioen. Een slordige 95 procent daarvan valt uiteindelijk af, omdat ze of een onzuiver verleden hebben of het legioen niet aan kunnen. Met uitzondering van enkele verdwaalde officieren, zitten er enkel buitenlanders in het legioen, dat de normale Franse krijgsmacht bij staat tijdens acties..

Voormalig legionair Rende van de Kamp, schrijver van de boeken Onder vreemde vlag en Soldaat voor een ander beaamt dat je van goeden huize moet komen om in het legioen te mogen dienen. Van 1983 tot 1990 diende hij zelf in het legioen. Tegenwoordig schrijft hij boeken over zijn ervaringen in de vier legers waarin hij gediend heeft. ‘Een drugsverleden? Da’s meteen exit. Ook als je gezocht wordt door de politie. Maar als je eens een keer iemand een draai om de oren hebt gegeven, mag je wel binnen. Als je er maar eerlijk over bent.’ Momenteel telt het legioen zo’n 7700 leden, uit 136 landen.

Legioen geeft geen gegevens prijs
Eerlijkheid duurt het langst binnen het legioen, volgens Van de Kamp. Wie zich niet houdt aan de regels wordt wel gestraft, ‘maar dat zijn geen lijfstraffen meer. In de jaren 70 is het legioen gereguleerd naar Franse maatstaven. Je zal er wel eens een duw krijgen of uitgescholden worden, maar dat is in ieder leger zo.’ Het enige waar het legioen volgens Van de Kamp geheimzinnig over doet, is het vrijgeven van vrijwilligersgegevens. Die zijn volgens de Franse ambassade vertrouwelijk. ‘Als je het legioen in gaat, krijg je de kans een nieuw leven te beginnen. Dat respecteren ze.’

Maar geheimzinnigheid regeert niet bij het legioen, volgens Van de Kamp. De afwezigheid van het legioen in de journaals heeft vooral te maken met de huidige oorlogen. ‘Het Nederlandse leger is sinds de jaren 90 vrijwel continu betrokken geweest bij oorlog. Daarom valt de aandacht voor het legioen weg. We zijn liever bezig met onze eigen troepen.’ Ook het feit dat er momenteel nauwelijks Nederlanders in het legioen zitten, zorgt ervoor dat we nauwelijks iets van het legioen horen. Zowel Janssen als de Franse ambassade schatten het aantal Nederlanders dat nu dient op enkele tientallen. Hooguit dertig. Het steekt schril af tegen de duizenden Nederlandse soldaten die de laatste jaren in Afghanistan gediend hebben. Duizenden Nederlandse jongens en meisjes die voor onze vrijheid strijden liggen emotioneel dichter bij ons dan het handjevol Nederlanders die in naam van de Franse vlag op hetzelfde strijdveld rondlopen. Klinkhamer: ‘Het legioen interesseert mensen niet. Of er moet iets smeuïg te vertellen zijn.’

Ter verdieping

De witte pet

Legionairs zijn allemaal te herkennen aan hun typische hoofddeksels. De hoge hoeden zien er voor de buitenstaander misschien wat raar uit. Het is een beetje te vergelijken met de kleding van de Zwitserse garde die het Vaticaan moeten bewaken: niet bijzonder modieus, maar voor dienders in het Vreemdelingenlegioen is het dragen van de zogenaamde képi blanc een eer. Ze moeten er ook aardig hard voor werken. Voor een legionair zijn képi blanc op mag zetten, moet hij vijftig kilometer onafgebroken marcheren. En dan ook nog eens op een gemiddelde snelheid van 88 stappen per minuut. Dat ietwat trage tempo –de meeste legereenheden marcheren met een snelheid van 120 stappen per minuut- stamt af van het tempo waarin de voormalige soldaten van de Franse koningen marcheerden.

Eerder verschenen in Quest

Mijn gekozen waardering € -

Freelance journalist Nick Kivits (1984) schrijft voor Reporters Online over technologie, internet en de wetenschap.