Gelukszoeker in Rio de Janeiro

Wij kunnen de wereld over reizen en emigreren zonder dat ons veel in de weg wordt gelegd. We mogen wel wat meer begrip hebben voor mensen die niet in die bevoorrechte positie zitten.

Een jaar deed de Braziliaanse staat erover om me mijn nieuwe journalistenvisum te geven. Maar ik wist dat het goed zou komen en met een papiertje waarop stond dat de aanvraag in behandeling was, kon ik probleemloos het land waar ik woon en werk in en uit. Ik ben een bevoorrecht mens.

Dat denk ik iedere keer als ik de berichten lees en de foto’s zie van vluchtelingen uit Syrië en andere landen waar mensen het zwaar hebben door oorlog of armoede. Ik kan kiezen. Er zijn weinig landen op de wereld waar ik niet kan gaan wonen. Een Malinees of een Peruaan kan niet zo maar naar Nederland, ook al wil hij er alleen maar op vakantie of een familielid opzoeken.

Dertien jaar geleden kwam ik met twee koffers in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá aan om mijn geluk te gaan beproeven. Ik had een arbeidsconflict gehad en dat afgesloten met een zak geld en die zou ik als startkapitaal gebruiken om me als freelance journalist in Latijns Amerika te vestigen.

Ik was tot de conclusie gekomen dat ik me in het aangeharkte Nederland eigenlijk al heel lang niet meer thuisvoelde en dat ik van de ene naar de andere vakantie toe leefde. Waarom niet kijken of ik me in een ander land lekkerder zou voelen? Dat is wat je noemt een gelukszoeker zijn. Ik voel me nu gelukkig in Rio de Janeiro, waar ik sinds juli 2013 woon. Een geschenk van het leven.

Flinke bankrekening

De mensen die uit Syrië, Afghanistan of Ethiopië vertrekken, of uit El Salvador of Honduras, hebben die luxe overwegingen niet. Als ze zouden mogen kiezen, zouden ze waarschijnlijk kiezen voor een beter leven in eigen land: voor waardigheid en veiligheid en een toekomst voor hun kinderen. Ook met een iPhone in je bezit en een flinke bankrekening zul je moeten rennen voor je leven als IS er aan komt of Assad zijn vreselijke bommen afgooit. Probeer je voor te stellen dat die idioten op een paar kilometer van Alphen aan den Rijn of Apeldoorn genaderd zijn.

Dat is wat ik wil vragen, een beetje meer inlevingsvermogen. Andersom heb ik ook begrip voor de mensen die huiverig zijn voor de nieuwkomers die een plekje in hun land stad of dorp willen veroveren. Het is een menselijke reactie om wantrouwend te zijn en je ziet het niet alleen in Europa. Ook in Colombia, waar het al zo lang oorlog is en waar je zou denken dat de bevolking elkaar opvangt en helpt, worden interne vluchtelingen vaak met de nek aangekeken. De meeste Colombianen kennen de oorlog alleen van de media, omdat hij in gebieden ver van de grote steden wordt uitgevochten. Ze hebben geen idee waarom hun landgenoten die op de vlucht slaan hun biezen pakken.

Oorlogsbelasting

In de film Los Colores de la Montaña, De Kleuren van de Berg, wordt dat heel simpel en prachtig verteld. In een lieflijk bergdorp, waar mensen leven van hun akkers en hun vee, proberen zowel de rechtse paramilitairen als de linkse guerrilla de baas te worden. De bewoners zitten tussen twee vuren. Beide partijen eisen loyaliteit van de dorpelingen. ‘Als je niet voor me bent, dan ben je tegen me.’ De vader van de hoofdpersoon weigert om oorlogsbelasting aan de guerrilla te betalen. Keer op keer wordt hij ontboden voor ‘een gesprek’, maar hij gaat niet. Op een dag verschijnt er een groep guerrillero’s aan huis. ‘Snel naar binnen’, zegt de vader tegen zijn vrouw en zijn zoon. Hij weet dan waarschijnlijk al dat het te laat is. Bibberend van angst vluchten ze het huis in, maar natuurlijk dringt ook de guerrilla binnen. Het volgende moment zie je in de badkamer de hoed van de vader op de grond liggen, die in paniek de douchecel was ingevlucht. Hij is vermoord, omdat hij niet aan zijn verplichting had voldaan.

De volgende ochtend staat er een vrachtwagen in het dorp, waar bijna alle dorpelingen achterin de laadbak klimmen met de huisraad die ze mee kunnen sjouwen, een ongewisse toekomst tegemoet. Ook de moeder en de jongen. Als ze zouden blijven, zou hun leven in gevaar zijn.

Zonder visum

In Syrië zitten er wel vier of vijf verschillende gewapende groepen die elkaar naar het leven staan. Hoe blijf je als gewone burger, die alleen maar zijn natje en zijn droogje wil verdienen en als het meezit ook wel een beetje gelukkig wil zijn, overeind in die situatie?

We zijn bevoorrecht omdat we in een rijk en in vrede levend land geboren zijn. We kunnen zonder visum naar heel veel landen reizen en worden daar doorgaans keurig behandeld. Daarom mogen we ons best wel wat meer verplaatsen in mensen die het minder goed getroffen hebben en die geen andere uitweg zien dan het vertrek, zonder dat ze weten of ze hun plaats van herkomst ooit nog terugzien. Wij kunnen vertrekken en weer teruggaan, als het ons toch niet zo goed bevalt.

Mijn gekozen waardering € -

Wies Ubags (1962) werkt vanuit Brazilië voor oa het ANP. Ze is ook te horen op de Nederlandse en Belgische radio (vooral BNN, WNL en VRT).  Ze schrijft over ambitie in Latijns Amerika, in het klein en in het groot. Economische onderwerpen krijgen veel aandacht.