Gert-Jan Segers: ‘Mijn moeder zegt: pas op, je hebt dezelfde gedrevenheid als je vader’

"Veel persoonlijker dan dit wordt het niet snel", schreef Gert-Jan Segers op Facebook over dit interview met hem. Een persoonlijk portret. "Hoe echt is het wat ik allemaal vertel? Heeft alles als bijbedoeling dat mensen mij aardig vinden of op mij stemmen?"

Dolend door de koude woestijnnacht en reizend op een kompas van vuur en wolken leidde Mozes een miljoenenvolk naar zijn bestemming. Hoe Mozaïsch zijn de leiders van vandaag? Zes metaforen, zes reflecties. Deze keer met ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers.

Ze (…) legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl. (Exodus 2:3-5)

“Mijn wieg stond in Lisse, waar mijn beide opa’s bollenboer waren. We waren lid van de Gereformeerde Gemeenten en toen ik acht jaar was, vertrokken we naar Leeuwarden omdat mijn vader daar een evangelisatiepost startte. Hij was toen 47 jaar, even oud als ik nu ben. Mijn moeder was ‘de vrouw van’, mijn oudste broer speelde orgel, ik was actief voor de jeugdvereniging en bracht kerstpakketten rond. Het evangelie doorgeven en je plek in de samenleving innemen is ons met de paplepel ingegoten. Als God je roept, dan ga je. Aan het eind van zijn leven raakte mijn vader overspannen. Toen hij zestig was, was ik 21 en studeerde ik in Leiden. Na een weekend thuis ging ik op maandag naar een radio-uitzending van de EO Ronduitclub om te praten over ‘opgroeien zonder televisie’. Bij de deur zei mijn vader nog: praat je niet te negatief over het nest waar je uitkomt? Op woensdag viel hij in de badkamer om en overleed. Van zijn dood leerde ik dat een roeping begrensd is. Mijn moeder waarschuwt me vaak: pas op, je hebt dezelfde gedrevenheid als je vader. Door de intensiteit van mijn leven denk ik zelf ook weleens: ik geloof niet dat ik op deze manier tachtig word. Maar ik word gered door het feit dat ik, anders dan mijn vader, geen perfectionist ben.”

Hij keek om zich heen en toen hij zag dat er niemand in de buurt was, sloeg hij de Egyptenaar dood. (Exodus 2:11-15)

“Of de steun van de ChristenUnie voor bombardementen op IS-doeleinden boven Syrië moord is? Afgelopen zondag baden we in de kerk voor de redding van IS-strijders. Ik heb van harte meegebeden. Maar mijn hand ging in de Tweede Kamer ook omhoog toen we moesten stemmen over de bombardementen. Romeinen 12 – zegen degenen die je vervolgen – en Romeinen 13 over de overheid die het zwaard draagt en het kwaad moet straffen, staan letterlijk na elkaar in de Bijbel. In mijn leven staan die twee uitgangspunten óók pal naast elkaar. Het grijpt me aan dat ik zelf jongens heb ontmoet die nu voor IS in Syrië vechten of al door ‘onze’ bommen gedood zijn. ”

Drie dagen trokken ze door de woestijn zonder water te vinden. (Exodus 15:22)

“Kort nadat ik fractievoorzitter werd, lag ik ‘s nachts wakker en bedacht me dat ik een product geworden was dat in de etalage ligt: een hoofd, een imago, een oneliner. Persoonlijke verhalen kunnen zomaar functioneel worden. Zo werd ik voor een partijfilmpje eens gevraagd iets te vertellen over mijn geloofscrisis. Op zich begrijpelijk, maar het voelde alsof ik iets héél persoonlijks moest inzetten voor effectbejag. Van zulke dingen lag ik wakker. Hoe echt is het wat ik allemaal vertel? Heeft alles als bijbedoeling dat mensen mij aardig vinden of op mij stemmen? Ineens schoot mij Dietrich Bonhoeffers gedicht ‘Wie ben ik?’ te binnen. Hij vraag zich daarin af of hij is zoals anderen hem zien: de gelovige, vredige, wijze man? Of is hij zoals hij zichzelf ziet: een angstige en eenzame man? Hij eindigt met: ‘Wie ik ook ben, Gij kent mij, ik ben van U, o God!’ Ben ik die poster? Ben ik wat mensen denken dat ik ben? Ben ik wat ik vanbinnen voel, die soms wankelende gelovige? Ik doe wat ik kan. Maar het diepste dat over mij gezegd kan worden is: ik ben van God. Zo kon ik het moede hoofd weer rustig op mijn kussen leggen.”

Neemt u mij niet kwalijk, Heer, maar ik ben geen goed spreker. (Exodus 4:10)

“Ik kan soms opzien tegen de verkiezingscampagne; als ik een uitglijder maak, kan de partij daar een opdoffer van krijgen. Ik hoop dat ik ontspannen blijf. Politiek kan karaktervervormend zijn. Aandacht en schouderklopjes kunnen verslavend zijn, dat is ook voor mij een valkuil. Het is heel heilzaam als een politicus een beperkt aantal jaar blijft zitten. Ik blijf in elk geval geen twaalfenhalf jaar Kamerlid. Gelukkig heb ik thuis een vrouw die totáál niet onder de indruk is van posities.

Ik kende het gefluister binnen de ChristenUnie dat ik Arie Slob als fractievoorzitter zou opvolgen. Toen Arie zijn afscheid aankondigde, kregen Carola Schouten en ik de vraag concreet voorgelegd. Zij zat eerst heel dicht tegen een ja aan en ik tegen een nee. Ik voelde onrust, bijna paniek: ik ben niet geschikt! Zo’n verkiezingsdebat in Carré leek me afschuwelijk. Totdat ik rust kreeg; misschien roept God me hier wel voor. Na twee weken praten en bidden had ik de rust om me beschikbaar te stellen, terwijl Carola de omgekeerde weg had afgelegd. Dat was een wonderlijke kruising. Aan het begin hebben we samen gebeden en aan het einde deden we dat. Overigens ervoer Rianne ook rust, terwijl ze eerst zei: kan een ander dat niet doen? Ik zou er mijn huwelijk nooit aan opofferen. Dan is het geen roeping meer, maar ego. Mijn vader is aan een te groot verantwoordelijkheidsbesef onderdoor gegaan. Als ik morgen wegval, gaat de ChristenUnie gewoon door. Het is gekkigheid om te denken dat het allemaal van mij afhangt.”

Daar verscheen de engel van de Heer aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. (Exodus 3:2)

“Op mijn achttiende kwam de klassieke bevindelijke vraag op me af: ontmoet ik als ik nú sterf een genadig God? Ik lag daar wakker van. Maar toen ik 22 was, zag ik een televisiedocumentaire over demente bejaarden en overviel me heel plotseling de volstrekte zinloosheid van het bestaan. Mijn hele geloof gleed als zand door de vingers, terwijl ik het jaar ervoor aan het graf van mijn vader ervan overtuigd was dat hij in de hemel was. Op de studentenvereniging behandelde ik God als een discussieonderwerp waar ik anderen vliegen mee kon afvangen. Nu liet Hij me merken: als jij het allemaal zo goed weet, zoek je het maar even in je eentje uit. Een half jaar lang zat ik in een donkere tunnel. Ik hoopte dat God terugkwam; het was een sombermakende gedachte dat wij slechts een verzameling cellen zijn. Ik bleef naar de kerk gaan en na verloop van tijd begon het evangelie mij weer aan te spreken. Maar sindsdien weet ik: het spook van godverlatenheid zit in een uithoek van mijn ziel en kan altijd weer terugkomen. Ik weet dus dat ik moet leven uit genade.”

Dit is het land waarvan ik aan Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat ik het aan hun nakomelingen zou geven. Ik laat het je nu zien, maar erheen oversteken zul je niet. (Deuteronomium 34:4)

“Toen onze tijd in Egypte erop zat, vroeg ik tijdens een stilteretraite aan God: wat moeten we nu doen? Er gebeurde iets wat me nooit overkomt: ik kreeg een beeld dat ik door een poort heen moest naar een groot, publiek plein met veel mensen. God zei: ‘Hier moet jij zijn en Ik ben met je.’ Ik begreep het niet helemaal, maar ik heb die ervaring altijd verbonden aan mijn plek in de politiek: het publieke plein waar allerlei stemmen zijn en jij je plek inneemt. Er komt een moment dat ik de politiek uitga. Ook dan is God erbij. En eens zal ik sterven. Ik ben er sinds mijn achttiende bijna dagelijks mee bezig. Ik heb ontzag voor de dood, maar leef niet vanuit angst of ik wel welkom ben. Het moment dat de hemel voor mij opengaat, intrigeert me. Dan zal ik verenigd zijn met God en Jezus ontmoeten. Ik zal verenigd worden met geliefden. Mijn vader heeft nooit afscheid kunnen nemen van ons; dood neervallen is een afschuwelijk einde. Ik hoop dat ik, voordat ik sterf, mijn kinderen kan zegenen. Dat lijkt me een prachtig moment.”

Dit interview verscheen in 2016 in opinieblad De Nieuwe Koers. Lees ook andere artikelen van Sjoerd Wielenga, zoals zijn interview met Wopke Hoekstra: ‘Jezus’ lijdensverhaal relativeert mijn eigen leven’. 

Of met Hugo de Jonge: ‘Ik kreeg duizenden kaartjes en mailtjes van mensen die me een hart onder de riem staken. Dat is ook Nederland, maar dat haalt niet het achtuurjournaal’

Mijn gekozen waardering € -

Sjoerd Wielenga (Rotterdam, 1980) is zelfstandig journalist, tekstschrijver, eindredacteur en bladenmaker. Hij werkt(e) onder meer voor de EO, NRC Handelsblad, Trouw, de Volkskrant en opinieblad De Nieuwe Koers.