Gezocht: SD-beul Max Strobel

De beruchte SD-chef in Limburg, de Duitser Max Strobel, is na de oorlog nooit gepakt. De grote vraag is: hoe heeft deze fanatieke nazi, verantwoordelijk voor vele tientallen executies, uit handen van justitie kunnen blijven? Journalist Bart Ebisch wilde weten waarom de moordenaar van zijn opa nooit bestraft is. Door Bart Ebisch en Sjors van Beek.

Het is even over zevenen in de vroege ochtend van donderdag 10 augustus 1944. Op de Markt in het Noord-Limburgse Panningen schreeuwt een in grijsgroen uniform geklede SS’er ‘Laufen! Schneller!’ tegen de 39-jarige kruidenier Piet Korsten. Het zijn de laatste woorden die de vader van dertien kinderen hoort. Als hij enkele passen heeft gezet, schieten meerdere Duitsers op hem. ,,Jullie raken mij!”, roept Korsten vertwijfeld, waarna de militairen hun vuurwapens op hem leegschieten. ‘Hierop hoorde ik Korsten met een gebroken stem roepen ,,Mam”, waarmede hij zijn vrouw bedoelde’, verklaart een getuige vier maanden later tegenover de Nederlandse politie. Vrijwel op hetzelfde moment wordt ook de 24-jarige verzetsman Piet Hoebers geëxecuteerd. De hele actie staat onder leiding van de Duitser Max Strobel, SS-Hauptsturmführer en leider van de SD-Aussenstelle in Maastricht.

Lies Korsten is 17 als haar vader uit huis wordt gehaald en een paar honderd meter verderop wordt gedood. De liquidatie – later bleek dat de Duitsers een andere Korsten zochten – heeft haar nooit losgelaten. ,,Iedereen bij ons thuis is zich altijd blijven afvragen: waar is die Strobel gebleven?” Ze is niet de enige.

Max Strobel is door Justitie aangemerkt als opdrachtgever van minimaal 46 standrechtelijke executies in bezet Nederland, waaronder een groot aantal Silbertanne-moorden, de serie standrechtelijke executies van burgers als vergelding voor aanslagen op collaborateurs. Een van de belangrijkste oorlogsmisdadigers op Nederlandse bodem zal echter nooit voor een rechter verschijnen. De vraag is: hoe is dit mogelijk?

Al in november 1945 heeft het Bureau Opsporing Oorlogsmisdrijven de SD’er Strobel op de korrel, blijkt uit vrijgegeven documenten. ‘Aard der misdrijven: door verscheidene pistoolschoten vermoord: Peter Korsten en Pieter Hoebers. Namen der daders: SD-leden Ströbel en Nietsche. Verdere gegevens onbekend’. Vanaf het allereerste begin gaat het administratief mis: de oorlogsmisdadiger wordt door de Nederlandse opsporingsinstanties consequent aangeduid met Ströbel. Zijn werkelijke naam is Strobel, blijkt uit documenten die deze krant heeft gevonden in Duitse archieven.

Mededader ‘Nietsche’ is Strobels ondergeschikte en rechterhand, Richard Nitsch.

Wrede jagers
Vanuit het pand Wilhelminasingel 71 in Maastricht terroriseren de SD’ers de provincie. Hun belangrijkste taak: neerslaan van het verzet. Strobel, Nitsch, de Duitser Hans Conrad en de Nederlander Cornelis Schut gaan daarbij meedogenloos te werk, onder meer tijdens het breken van de mijnwerkersstaking in mei 1943: zeven stakers worden als represaille geëxecuteerd op landgoed De Hamert in Wellerlooi. De SD’ers verwerven een reputatie als nietsontziende, wrede jagers. In de kelders van het SD-kantoor onderwerpen ze hun prooien aan de meest gruwelijke martelingen. De praktijken gaan zelfs diverse SD’ers te ver, blijkt uit latere politieverhoren.

Strobels plaatsvervanger, de SD’er Erich Elsholz, noemt hem later tijdens politieverhoren een ‘sadist zonder rechtsgevoel, achterbaks, vals en gewetenloos’. Eentje die ‘op eigen houtje moordde’, verklaart een ander.

Strobel was klein (1.60 à 1.65 meter), rossig, had een ‘priemende blik’ en een ‘opvallend achteruitstekend zitvlak’. Als 20-jarige aangemeld bij de SS stond hij bij vriend en vijand te boek als een uiterst fanatieke, gedreven nazi. ,,Hij zag zijn slachtoffers als echte vijanden van zijn land. Zij stonden de eindoverwinning in de weg”, aldus een SD’er. ,,Met zijn vrachtwagen reed hij, rücksichtlos voor mens en dier, door de straten”, zegt een volgende. ,,Hij wilde aantonen dat hij de machtigste man van Limburg was”.

Gedurende Strobels 2,5-jarige bewind pakt de Maastrichtse SD, met twintig Duitse en twaalf Nederlandse medewerkers, ruim 3500 mensen op. Velen komen nooit terug uit de concentratiekampen. Onder de gearresteerden bevinden zich Limburgse verzetsiconen als Jan Hendrikx ofwel ‘Ambrosius’, de Venlose kapelaan Naus en de Roermondse priester Leo Moonen.

Maar het blijft niet bij martelingen en dodelijke deportaties alleen. Justitie, zo blijkt uit onderzoek van deze krant, koppelt Strobel en zijn trawanten later rechtstreeks aan minstens 45 executies in Limburg, plus nog eens 25 in Friesland. De zaken staan vermeld in  nooit eerder openbaar gemaakte Duitse Justitie-documenten en ‘concept-dagvaardingen’ tegen Strobel en zijn SD-collega’s.

Venlo
Strobel, voormalig koopman en later medewerker van de politie in Düsseldorf, leidt de SD-afdeling in Maastricht van begin 1942 tot het najaar van 1944. Omdat de geallieerden vanuit België oprukken, vestigt de dienst zich van september tot december 1944 in Venlo. Daarna trekt Strobel zich met zijn ploeg via Enschede verder terug naar Friesland.

Vanuit Sneek worden de moorddadige praktijken voortgezet en wordt wederom een groot aantal Nederlanders de dood ingejaagd.

Vlak voor de Duitse capitulatie verschansen de SD’ers zich in Noord-Holland. De terreur van Strobel eindigt – en het mysterie-Strobel begint. Want de Duitser weet, als enige van de SD-ploeg in Maastricht, voor altijd in de mist te verdwijnen. Wat rest zijn slechts flarden informatie in incomplete archieven in Nederland en Duitsland.

De meeste SD’ers uit Strobels ploeg melden zich, in uniformen van Fallschirmjäger (parachutisten), voor krijgsgevangenschap bij de Canadese politie in IJmuiden. Strobel zelf weet zich onder een valse naam – Max Starke en Max Walther worden in de documenten genoemd – als ‘onschuldige’ parachutist over te laten brengen naar een interneringskamp in het Duitse Norden. Daar wordt hij uit krijgsgevangenschap ontslagen.

Al in september 1945 begint in Nederland de opsporing rond de moord uit 1943 in Kessel op Herman Geenen, blijkt uit politie-verbalen. Het is de enige Silbertanne-executie op Limburgse bodem.

Strobels verblijfplaats is dan echter volkomen onbekend en dat zal tot begin 1947 zo blijven. Maar dan ineens komt Justitie Strobel daadwerkelijk op het spoor, blijkt uit documenten die mede zijn verkregen na een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur. Op 7 februari 1947 legt de 23-jarige Fries Jasper D. in het Huis van Bewaring in Roermond een uitgebreide verklaring af tegenover de Politieke Recherche. ‘Strikt geheim’ staat boven het proces-verbaal waarin Jasper D. vertelt over zijn tijd bij de Waffen-SS, zijn desertie en zijn arrestatie in Venlo in oktober 1944. ‘Ik heb in Venlo slechts ongeveer een uur of zes op het politiebureau gezeten, alwaar ik door Strobel op een gemeene manier met zijn vuisten in mijn gezicht geslagen werd’.

De Fries ontsnapt en belandt na lange omzwervingen eind november 1946 in Hamm, een plaatsje tussen Dortmund en Münster. Hier komt hij in contact met voorlieden van de ‘Weerwolforganisatie’, een door Himmler opgericht geheim genootschap dat zich beijvert om verzet te blijven plegen en gezochte SS’ers naar het buitenland te helpen ontsnappen.

‘Herr Gratke’
Jasper D. heeft in Hamm een gesprek met ene ‘Herr Gratke’ maar herkent hem als Max Strobel, ‘de man die mij zo geslagen had’. De man, aldus Jasper D., erkent het en zegt: ‘Das ist gewesen. Sand darüber’. Hij geeft Jasper D. opdracht elders in Duitsland namens ‘Weerwolf’ een brief te bezorgen. De Fries hoort dat een transport van voortvluchtige SS’ers naar Argentinië wordt voorbereid. Twee weken later wordt hij in Venlo gearresteerd en doet zijn verhaal tegenover de Politieke Recherche. Die schakelt de Britse ‘Public Safety’ in Düsseldorf in omdat het ‘ten zeerste gewenst is’ dat Strobel wordt opgepakt, aldus het proces-verbaal. Saillant detail: uit de documenten blijkt dat de befaamde Britse meesterspion Thomas Argyll Robertson, bijgenaamd ‘TAR’ en hoofdpersoon van het boek Gentleman Spymaster, bij de opsporing wordt betrokken.

Jasper D. maakt met de Britse geheime dienst MI5 op 3 maart 1947 een ronde door Hamm. Hij wijst hen het huis in de Freilichstrasse waar Strobel zou wonen en ze posten in het dorp, maar treffen de SD-chef niet aan. Het is, buiten een administratieve zoektocht en veel correspondentie over en weer,  een van de slechts twee daadwerkelijke opsporingsacties die ooit naar Strobel worden verricht.

Rond dezelfde tijd, in april 1947, sluit de politie in Helden haar dossier over de Panningse liquidaties af en zendt het naar de Subcommissie Opsporing Oorlogsmisdrijven in Maastricht. Die verspreidt vier maanden later Strobels foto onder de opsporingsinstanties. De jacht is daadwerkelijk geopend.

DDR
Later dat jaar steken de Nederlandse autoriteiten hun licht ook op achter het IJzeren Gordijn. Strobel komt uit dat deel van Duitsland dat na de oorlog DDR wordt. Eind 1944 verhuist de vrouw van Strobel naar haar geboorteplaats Chemnitz en Nederland denkt dat Strobel zich daar ‘vrijwel zeker’ ook bevindt. De Netherlands War Crime Commission vraagt in augustus 1947 aan de politie in Chemnitz om Strobel, alias Max Starke of Max Walther, geregistreerd als ‘Kriegsverbrecher in Liste Nr. 1’. op te sporen en aan te houden.

Mevrouw Strobel blijkt in 1945 opnieuw te zijn verhuisd, naar het dorpje Oelsnitz aan de Tjechische grens – de geboorteplaats van Strobel. In augustus 1948 houdt de politie daar haar post in de gaten. Een huiszoeking wordt ook overwogen maar niet uitgevoerd, blijkt uit documenten van de Stasi: het oorspronkelijke verzoek om een ‘überraschender Hausdurchsuchung’ is overgetypt en – om onbekende redenen – veranderd in ‘geheime Überwachung’. Justitie zal Strobels vrouw uiteindelijk nooit in levende lijve spreken.

De Russische autoriteiten in Oost-Duitsland melden dat ze ‘er niet in geslaagd zijn Strobels verblijfplaats vast te stellen’ en de Oost-Duitse politie noteert in een intern document dat Strobel ‘in den Westraum’, het toenmalige West-Duitsland, woont. Nadere details ontbreken. Nederland benadert de politie in Hannover en vaardigt eind 1949 – schijnbaar uit het niets – een aanhoudingsbevel uit.

Begin januari 1950 verschijnt plotseling het bericht in de Nederlandse pers dat Strobel in Düsseldorf is gearresteerd. Het blijkt loos alarm: de aangehoudene is een naamgenoot, Ernst Strobel. Diezelfde maand schrijft Strobels vrouw aan de Duitse autoriteiten dat ze sinds het einde van de oorlog niets meer van haar man heeft vernomen. Bij het Rode Kruis heeft ze hem ook nooit als vermist gemeld en de Duitse Justitie denkt dat hij wellicht toch is gesneuveld.

De administratieve verwarring rond Strobel is gedurende de gehele opsporing immens, mede omdat veel Duitse archieven en bevolkingsregisters zijn vernietigd tijdens de oorlog. In de diverse dossiers wordt Strobels naam ook gespeld als Ströbel, Stroebel en Strobl. Als geboortedatum komen voor 15 juli 1912 en 1913. Daarnaast nog de aliassen Starke, Walther en Gratke.

In de Nederlandse documenten wordt tot 1982  veelvuldig de schrijfwijze ‘Ströbel’ gehanteerd, de Duitsers vermelden meestal ‘Strobel’. Ook de betrokkene zelf schrijft zijn naam zonder Umlaut, blijkt uit handgeschreven documenten in Oost-Duitse archieven. Geboortebewijs, doopakte en SS-registraties vermelden allemaal ook ‘Strobel’. De documenten over Strobels familie zijn eveneens tegenstrijdig: zijn vrouw lijkt op meerdere adressen tegelijk ingeschreven en er is onduidelijkheid wanneer exact ze in Maastricht, Düsseldorf en Chemnitz heeft gewoond. Ook Strobels dochter (geboren 1944) is onvindbaar; het is zelfs niet helder of het echt zijn dochter is. Strobel beweert eind 1944 tegen collega’s dat zijn vrouw zwanger is van een ander.

Zelf heeft hij dan een affaire met zijn secretaresse, na een eerdere verhouding met de zus van de Nederlandse oorlogsmisdadiger Heinrich Boere.

Strobels belangrijkste SD-kompanen worden vrijwel allemaal wél opgespoord en veroordeeld. Richard Nitsch, met Strobel de bruutste SD’er in Maastricht, wordt in november 1948 door het Bijzonder Gerechtshof in Den Bosch tot levenslang veroordeeld maar komt in april 1960 weer vrij. Erich Elsholz, Strobels adjudant, ontspringt aanvankelijk de dans. Hij wordt in 1950 in Nederland buiten vervolging gesteld maar in 1951 door de Russische autoriteiten in Berlijn alsnog tot zes jaar cel veroordeeld. Tijdens de verhoren van de diverse gearresteerde SD’ers duiken onduidelijke verhalen op dat Strobel zich in 1947 nog heeft gemeld bij een strijdmakker én dat hij brieven aan een medewerkster heeft verzonden, maar concreet bewijs hiervan blijft uit.

Düsseldorf
Van 1950 tot 1967 ligt de zoektocht naar Strobel – afgaande op de archieven – nagenoeg stil. In 1967 zendt Nederland het – mede door het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie – verzamelde bewijsmateriaal naar het ‘Bundesjustizministerium’, dat het doorzendt aan het Openbaar Ministerie in Ludwigsburg. Dat rondt in 1972 een eindrapport (‘Abschlussbericht’) af over 31 concrete gevallen in Limburg en elf in Friesland en zendt het naar Düsseldorf omdat hoofdverdachte Strobel daar – volgens Justitie – woont, op zijn oude adres: Maurenbrecherstrasse 17.

Opmerkelijk genoeg is er geen enkele vermelding van een nieuwe poging tot arrestatie. Wel verzendt het Openbaar Ministerie in mei 1974 een oproep tot verhoor, maar die komt onbestelbaar retour. Uit de gemeentelijke archieven blijkt dan dat Strobel al in 1950 ambtelijk is uitgeschreven omdat hij niet op het adres verbleef. Navraag in Berlijn levert geen verblijfplaats elders in Duitsland op. Extra complicatie, blijkt uit interne documenten, is dat West-Duitsland de DDR-autoriteiten liever niet inschakelt omdat zij Strobel dan mogelijk zelf gaan berechten – én ter dood veroordelen.

Omstreeks 1976 is Strobel, ook administratief, volledig van de aardbodem verdwenen.

Zijn nog onbestrafte mededaders uit de Maastrichtse SD-tijd worden wél opgespoord en uiteindelijk in 1986 berecht in Hamburg – woonplaats van SD’er Conrad, na Strobel en Nitsch de belangrijkste verdachte. Althans, dat is de bedoeling. De officier van justitie seponeert de zaak. Van de negen aangeklaagden zijn er nog slechts drie in leven. Wegens gebrek aan bewijs komt de zaak niet voor de rechter.

Het duizenden pagina’s dossier van dit proces, bewaard in het Staatsarchiv in Hamburg en ingezien door deze krant, vermeldt niets meer over een speurtocht naar de nog immer voortvluchtige hoofdverdachte. Blijkbaar hebben de autoriteiten zich er in die jaren al bij neergelegd dat Strobel onvindbaar is.

In Nederland, opgeschud door de affaires Menten en Aantjes, wordt in 1979 Lodewijk de Beaufort aangesteld als de eerste Landelijk Officier van Justitie Oorlogsmisdrijven. Het moet de indruk wegnemen dat Nederland nauwelijks werk maakt van de opsporing van de overgebleven oorlogsmisdadigers. De aandacht van de nieuwe functionaris gaat vooral uit naar ex-Nederlanders die wreedheden hebben begaan, maar begin 1981 laat De Beaufort ook Strobel bij Interpol signaleren en er gaat weer een brief naar West-Duitsland met vragen over de laatste stand van zaken.

Een grote belemmering bij de berechting van oorlogsmisdadigers is al die jaren dat Duitsland geen onderdanen uitlevert. Maar als Strobel ooit wordt gepakt krijgt Nederland wél alle in Duitsland vergaarde informatie om het eigen ‘betrekkelijk dunne dossier’ aan te vullen, schrijft De Beaufort aan de hoofdofficier van Justitie in Maastricht.

In de loop van 1981 gaat er ook weer een rechtshulpverzoek naar de DDR, met wederom de vraag of Strobel daar woonachtig is. De Oost-Duitse autoriteiten laten in maart 1982 weten dat er geen Max Ströbel of Strobel woonachtig is. Wel geven ze informatie over mevrouw Strobel: ze zit sinds 1962 in een psychiatrische inrichting nabij Magdeburg. Bezwaren tegen een verhoor zijn er niet, al dient voor ogen te worden gehouden dat het een ‘Psychopatin/Trinkerin’ is.  Justitie zoekt, net als in 1948, haar niet op.

De Beaufort is dan al opgevolgd door Paul Brilman. Die krabbelt in de loop van 1982 op een document: ‘Ströbel. Informeren in Canada. Signalering herzien in Strobel’. De naamsverwarring lijkt eindelijk, 37 jaar na aanvang van de zoektocht, te zijn doorgedrongen tot Nederland.

In september 1982 zendt Brilman het dossier over Strobel uit het CABR (Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging) vanuit Amsterdam terug naar Den Haag: ‘Het is hier niet meer nodig voor onderzoek’.

Opleggen
Maar zeven jaar later, februari 1989, schrijft hij zijn Duitse collega’s dat ‘de oorlog hier weer in het brandpunt van de openbare belangstelling staat’ en vraagt nogmaals om inlichtingen over Strobel. De magistraat geeft daarbij het – al dertien jaar eerder abuis gebleken – woonadres in Düsseldorf door.

Het levert, wederom, niets op. De Duitsers melden in juni 1989 dat de aanvraag niet ‘geklärt werden konnte’. Op 4 juli 1989 schrijft Brilman in de kantlijn: ‘Gezien en opleggen’. Het is de laatste snipper papier die over Max Strobel vindbaar is.

Ruim 45 jaar is er dan tussen talloze instanties in Nederland en Duitsland druk gecorrespondeerd. Veel verder dan de kwestie of ene Max Ströbel/Strobel ergens staat geregistreerd komt het niet. Dat Strobel zich vermoedelijk niet onder eigen naam zal laten inschrijven wordt nergens in de documenten zelfs maar geopperd. Naar de bekende aliassen wordt geen serieus onderzoek gedaan, de talloze aan Strobel gelieerde adressen zijn nooit bezocht, de vrouw van Strobel is nimmer aan de tand gevoeld. Ook de gearresteerde SD-collega’s worden niet diepgravend ondervraagd over de mogelijke verblijfplaats van Strobel. De jacht op de Limburgse SD-beul is een papieren jacht. In totaal zijn in Nederland 242 Duitsers berecht wegens oorlogsmisdrijven, van hen zijn er 203 ook veroordeeld. Strobel zit er niet bij.

Flinterdun
Brilman zegt zich nu weinig van de zaak-Strobel te kunnen herinneren. ,,Het is meer dan dertig jaar geleden. En we hádden ook zo weinig! Heel veel flinterdunne dossiertjes met vage verklaringen. We wisten gewoon niet waar hij was. Strobel heeft voor mij nooit handen en voeten gehad, hij was onvindbaar”.

Maar de voormalig landelijk officier relativeert het belang van Strobel ook. ,,Een van de grootste oorlogsmisdadigers? Helemaal niet! Bij de grote schurken denk je toch aan Jodenvervolgingen, aan iemand als Rauter. Of aan de Nederlanders die zich aan Duitse kant schaarden. Maar Strobel was een Duitse militair en Limburg was frontgebied, er werd hevig gevochten. En ik kan me enigszins voorstellen dat militaire commandanten hard optraden als het verzet aanslagen pleegde. Dat gebeurt in iedere oorlog”.

Uitlevering vragen aan Duitsland was uitgesloten. Veroordeling bij verstek in Nederland had volgens Brilman ‘technisch gesproken zeker gekund’, maar ‘het lag niet voor de hand omdat Duitsland er al mee bezig was’. En, voegt hij er aan toe: ,,Dan heb je wél een bewijsbare zaak nodig, met documenten en getuigen. Maar de zaak-Strobel, dat was een gemankeerd dossier”.

Journalist Bart Ebisch is de kleinzoon van de in Panningen geliquideerde Piet Korsten.

Deze reportage kwam mede tot stand dankzij het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en  historicus Gerrit van der Vorst.

 

 

Mijn gekozen waardering € -