Heimwee naar Jemen, ondanks oorlog en vrienden die niet langer vrienden zijn

Het valt niet mee om Jemen uit en in een ander land te komen. En als je er uit bent wil je er eigenlijk toch weer terug, ook al heerst er oorlog, honger en tweespalt en zitten sommige vrienden inmiddels bij de vijand, vertellen de Jemenitische studenten Omar en Hiyam.

Ooit raakte ik op facebook bevriend met Franky uit Jemen. Waarom weet ik niet, het was zijn initiatief en het komt nu goed uit. We spreken af in de Starbucks aan Hamrastreet, Beiroet, 10:00 uur, het is begin november. Als ik twee stappen binnen ben komt Franky op me afgelopen; een hartelijk groetende jongeman. In zijn kielzog een al even vriendelijke jongedame. Ik krijg van hen een mok Starbucks, die ik later niet mag betalen. En ik mag ook niets anders voor ze kopen. Ook al is hun geld bijna op.

Franky heet eigenlijk Omar, is 26 en komt uit de Hadramaut, een oaseprovincie in het verder vrij lege oosten van Jemen. Osama bin Ladens familie kwam er vandaan, voordat die naar Saoedie-Arabië trok om er fortuin te maken. Net als veel Indonesische Jemenieten, hoorde ik vroeger van mijn vader, die in zijn jonge jaren in Indië de Jemenieten meemaakte als meest gehaaide onderhandelaars.

Net als veel andere Hadramauti heeft Omar nimmer een voet in de Hadramaut gezet. Hij is geboren en getogen in Sana’a, hoofdstad van Jemen. Een sprookjesstad, behalve dat er sinds begin 2015 bommen op vallen.

De jongedame die Omar vergezelt is zijn vrouw, Hiyam, 23 jaar. Ze wonen samen in een appartement in Ashrafiyeh, een gegoede, christelijke wijk van Beiroet. Nee, liever niet bij de andere Jemenieten, zegt Omar.

Hiyam draagt graag haar spijkerbroek en niet graag haar abaya, en als ze samenleven met andere Jemenieten zou die vrijmoedige kledingkeuze maar tot geroddel leiden. Roddels die gemakkelijk reiken tot Sana’a. Het is ook daarom dat ze zo liever niet op de foto gaan. Helaas, want ze zien er zo lief uit. Gelukkig sturen ze me later nog een nette selfie.

Anderhalf jaar geleden vertrokken ze met zijn tweeën uit Jemen, per bus via de westelijke havenstad Hodeidah, langs de westkust naar het noorden van Jemen, toen je daar nog in enige veiligheid de grensovergang met Saoedie-Arabië kon bereiken.

In Riad woonden Omar en Hiyam vier maanden, telkens verlengden ze hun transitvisa mettien nieuwe dagen. Totdat ze het er niet langer uithielden. ‘Saoedie-Arabië leeft ’s nachts en slaapt overdag. Mensen doen daar eigenlijk niets. Uiteindelijk deden wij er ook niets meer, behalve bekvechten.’

We moesten daar weg, zegt Hiyam. Vroeger, vertelt ze, ging ze regelmatig naar Europa. ‘Ook als kind. Maar Europa komen we als Jemenieten nu niet meer in. We konden toen nog wel kiezen voor Egypte, dat kan inmiddels ook niet meer. En ook voor Amman heb je nu een visum nodig.

Maleisië is de enige visumvrije bestemming voor Jemenieten. Veel Jemenieten zitten daar, ook omdat het leven er goedkoper is. Dat weegt steeds zwaarder, nu bij veel mensen het geld opraakt.’

Een aanvankelijk succesvolle poging via een studieconstructie terecht te komen in deVerenigde Staten, strandt bij de Amerikaaanse immigratiedienst.Omar: ‘Onze universiteit in Sana’a werkt samen met een universiteit in Seattle. Maar ik slaagde er onvoldoende in te bewijzen dat ik ook weer zou terugkeren naar Jemen, dus dat aanbod werd ingetrokken.’

Als alternatief kwam Beirut uit de bus. Via een uitwisseling kunnen ze daar nu verder studeren, inclusief hun eerder behaalde studiepunten.

In Jemen werkten ze naast hun studie, Omar als fotograaf, Hiyam op een internationaal handelskantoor. Dat was in een periode van hoop, we schrijven voorjaar 2011. Aanvankelijk geloven ook Omar en Hiyam in de Arabische lente. Ze bezoeken regelmatig het met tentjes volgepakte veranderingsplein in Sana’a. ‘Maar we zagen al snel partijen neerstrijken die daar niet hoorden. De militairen van Mohsen, Islah, de Houthies, die kwamen daar alleen om politiek voordeel te halen. Wij stopten er te komen.’

Langzamerhand wordt het leven in Sana’a grimmiger. Nog vaker stroomuitval, nog meer brandstoftekorten, een groeiend aantal checkpoints, steeds minder bewegingsvrijheid. Omar: ‘Op een dagje uit buiten de stad kwamen mannen met geweren ons lastig vallen. Ik weet niet wat voor mannen, gewoon thugs, boeven. Dat is niet je vrouw, zeiden ze. Dat is niet je auto, dat is niet je camera, terwijl ze er aan trokken. Ik heb snel mijn telefoon ingeleverd, toen mochten we gaan. We zijn nooit meer de stad uitgegaan.’

Dan wordt het augustus 2014 en nemen de Houthies de macht over in Sana’a. Eerst is er opluchting, de Houthies komen immers op voor het volk. En inderdaad zakken prijzen, verdwijnen tekorten, stijgt de veiligheid. Hiyam: ‘Intussen had je wel steeds vaker toestemming nodig, kwamen er nieuwe regels. Er kwam een dag dat een hoofddoek niet meer genoeg was. Je gaat naar de hel, zeiden ze, en verboden me de toegang tot mijn werk. Daarna trok ik netjes een abaya aan.’ Omar: ‘Ik stopte met fotograferen, het werd te gevaarlijk. Van een vriend van me hadden ze de camera al afgepakt.’

Een half jaar later -we schrijven maart 2015- is er de dag dat ineens bommen vallen op Sana’a. Veel en zware bommen, uit Saoedische vliegtuigen en dat is onverwacht. Hiyam: ‘Iedereen was zo verbaasd en vond het zo erg! We waren toch vrienden met Saoedie-Arabië?’

Maar niet alle vrienden blijken vrienden, ook in hun eigen vriendenkring, merken ze geleidelijk. Er zijn vrienden die ineens groene bandjes dragen, om hun sympathie met de Houthies uit te dragen. Op facebook worden ze door sommige vrienden ineens geblockt.

Nooit was er wrijving in Jemen, tussen soennieten en de Jemenitsiche zaidi-sji’ieten. Ze houden hun handen iets anders bij het bidden, maar bidden doen ze wel gewoon naast elkaar in dezelfde moskee.Er zijn Jemenieten die de verschillen nooit beseften. En nu ineens kamp moeten kiezen.

‘Ik herinner me dat ik als klein meisje mijn vader vroeg: welke madhab (islamitische rechtsschool) zijn wij? Wil je dat nooit meer vragen, was zijn antwoord. En nu dit. Ik voel me beledigd als me gevraagd wordt of ik soenni of sjia ben. Vraag me liever of ik heb doorgeleerd, of ik Engels spreek. Vraag me wat ik kan, niet waar ik vandaan kom.’

In Beiroet zijn ze veilig, maar vaak slaat de twijfel toe bij Omar. ‘Soms weet ik niet of het een goed idee was. Het is zo duur hier.’ Ook knaagt heimwee.

Hiyam vloog afgelopen zomer daarom even terug naar Sana’a voor een bezoek aan haar familie. ‘Het was verschrikkelijk. Mijn hart brak. Er is zoveel kapot en er is niemand die iets repareert. Mijn familie heeft geld, maar de supermarkten zijn leeg. Mijn vader was in een jaar zeker twintig jaar ouder geworden. Ik was blij mijn familie te zien, maar het was erg zwaar. Nu zegt mijn zus: kom niet meer, blijf daar. Vind een baan.’

Omar: ‘De mensen blijken telkens nog harder te kunnen worden. Er is zoveel haat. Je wordt er paranoïde van.’ Hiyam: ‘Toen ik afgelopen zomer thuis in Sana’a was, werd ineens hard en dringend op de deur geklopt. Het bleek een voor ons onbekende familie, uit Aden. Of we misschien een kamer te huur hadden. Ze hadden zomaar ergens aangeklopt, op zoek naar veiligheid. Die is nog altijd beter in Sana’a dan in in Aden. Er is nog meerhaat en onveiligheid in Aden.’

Va de pakweg zevenhonderdduizend Jemenieten (op een bevolking van 27 miljoen) die de laatste jaren uit Jemen wisten te ontsnappen is de helft alweer teruggekeerd, schatten Omar en Hiyam. Bij veel mensen is het geld doodeenvoudig op.

Zijzelf hebben geluk, er is een oom die Omars studie betaalt, in ruil zal Omar voor hem werken zodra de oorlog voorbij is. Maar ook de oom -een grote autodealer te Sana’a- heeft het moeilijk nu de Jemenitische economie vanwege de oorlog volledig tot stilstand is gekomen en niemand meer nieuwe auto’s koopt.

Omar slaapt er slecht van. Elk moment kan de telefoon gaan en als die gaat is het slecht nieuws. De gedachten aan Jemen golven de emoties ook in Beirut heen en weer.

Omar: ‘Net gisteren stelden we elkaar dezelfde vraag: Wat doen we? Misschien moeten we niet meer omkijken en alleen maar vooruit.’ Hiyam: ‘Maar ik mis mijn baan.’ Omar: ‘Ik mis het eten. Ik maak van mijn auto wel een taxi, ik red me wel.’ Hiyam: ‘Maar ik wil mijn kinderen -als die er komen- wel in vrijheid naar een school kunnen sturen, in een vrije omgeving laten opgroeien.’

Ik vraag wat er goed is aan de Houthies, waarom ze dan toch zoveel steun genieten onder de bevolking. Omar: ‘Hun ideologie is dat ze Jemen en de hele regio beter maken. Maar de feiten spreken anders.’ Hiyam: ‘Ik weet het ook niet, ik denk dat elke Jemeniet een ander antwoord geeft. Ja, ze brachtenmeer veiligheid, meer rust en meer water en stroom. Maar we willen ook ruimte om te denken wat we zelf willen.’

‘Eigenlijk, ‘zucht Hiyam, ‘is Jemen een halve eeuw terug in de tijd gesprongen. Het zuiden op zichzelf, maar onder bezetting. En in het noorden een theocratisch Imamaat.’

Lees vooral ook:

Wie zijn dan toch die Houthies?

Mijn gekozen waardering € -

Een actualiteit staat zelden op zichzelf, die komt voort uit context. Daarom reist Anthon Keuchenius (1964) graag rond, ongeveer tussen Heuvelrug en Jemen, om die context in tekst en beeld te brengen. Liefst ruim voor- of nadat die actualiteit zich voordoet. Of waar anderen hem laten liggen.