Held

Als kind lag Miloe van Beek onder de bank als er een auto langsreed en liet ze de knikkers die ze net had gekregen, afpakken op het schoolplein. Haar zoon blijkt ook niet van het weerbare, schouderophalende soort. En da's best lastig in een wereld waar assertiviteit de norm is.

Ze is zes jaar. Haar duim hangt los in haar mond. Ze frunnikt aan haar staarten. Leunt tegen het raam van de kleuterschool waar ze al ruim twee jaar naar toe gaat. Kijkt onzeker om zich heen naar de rennende, spelende kinderen. De zandbak, met daarin een ton vol speelgoed, lonkt. Zal ze? Voorzichtig schuifelt ze het schoolplein over, voetje voor voetje, op weg naar een schepje en een zeefje. Aarzelend vist ze een geel schepje en een rode zeef uit de ton.

Boem.

Een jongetje botst in volle vaart tegen haar aan. Ze valt. ‘Kijk uit!’ schreeuwt hij en loopt door. Trillende lip. Gloeiende wangen. Dichte keel.

‘Niet huilen.’

De juf aait over haar hoofd en raapt het schepje en de zeef op. Met de mouw van haar jas veegt ze haar tranen weg. Het heeft geen zin, ze blijven stromen. Ze zakt neer op de rand van de zandbak en wacht op de bel, het teken dat ze weer naar binnen mag.

Schuilplaats

Hij is zes jaar. Zijn ogen schieten heen en weer. Spieden tussen bomen en struiken, op zoek naar zijn buurtvriendjes.  Hij ziet beweging achter de muur.

“Buut Daan!”

Met kleine passen loopt hij voorzichtig weg van de buutplek.

“Buut Daan!”

Hij roept het nogmaals, harder. Daan blijft zitten waar hij zit. Hij loopt naar de andere kant van het plein, misschien zit daar nog iemand verstopt. Daan ziet zijn kans schoon en rent weg uit zijn schuilplaats.

‘Buut vrij!’

Hij draait zich om, woedend.

‘Ik had je al gebuut!’

‘Waar zat ik dan?’

‘Daar achter de muur.’

‘Niet waar.’

Zijn lip trilt.

‘Daan speelt vals,’ snikt hij.

Kwaad beent hij weg. Naar binnen. Naar zijn kamer. Met een klap sluit hij de deur en zichzelf af voor de boze buitenwereld. Ik wil achter hem aan gaan. Hem zeggen dat het niet erg is als kinderen vals spelen. Dat hij ook zijn eigen regels bedenkt bij Mens Erger Je Niet. Dat hij niet zo van streek hoeft te raken van zoiets kleins. Ik wil hem troosten, weerbaar maken, wapenen tegen onrecht. Hem zeggen dat hij toch gewoon zijn schouders op kan halen en verder kan spelen? Maar zo is hij niet. En zo wordt hij niet. Dus laat ik hem gaan.

Knikkers

Als peuter verstopte ik me onder de bank als er een auto langsreed. Als kleuter huilde ik drie jaar lang elke dag bij het naar school gaan. Als zevenjarige durfde ik niet bij een vriendinnetje thuis te lunchen. Als negenjarige liet ik mijn net gekregen knikkers afpakken op het schoolplein. Als elfjarige durfde ik niet van de glijbaan in het zwembad, bang voor die grote, schreeuwende jongens die veel harder gingen. Als puber zat ik na een verloren tenniswedstrijd een half uur te huilen op de wc.

Jaren heeft het mij gekost om niet bij elke rimpeling in mijn bestaan, elke onaardige opmerking, elke tegenslag in stukjes uit elkaar te vallen. Dat ik nogal hooggevoelig ben, durf ik eigenlijk nog steeds niet hardop te zeggen. Want ik houd niet van aanstelleritis, van op elke slak zout leggen, van gezeur, van truttigheid. Maar feit is dat de wereld mij vaak overweldigt, lawaai en felle kleuren me fysiek pijn kunnen doen, ik van verre zie hoe het met mensen gaat, hoor wat ze niet zeggen en op mijn bijna veertigste mijn tranen wegslik als iemand voordringt bij de bakker.

Als kind wist ik al dat ik met mijn gevoeligheid afweek van de norm. Sociaal moest je zijn, enthousiast meedoen, zeggen wat je denkt en niet over je laten lopen. Ik heb geleerd ermee om te gaan, maar nog steeds zou ik soms zo graag van het assertieve, schouderophalende soort willen zijn. Even dacht ik dat mijn zoon geboren was met die eigenschappen. Dat hij met zijn hevige temperament in niets leek op dat angstige meisje dat zijn moeder vroeger was. Na zes jaar weet ik dat ook zijn zintuigen overactief zijn. Dat alles binnenkomt. Maar er vervolgens op een hele andere manier weer uitkomt. Gevoelige meisjes keren naar binnen, gevoelige jongens uiten de prikkels vaak extern, zei iemand laatst tegen me.

Ik probeer mijn zoon nu vooral mee te geven dat hij mag zijn wie hij is. En dat dat goed is. Daarom bijt ik mijn tong af als hij gekwetst naar zijn kamer vertrekt.

’s Avonds in bed  vertel ik hem vaak over het meisje dat ik vroeger was.

‘Jij was dus een bangerik mama.’

‘Dat klopt. En jij bent een held.’

Mijn gekozen waardering € -

Miloe van Beek is twaalf jaar freelance journaliste en zes jaar moeder. Ze heeft nog nooit een roze wolk gezien, ze past niet in het perfecte plaatje en is chronisch chaotisch. Schrijft rauwe, eerlijke, licht ironische stukken over alle aspecten van het moederschap. Daarnaast schrijft ze verhalen die van ondernemers mensen maken.