Helpt lokale honing tegen hooikoorts?

Beter/eten: over de invloed van voeding op onze gezondheid. Deze week: helpt lokale honing tegen hooikoorts?

De opwarming van de aarde is voor ons allemaal slecht nieuws, maar mensen met hooikoorts hebben dubbel pech. Door de klimaatverandering staan bomen als de hazelaar, de els en de berk eerder en langer in bloei. Het gevolg: hooikoortslijders zitten al tegen de kerstdagen met opgezwollen ogen, een jeukneus en een keel die aanvoelt als schuurpapier.
Volgens sommige imkers is er een oplossing: eet lokale bijenhoning! Er is een speciale zoekmachine met adressen waar je die kunt krijgen: beelocal.com. Ook deze site zegt: honing helpt tegen hooikoorts – maar alleen als het lokale honing is!

De theorie klinkt aantrekkelijk. Door plaatselijke honing te eten zou je geleidelijk aan immuun worden voor het pollen dat de allergie veroorzaakt. Zo kun je jezelf ‘desensibiliseren’. Pas op, waarschuwen ze, haal de honing vooral niet uit de supermarkt. Dat is een bewerkt product en bevat nauwelijks gezonde enzymen meer, terwijl de honing juist ‘koudgeslingerd’ en ‘rauw’ moet zijn.

Internist-allergoloog Hanneke Oude Elberink, in Nederland de expert op het gebied van insecten en hooikoorts, kent de verhalen. ‘Mensen denken dat ze zich daarmee blootstellen aan het stuifmeel waar ze allergisch voor zijn. Dat idee is leuk, maar de logica ontbreekt’, zegt ze.

Want wat is het geval? Het zijn vooral stuifmeelkorrels van windbestuivers die hooikoorts veroorzaken. Dat zijn planten die voor hun voortplanting afhankelijk zijn van de wind, voornamelijk bomen en grassen. En die zitten nu juist nauwelijks in honing. Oude Elberink: ‘Er komen wel wat pollenkorrels in de honing terecht, maar die zijn vooral van planten die voor hun voortplanting van insecten afhankelijk zijn. Bloemen dus.’

‘Het is onzin dat je lokale honing zou moeten eten’ – Tjeerd Blacquière, bijenbioloog en senior onderzoeker bij Wageningen Plant Research

Koudgeslingerd
Dat klopt, zegt Tjeerd Blacquière, bijenbioloog en senior onderzoeker bij Wageningen Plant Research, die ook imker is. Hij analyseerde de honing van 190 imkers in Nederland om te kijken of er pollen in zit. ‘Bijna niks’, luidt zijn conclusie. ‘We vonden 0,043 tot 0,67 promille pollen op gewichtsbasis en van die minuscule hoeveelheid waren er slechts weer enkele procenten potentieel allergeen. Dan heb je het bijna over homeopathische verdunningen.’

Goed tegen je allergie? ‘Nee. Tenzij je erin gelooft en de honing lekker is’, zegt Blacquière opgewekt. ‘Bovendien is het onzin dat je lokale honing zou moeten eten. Soms zit er stuifmeel in de lucht van planten uit andere landen, want het pollen van windbestuivers kan gigantisch ver reizen. Zo hadden we een paar jaar geleden een enorme lading stuifmeel in de lucht van dennen uit Noorwegen. Veel mensen bleken daarvoor erg allergisch te zijn. Tja, dan zou je dus honing uit Noorwegen moeten importeren.’

Is het belangrijk dat er ‘rauw en ‘koudgeslingerd’ op het etiket staat? Blacquière: ‘Niet echt. Kijk, honing moet je niet boven de 40 graden verwarmen. Dan ga je de enzymen die antibacterieel werken kapot maken. Wat we doen is de honingraten in een centrifuge zetten, de dekseltjes van was van de raten af halen en dan slingeren we de honing eruit. Dat kun je beter doen in een ruimte van 24 graden dan bij een temperatuur van 14 graden. Als het warmer is, loopt de honing beter. Maar 40 graden is het sowieso nooit: dan zou ook de was bijna smelten.’

Het advies van Oude Elberink en Blacquière: eet honing omdat je het lekker vindt. De rest is marketing.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant (©).

 

Mijn gekozen waardering € -

Aliëtte Jonkers is medisch journalist. Ze schrijft interviews, achtergrondartikelen en columns. De gezondheidszorg is haar specialiteit, maar ze houdt ook érg van human interest. En van katten, natuurlijk.