Het niemandsland tussen pastoraat en psychiatrie

Ooit zag hij zichzelf op internet aangeduid als de misbruikdominee; in zijn Twitter-bio noemt hij zich nu traumadominee. Predikant en publicist Alexander Veerman is bekend om zijn betrokkenheid bij slachtoffers van seksueel misbruik en ander geweld. Maar het valt niet mee om wanhopige mensen door het niemandsland van de GGZ-wachtlijsten te loodsen.

“Het pastoraat is een wonderlijk werkgebied, want het grenst aan verschillende zorgterreinen. Aan het medische als je op ziekenbezoek gaat. Aan maatschappelijk werk in gevallen van armoede en eenzaamheid. En aan de GGZ, als je mensen ontmoet met psychische klachten.”

Praktisch theoloog en PKN-predikant Alexander Veerman maakt zich in toenemende mate zorgen over die laatste groep. De bezuinigingen op de GGZ treffen vooral de meest kwetsbaren en dat merkt hij als dominee.
“Steeds vaker zie ik de gevolgen van verhoogde eigen bijdragen en aangescherpte eisen van overheid en zorgverzekeraars. Zo praat ik de laatste jaren opmerkelijk langduriger en intensiever met pastoranten over hun problemen. Die bezuinigingen leggen dus niet alleen een zware druk op de GGZ, maar indirect ook op het pastoraat. Bij behandelcentra voor psychotrauma’s kunnen de wachttijden oplopen tot wel twee jaar. Maar ja, als pastor zeg je natuurlijk niet: ‘Nou doei, ik zie je over twee jaar terug!’ Als mensen mij wanhopig opbellen, probeer ik diezelfde week nog een afspraak te plannen.”

Achterdocht

Nee, dit wordt geen klaagzang over de GGZ, benadrukt Veerman. “Gelukkig ken ik ook hulpverleners die juist zeer betrokken zijn op de doelgroep en zelfs uit eigen beweging regelingen treffen waardoor hun cliënten toch nog enige therapie kunnen krijgen.”
Wel vindt hij het jammer dat zorgprofessionals de dominee en pastoor (of, indien van toepassing: rabbijn of imam) zelden als gesprekspartner zien. Temeer omdat hem telkens weer de sterke overeenkomst opvalt tussen de hulpvragen aan het pastoraat en die aan de psychiatrie.
“Maar wanneer het bijvoorbeeld over preventie gaat, blijft het pastoraat buiten beeld. Terwijl juist wij voorgangers een belangrijke rol kunnen spelen bij signalering. Want wij komen telkens bij gezinnen over de vloer. Als mensen trouwplannen hebben, praten we met hen over liefde en intimiteit. De doopgesprekken met de ouders geven ons een indruk van hun visie op opvoeding. En via kerkelijke jeugdclubs hebben we even later contact met hun kinderen.”

Tot zijn spijt constateert Alexander Veerman een wederzijdse scepsis tussen geestelijke verzorging en geestelijke gezondheidszorg. “Vooral orthodoxe gelovigen koesteren vaak enige achterdocht jegens de GGZ. Die hangt samen met hun visie op tegenslag als ‘een beproeving van God’. Idealiter overwin jij je problemen door geloof en gebed.”
Bovendien, voegt hij eraan toe, leeft in deze kringen het idee dat de meeste psychiaters wel geringschattend over godsdienst zullen denken en de patiënt met tegenargumenten bestoken. “En ja, helaas heb je inderdaad psychiaters die ijskoud zeggen: ‘Jouw geloof ís jouw probleem!’ Maar kijk, hier vraag ik me af: kun je dan niet proberen om de klachten binnen de context van dat geloof te benaderen? Volgens mij moet je ook een pastor inschakelen bij patiënten voor wie geloof kennelijk zo belangrijk is. Naar mijn idee wordt binnen veel psychotherapieën de expertise van het pastoraat onvoldoende benut.”

Duiveluitdrijving

Zelf was Veerman als extern deskundige betrokken bij de behandeling van een zwaar getraumatiseerde vrouw.
“Tijdens haar streng-godsdienstige opvoeding had ze onder meer met duiveluitdrijving te maken had, omdat ze stemmen hoorde. Inmiddels heeft ze dat bewuste kerkgenootschap allang de rug toegekeerd. Eigenlijk gelooft ze nu helemaal niet meer. Maar tegelijk is ze nog steeds doodsbang.”
Veerman werkte incidenteel mee aan de therapie, door gesprekken met deze vrouw te voeren in het bijzijn van haar psychiater. “Want die had onvoldoende kaas gegeten van de theologische achtergronden: dat is míjn specialisme. Toch moest hij erbij blijven, om adequaat in te grijpen wanneer deze mevrouw tijdens de sessie mentaal zou instorten: dat is zíjn specialisme.”
Een instelling als Eleos (GGZ op reformatorische grondslag, MC) betrekt overigens wél standaard een predikant bij de therapie, voegt Veerman hieraan toe: “En ik denk dat die aanpak voor veel gelovige mensen een uitstekende route is.”

‘Te complex’

De afbraak van de GGZ – met lange wachtlijsten en steeds kortere therapietrajecten – schept evenwel een onherbergzaam niemandsland tussen pastoraat en psychiatrie. Als predikant probeert Alexander Veerman een helpende hand te bieden aan wie daar vertwijfeld ronddolen.
“In de afgelopen jaren heb ik allerlei mensen begeleid die worstelden met psychosociale trauma’s, zowel binnen als buiten onze gemeente. Zulke contacten duren soms jaren. Zo begeleidde ik ooit een gezin waarin sprake was van huiselijk geweld. Beide ouders leden onder jeugdtrauma’s, de moeder had bijvoorbeeld een voorgeschiedenis van seksueel misbruik. Ze waren ook erg huiverig voor de hulpverlening. Er was zó ontzettend veel schaamte en wantrouwen. Ik heb lang op hen ingepraat voordat ze die stap toch durfden te zetten. Maar tot overmaat van ramp hebben vervolgens diverse afzonderlijke hulpverleners deze casus telkens al gauw teruggegeven, omdat de situatie als ‘te complex’ werd ingeschat.”
Veerman maakt het vaker mee: gemotiveerde patiënten die als ’te moeilijk behandelbaar’ worden weggestuurd. Of die, al dan niet uit economische overwegingen, een ontoereikende behandeling krijgen aangeboden.

Doormodderen

Zoals een gemeentelid met wie hij aanvankelijk pastorale gesprekken voerde over haar minderwaardigheidsgevoelens.
“Daarvoor was ze al eens behandeld, maar zonder aandacht voor de onderliggende oorzaak. Pas na drie jaar had ze genoeg vertrouwen opgebouwd om mij te vertellen dat ze als kleuter seksueel was misbruikt. Uiteindelijk wist ik haar te overtuigen dat ze professionele hulp moest vragen. Helaas werd ze doorverwezen naar de Basis-GGZ en kreeg tien keer EMDR, zonder nazorg of andere mogelijkheden om op terug te vallen. Oké, we weten dat EMDR inderdaad veel kan betekenen. Maar in gevallen van vroegkinderlijke traumatisering moet daaromheen ook nog iets gebeuren, anders haal je psychisch juist van alles overhoop. Uiteindelijk zat deze mevrouw emotioneel dus ook volledig aan de grond.”

Wat moet je dan als predikant? “Tja, in zulke gevallen blijf je dus met die mensen doormodderen, terwijl je daarvoor feitelijk niet bent toegerust. Je kunt hun verhaal aanhoren en analyseren, maar geen therapie geven. Je kunt niet doorpakken en je wilt niet loslaten. Want hoe kun je, in dienst van Gods Koninkrijk, tegen iemand in geestelijke nood zeggen: ‘Ik kan niks voor jou doen’? Dat strookt niet met mijn visie op geloven. Trouw is juist een van onze belangrijkste tools als voorgangers: wij moeten trouw blijven, juíst aan mensen die zich in de steek gelaten voelen! Het is onze taak om hen te laten ervaren dat God altijd liefdevol aanwezig blijft.”

Biografie


Dr. Alexander L. Veerman is PKN-predikant en praktisch theoloog. In 2000 publiceerde hij samen met dr. Ruard Ganzevoort het boek ‘Geschonden lichaam. Pastorale gids voor gemeenten die geconfronteerd worden met seksueel geweld’. In 2005 promoveerde hij aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen op het proefschrift ‘Ontredderd. Het proces in de kerkenraad als de predikant seksueel misbruik heeft gepleegd’.
Zie ook zijn blog: www.alexanderveerman.wordpress.com

Wachttijden voor behandeling van psychotrauma

Enig googlewerk op  ztermen ‘traumacentrum’ en ‘wachtlijsten’ blijkt dat de wachttijden voor traumatherapie nogal uiteenlopen, van ongeveer acht weken tot meer dan anderhalf jaar. (N.B. Dit geldt voor maart 2017.) Een blik op de websites van een paar willekeurige behandelcentra in Nederland leert het volgende:

-Het traumabehandelcentrum van Altrecht zet momenteel geen patiënten op de wachtlijst voor individuele behandeling, aangezien de lengte van de wachttijd (minstens anderhalf jaar) voor de meeste patiënten onverantwoord is. De verwijzer kan patiënten met (vermoedelijke) vroegkinderlijke chronische traumatisering wel aanmelden voor intake en diagnostiek. Daarvoor geldt een wachttijd van ongeveer zeven weken. Maar na de afronding hiervan wordt de patiënt weer overgedragen aan de verwijzer.

-Bij het Sinaï Centrum in Amstelveen kan de wachttijd meer dan zes maanden bedragen voor specifieke, intensieve behandelingen van complexe traumaproblematiek.

-Bij het traumacentrum van GGZ Drenthe bedraagt de wachttijd ongeveer acht weken;

-bij het Traumacentrum Haarlem ongeveer drie maanden. In Haarlem plaatst men wel een kanttekening op de site: “Bij aanmelding zullen wij je vragen naar je ziektekostenverzekering en dan hoor je of wij je op de wachtlijst kunnen plaatsen. We hebben namelijk per verzekeraar een beperkte ruimte om mensen te behandelen. Het kan daarom gebeuren dat ons budget voor een bepaalde verzekering op raakt.”

Dezelfde restrictie noemt ook GGZ Zuid-Nederland Reinier van Arkel, waar de wachttijden overigens nog relatief kort lijken.

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.