Het onzinnige anti-fascisme van gemankeerd verzetsheld Arthur Graaff

Rond de herdenking van de Duitse gevallenen uit de wereldoorlogen (de zogeheten Volkstrauertag) op de Duitse Militaire Begraafplaats Ysselsteyn in Noord-Limburg is tumult uitgebroken. Dit ten gevolge van enkele zeer misleidende persberichten van de gemankeerde verzetsheld Arthur Graaff uit Bussum.

De in 1948 geboren Graaff voert al jarenlang acties tegen vermeend fascisme, nazisme en racisme. Het meest opvallende aan die acties is dat hij ze vooral richt tegen mensen die absoluut geen fascist, nazi, neo-nazi of racist zijn. Graaffs acties bestaan uit het beschuldigen van personen en het verstoren van dodenherdenkingen, Tweede Wereldoorlog-evenementen en militariabeurzen.

Wat hij onder andere nastreeft is sluiting en uiteindelijk ruiming van begraafplaats Ysselsteyn. Dat zoiets indruist tegen alle bestaande verdragen en het oorlogsrecht is hem kennelijk worst. In 2018 heeft bij een van zijn acties een krans van de begraafplaats ontvreemd – een daad die juridisch gezien op grafschennis neerkomt.

Ten aanzien van de Duitse bezetting en de strijd tegen nazi-beulen, Gestapo-agenten, landverraders en collaborateurs bestaat een verschijnsel dat ik zou willen aanduiden met de term: postscriptoriële moed. Mensen die na de Tweede Wereldoorlog werden geboren of voor het eerst begonnen te lopen, blijken soms te beschikken over een verbazingwekkende strijdvaardigheid, gepaard aan helderheid van politiek inzicht en puurheid van democratische beginselen, als het gaat over toestanden die ze nooit hebben meegemaakt. Ze zijn ervan overtuigd dat ze zonder aarzelen de juiste partij zouden hebben gekozen in de verwarde jaren twintig en dertig. En ze zijn meedogenloos in hun veroordeling van medemensen die zich tijdens de oorlog minder heldhaftig hebben gedragen dan zij zelf zonder twijfel in hun dappere verzetsverleden zouden hebben gedaan, als hun geboortedatum dat maar eens had toegelaten. Aangezien het laatste niet het geval is, beleven ze de bezettingstijd met terugwerkende kracht en alleen pratender- of schrijvenderwijs.”

Martien J.G. De Jong. De dichter en zijn rechters. Een pleidooi voor eerlijkheid en begrip inzake Nederlandse schrijvers onder Duitse bezetting. De Prom, Baarn, Amsterdam, 1988, blz. 7.

Graaff claimde eerder dit jaar aangesteld te zijn als rapporteur (neo)nazisme, fascisme en racisme voor de VN’ – bij de VN wist men echter van niets. Ook verkondigt hij al geruime tijd dat de in concentratiekamp Dachau omgekomen verzetsman Christaan Graaff een oom van hem was. Ook niet waar: Arthur Graaff is slechts een achterachterneef van Christiaan, verwant in de 7de graad. En daarnaast stelt Graaff dat wijlen zijn vader door Yad Vashem onderscheiden is – en dat is andermaal niet waar.

Dit alles en nog veel meer beschamends werd dit voorjaar aangetoond in een omvangrijk TPO/Droog Magazine-dossier over Arthur Graaffs beweringen en over de ‘groep’ die hij vertegenwoordigt: de Antifascistische oud-verzetsstrijders Nederland / Bond van Antifascisten – een splintergroepering van stalinistische origine, die eerder vooral van zich deed spreken door antisemitische uitlatingen van de oprichters.

Er is dus alle reden om geen aandacht te besteden aan enig persbericht van Graaff. Helaas deed opperrabijn Binyomin Jacobs dat wel, met in zijn kielzog de regionale Limburgse omroep L1 en De Telegraaf, met alle gevolgen van dien.

Wat is er aan de hand?

Eind september 2020 startte Graaff een petitie “Stop herdenking door Duitse ambassadeur”, waarbij gesteld werd dat de Duitse militaire begraafplaats Ysselsteyn “het grootste nazikerkhof van Europa” zou zijn, en “de
32.000 nazi’s, SS’ers, NSB’ers hier waren moordenaars, folteraars en verraders – medeplichtig aan de Holocaust.” Graaff stelt verder dat de Duitse ambassadeur, Nederlandse overheidsdienaren en Nederlandse militairen op de begraafplaats “nazidaders” herdachten en eer brachten. En dat alles moet van hem stoppen.

Nog los van de constatering dat een begraafplaats iets anders is dan een kerkhof: op Ysselsteyn liggen vooral jonge militairen begraven, die in 1939-1945 een Duits uniform droegen. Ook liggen er op Ysselsteyn Duitse militairen uit de Eerste Wereldoorlog en Duitse burgers, waaronder ook kinderen, die in of kort na de oorlog in Nederland zijn gestorven.

Hen allemaal als nazi bestempelen is simpelweg idioot: het gros van hen was nooit lid van de nazipartij; velen van hen waren in 1933, het jaar van de laatste vrije vooroorlogse verkiezingen in Duitsland, nog niet eens stemgerechtigd. Ze groeiden op in nazi-Duitsland, waar ze jarenlang met het nazigif gehersenspoeld werden. En vervolgens joegen Hitler en zijn generaals hen de dood in. Welbeschouwd zijn zij, net als álle oorlogsdoden uit de Tweede Wereldoorlog, uiteindelijk slachtoffer geworden van Hitlers oorlogs- en rassenwanen.

Ontegenzeggelijk bevinden zich onder de doden op Ysselsteyn óók mensen die betrokken waren bij de Jodenvervolging. Maar zulke doden zijn óók te vinden op burgerbegraafplaatsen in alle grotere Nederlandse steden. Denk aan al die overijverige Nederlandse politiemannen, ambtenaren van de burgerlijke stand en het NS-personeel, die er voor zorgden dat de treinen naar Westerbork en later naar Auschwitz en Sobibor volgeladen en volgens plan vertrokken. En dan zijn er natuurlijk ook nog de medewerkers van de Joodsche Raad, die door de bezetter tot medeplichtigen werden gemaakt.

Op deze burgerbegraafplaatsen, waar naast verzetsmensen en andere oorlogsslachtoffers óók daders, collaborateurs en meelopers begraven zijn, in en na de oorlog, vinden sinds jaar en dag oorlogsherdenkingen plaats. Moeten die dan ook verboden worden?

Natuurlijk niet: elk land en elke nabestaande heeft het onontneembare recht zijn oorlogsdoden te herdenken. Oók Duitsland. Oók Duitsers. Oók nabestaanden van oorlogsmisdadigers en collaborateurs. Het past niet dat welke Nederlandse organisatie dan ook nabestaanden van oorlogsdoden, of degene die hen vertegenwoordigt, in dit geval de Duitse ambassadeur, dat recht ontzegt.

De petitie van Graaff zou onopgemerkt aan ons voorbij zijn gegaan, ware het niet dat opperrabijn Binyomin Jacobs er op 13 oktober een column aan wijdde in het NIW. Hij baseert zich daarbij op de misleidende uitlatingen van Graaff en dikt deze verder aan. Vervolgens berichten ook de regionale omroep L1 erover en tuimelt ook het Centraal Joods Overleg (CJO) in Graaffs val; Ysselsteyn wordt nu omschreven als “Nederlandse SS-begraafplaats” – en daarover bericht op haar beurt De Telegraaf. Het CJO stuurt op hoge poten een brief aan de Duitse ambassadeur, waarin hij verzocht wordt een andere plaats te kiezen voor het herdenken van de Volkstrauertag. Daarover bericht het CJO op 3 november:

“De ambassadeur was voornemens dit jaar opnieuw te herdenken op de oorlogsbegraafplaats te Ysselsteyn, een plek waar vele oorlogsmisdadigers liggen. Vanwege de Corona-situatie zou de ambassadeur vanaf die plek een toespraak houden zonder publiek. Deze toespraak zou online te volgen zou zijn. (…)  Ambassadeur Brengelmann gaf gisteren echter aan de toespraak dit jaar toch niet vanaf Ysselsteyn te doen. Als reden noemde hij expliciet de situatie rond COVID, niet de protesten vanuit de Joodse gemeenschap. Hij gaf aan dat er de komende tijd opnieuw gekeken gaat worden naar herdenken in bredere zin. Voor komend jaar had hij nog geen antwoord.

Het CJO is verheugd dat deze herdenking nu niet op die plek plaats vindt. Het is onnodig om mensen te kwetsen door deze brede herdenking op die plaats te houden. We roepen de ambassade echter op om ook voor volgend jaar een andere plek te vinden. Een locatie, die geen onnodig leed meer veroorzaakt voor overlevenden en nabestaanden.”

Dat roept de vraag welke locatie dan wél acceptabel is voor het CJO? Of mogen Duitsers überhaupt niet hun oorlogsdoden herdenken?

Hoe het ook zij: Het CJO-bericht inspireerde Graaff tot weer een nieuw misleidend persbericht, uitgevaardigd op 4 november 2020:

“Duitse ambassadeur stopt herdenking op nazikerkhof in Nederland. Het Centraal Joods Overleg (CJO) heeft de afgelopen twee weken bij de ambassadeur daarop aangedrongen en maakte gisteren na een laatste vergadering met ambassadeur Brengelmann het nieuws bekend. Op Ysselsteyn liggen 32.000 nazisoldaten, SS’ers en zware Nederlandse oorlogsmisdadigers (…) Graaff feliciteert het CJO van harte met dit resultaat.”

Tsja.

Een verder onzinnig anti-Ysselsteynprotest

De petitie was overigens niet de enige recente anti Ysselsteynactie van Arthur Graaff. Dagblad de Limburger (2 november 2020): “Antifascisten hebben aangifte gedaan tegen het Jongeren Ontmoetings Centrum in Ysselsteyn en de Stichting Vredeseducatie. Ze vinden dat hun Vrijheid Doeboek aanzet tot discriminatie. In het Vrijheid Doeboek wordt het woord holocaust niet vermeld. Dat kan ertoe leiden dat de argeloze jeugd die het boek leest de indruk krijgt dat deze niet heeft plaatsgevonden, stelt Arthur Graaff, namens de Antifascistische oud-Verzetsstrijders Nederland (AFVN) en de Bond van Antifascisten (BvA) in zijn aangifte bij de politie. Dat zou volgens hem kunnen leiden tot discriminatie en antisemitisme.” (hele artikel achter betaalmuur)

Dit Vrijheid Doeboek is een schoolwerkboek bestemd voor kinderen van tien tot veertien jaar. Het is in een oplage van 25.000 exemplaren in Noord-Limburg en aanpalende Duitse gemeenten gedistribueerd, op initiatief van de gemeenten, en de aangeklaagde organisaties. Graaff heeft het integraal online gezet.

Bij bestudering blijkt inderdaad dat het woord ‘holocaust’ er niet in voorkomt, maar wel het woord Jodenvervolging – een voor kinderen begrijpelijk synoniem voor de holocaust. Op de pagina’s over Ysselsteyn staat zelfs expliciet:

“Er zijn ook Nederlanders en Duitsers begraven die Joden hebben verraden of oorlogsmisdaden hebben gepleegd. Sommige mensen vinden het moeilijk om te accepteren dat zij wel een graf kregen en zoveel Joden niet. Deze mensen moet je geen eer bewijzen. Ben je het hiermee eens of denk je er anders over?”

Wie dit ziet als een aanzet tot discriminatie en antisemitisme is behoorlijk het spoor bijster.

Dagblad de Limburger sprak ook met de schrijver van het boek, Jan Durk Tuinier. Hij toonde zich niet onder de indruk van de aangifte. „Daarover maak ik me geen zorgen”, zegt hij. „De heer Graaff heeft een bepaalde visie, waar ik niet meer met hem over in discussie ga. Ik heb geen geschiedenisboek geschreven, maar een boek waar de jeugd mee aan de slag kan.”

Het is overigens zeer de vraag of Arthur Graaff überhaupt aangiftes heeft gedaan, en zo ja, of zijn aangiftes in behandeling zijn genomen.

Arthur Graaff is de mogelijkheid geboden te reageren op dit stuk. Tot dusverre heeft hij geen reactie gegeven. Noch opperrabbijn Jacobs noch het Centraal Joods Overleg hebben inhoudelijk willen reageren op onze bevindingen over Graaff.

Zie ook: Meindert van der Kaaij. Een kerkhof vol pijnlijk ongemak. Trouw, Amsterdam, 24-04-2016.
Geef weggestopte Duitse begraafplaats een plek in onze geschiedenis’. NOS, Hilversum, 04-05-2016.
Hans Sakkers. Duitse militaire Begraafplaats Ysselsteyn. Duits beheer over Nederlands erfgoed. Eigen beheer, 2018.

 

Mijn gekozen waardering € -

Onderzoeksjournalist, dichter en samensteller van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie.
Werkt aan een boek over het Hitler-de-kunstenaar en het nazivervalsingencircuit.