Het verhaal achter de foto van een dode Kurt Cobain

Op 9 april 1994, een dag nadat het levenloze lichaam van Kurt Cobain werd aangetroffen in de serre boven z’n garage, plaatste de Seattle-Times een foto op z’n voorpagina die de gemoederen lang heeft beziggehouden. Op de foto is het dode lichaam van de zanger, die vier dagen eerder zelfmoord had gepleegd, deels zichtbaar.

Er zijn ondertussen talloze boeken, films, documentaires verschenen over het leven en vooral ook over de dood van Kurt Cobain. Moraal van het gros van die verhalen: hoe heeft het toch zover kunnen komen? Wat dreef hem tot z’n zelfmoord? En wás het überhaupt wel zelfmoord?

Volgens de lijkschouwer moet Cobain op maandag 5 april 1994 de trekker van zijn Remington Model 11 hebben overgehaald. Hij was, nadat hij een afkickcentrum in Los Angeles was ontvlucht, toen al een aantal dagen zoek. De politie was op 7 april nog bij hem aan de deur geweest. Maar naar binnen gingen ze niet. Ze stelden zich tevreden met de antwoorden van de mannen die voor het huis aan het werk waren. Of ze Kurt Cobain ook hadden gezien? Nee? Okay.

Dit artikel lees je gratis. Als het bevalt kun je onderaan een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven

Een dag later, om 9 uur ’s ochtends, arriveerde elektricien Gart Smith bij het huis van de zanger in Madrona, een upscale wijk van Seattle, aangeplakt tegen Lake Washington. Smith kwam om een alarminstallatie te installeren. Nadat de deur niet werd geopend, zag hij door het raam van de serre het lichaam van de zanger liggen. “Eerst dacht ik nog dat het een paspop was”, vertelde hij. “Maar vervolgens zag ik dat er bloed uit een oor kwam. Toen zag ik ook dat er een shotgun op z’n borst lag, met de loop richting z’n kin.”

Ook heel chique: het eerste medium dat melding maakte van de dood van Kurt Cobain, was radiozender KXRX-FM, een station dat voornamelijk rockmuziek draait. Die waren namelijk gebeld door een collega van Smith, met de mededeling dat ie de ‘primeur van de eeuw’ voor ze had, om daar nog aan toe te voegen: “Jullie zijn me een hoop concertkaartjes schuldig hiervoor…”

Zo kon het gebeuren dat Cobains directe familieleden het nieuws van de dood van hun geliefde via de radio hoorden. Zo ook z’n moeder Wendy O’Connor. “Nou is ie er niet meer en is ie lid geworden van die stomme club”, vertelde ze tegen een verslaggever die om commentaar kwam vragen, doelend op Jimi Hendrix, Jim Morrison, Janis Joplin en Brian Jones, die ook allemaal stierven op 27-jarige leeftijd. “Ik had ‘m nog zo gezegd: ga niet bij die stomme club.”

Even eerder hadden ze bij de Seattle-Times – een middagkrant – op de politiescanner gehoord dat er een dode persoon was aangetroffen in het huis van Kurt Cobain. Fotograaf Tom Reese was in het centrum van Seattle aan ’t werk toen hij een telefoontje kreeg van een fotoredacteur van de krant. Haastklus. Lijk in het huis van Cobain in Madrona. Ga maar even kijken.

Zo gezegd, zo gedaan. Omdat er aan de voorkant van het huis, op 171 Lake Washington Blvd East, niks viel te zien, liep Reese het parkje in dat naast het huis ligt. Via een trap, die leidde naar 39th Ave East, kwam hij aan de achterkant van het huis uit. Over een welig begroeide muur, keek hij vervolgens recht in de boven de garage gelegen serre van de zanger van Nirvana.

“Ik kon niet geloven wat ik zag”, vertelde Reese niet veel later tegen de Michael Fancher, hoofdredacteur van de Times. “Het voelde niet goed om er zijn.”

Reese had wel eens eerder dode personen gefotografeerd, maar dit voelde anders. Hij voelde zich veel meer een voyeur dan al die voorgaande keren. Dit had iets tabloid-achtigs. Zo’n fotograaf was hij niet. En zo’n krant was de Seattle-Times evenmin.

Toch drukte hij af. Want dat doe je, als je als fotojournalist ter plaatse bent. Of je vervolgens ook wat met die foto doet, is weer een heel ander verhaal. Daarover beslissen anderen, zo beargumenteerde Reese voor zichzelf. Niet hij.

Wat Reese had gezien door de openstaande balkondeuren van de serre? Een voorarm, een hand en een onderbeen van iemand op de grond lag – het levenloze lichaam van Kurt Cobain, zo zou later blijken. Een rechercheur op de hurken ernaast, en een rechercheur die met de rug naar de deuren staat. En een sigarendoosje. Een pracht van een plaat, die je de koude rillingen doet bezorgen, die eigenlijk niet zo heel veel laat zien, maar tegelijk ook weer het gehele verhaal in z’n complete naakte waarheid vertelt.

Reese schroefde de telelens op z’n camera, en klikte van over het muurtje, door de openstaande balkondeuren. Met behulp van een groothoeklens, met de armen boven z’n hoofd gestrekt, maakte hij ook nog een overzichtsfoto van de serre – zonder dat het lichaam zichtbaar was. Toen de politie niet veel later de ramen afdekte, reed Reese terug naar de redactie. Klus geklaard.

In z’n hoofdredactioneel commentaar beschrijft Fancher vervolgens voor welke moeilijke beslissing hij kwam te staan. Hoe de even shockerende als aangrijpende foto als een magneet fungeerde op iedereen op de redactie. Iedereen werd er door aangetrokken. Er werd naar gekeken, en nog eens, en er werd gediscussieerd, door door de wol geverfde journalisten. Fancher: “Alles wat mensen later over die foto zouden zeggen, kwam toen ook al voorbij.”

Uiteindelijk werd besloten om toch maar voor de overzichtsfoto te kiezen. Want, zo verklaarde Fancher in z’n commentaar: “Niemand durfde de verantwoording aan om, met de druk van een deadline, en terwijl de details nog niet allemaal bekend waren, voor zo’n aangrijpende foto te kiezen.”

Maar toch. Fanchers journalistieke bloed kroop waar het niet kon gaan. “Die overzichtsfoto liet weliswaar de plaats zien waar het zich had afgespeeld, maar vertelde niet het verhaal. De foto gemaakt door de balkondeuren deed dat wél.”

Eén overweging die werd gemaakt, is dat de krant er voor wilde waken om zelfmoord te verheerlijken. Het moest niet zo overkomen als zou zelfmoord de ‘ultieme high’ zijn. Een opmerking van een redacteur bracht uiteindelijk de beslissing om de foto een dag later, op de voorpagina, alsnog te publiceren. “Dit is niet cool”, zei de bewuste redacteur over de foto. “Dit is de dood, en dat is het gevolg van zelfmoord.”

Francher voorzag de kritiek, en die kwam er. Maar ook die vracht aan boze reacties werden later door de krant afgedrukt. Zoals het hoort.

“Waarom publiceren jullie een foto als deze?”, schreef bijvoorbeeld Mark Minckler uit Auburn. “Ik zal je vertellen waarom. G-E-L-D… Hoe schokkender de foto, hoe meer kranten er worden verkocht… Jullie maken me ziek! Dit soort geldgraaiend gedrag heeft deels tot zijn dood geleid… Met deze foto hebben jullie het laagste punt in deze tragische affaire bereikt… Van zijn thuisstad had hij meer mogen verwachten.”

Fancher name al die kritiek voor lief. Zoals hij ook bevroedde dat zijn column, waarin hij de keuze voor de foto verdedigde, hem weer op de nodige verwensingen zou komen te staan. Dat het wel weer zou worden uitgelegd als één lange rationalisatie voor het exploiteren en sensationaliseren van de dood van Cobain. “Het zij zo. Maar ik weet wel beter.”

“Dat die foto de voorpagina van de krant heeft gehaald, maakt me niet gelukkig”, zei fotograaf Tom Reese er zelf over. “Het maakt me ongemakkelijk. En ik denk ook dat ik me er ongemakkelijk over zou moeten voelen.”

Niet lang na de dood van Kobain besloot z’n weduwe Courney Love de garage-annex-serre met de grond gelijk te maken. •

(Gerelateerd, en eerder deze week verschenen: Nirvana in Nederland: ‘We vonden het eigenlijk maar een stelletje aanstellers’)

Mijn gekozen waardering € -

De interesses van Geert Jan Darwinkel zijn legio. Van (Amerikaanse) sport, tot film, human interest, lifestyle, muziek en reizen. GJ is old skool, maar toch reuze bij de tijd.