Hornos de San Francisco, een reizend dorp in de periferie van Mexico-Stad

Journalist, fotograaf en filosoof Feike de Jong wandelt langs de gehele omtrek van Mexico-Stad. Van dag tot dag vertelt hij ons wat hij zoal meemaakt en tegenkomt. In deze zesde aflevering ontdekt hij dat sommige ambachten meereizen met de rand van de stad.

Het dorpje San Francisco, al een beetje landelijk gelegen aan het noordoostelijke uiteinde van Iztapaluca, was de laatste buitenpost van de stedelijke bebouwing, voordat uitgestrekte korenvelden, peperbomen en enorme agaven het landschap gingen bepalen. Zo geeft de stad zich gewonnen aan het platteland. Ik keerde om en volgde in westelijke richting weer de rondingen van de stadsrand.

Aan het einde van november, kort nadat het regenseizoen is afgelopen, is het in de Vallei van Mexico net lente. De temperaturen zijn mild, de velden zijn goudgroen en overal om je heen staan bloemen. Fladderende vlinders, bijen die rondzoemen. Zwaluwen die vlak over de toppen van de heuvels duiken. Peperbomen en wilgen laten hun takken over de kronkelende zandwegen hangen en in de sloten drogen de laatste restjes water op.

Ik liep tussen de betonnen boerderijen en velden door naar de heuvels, die deels bebouwd waren. Opeens veranderde de omgeving: de gebouwen her en der op het vlakke veld bestonden nu uit rode baksteen. Ik liep langs een duiker met een bakstenen bassin vol water. Het leek wel een landelijke idylle uit de negentiende eeuw. Wilgen raakten de wal met hun overhangende takken. Ik liep een zandweg op en zag een bouwsel staan van rode bakstenen, zo’n anderhalve verdieping hoog, als een miniatuur tempeltoren.

Ik liep ernaartoe en zag bruingekleurde natte bakstenen in keurige rijen liggen te drogen. Een man kwam tevoorschijn uit een schuur achter de lage toren van rode baksteen. Het was een kleine, slanke man van begin dertig met fijne trekken en een bril. Soepeltjes manoeuvreerde hij zich tussen de stapels bakstenen en trapladders door.

Ik vroeg hem hoe lang zijn oven daar al had gestaan. Twintig jaar, antwoordde hij. Er waren verschillende families met baksteenovens in de omgeving. Voordat hij was begonnen had zijn vader deze oven gerund. Het was hard werken voor een opbrengst die mager was maar wel stabiel. Aan de rand van de stad wordt altijd gebouwd, en daardoor is er een constante vraag. Allerlei mensen kwamen langs met hun pick-up om bakstenen te kopen. Hij moest de modder uit het veld graven, om hem vervolgens te mengen, de juiste vorm te geven, te laten voordrogen en dan te bakken in de oven. Veel werk voor één man om met de hand uit te voeren.

Foto: Feike de Jong

Dat de bakstenen niet zo regelmatig gevormd zijn als betonblokken is commercieel gezien een nadeel. Hij verkocht ze voor drie pesos per baksteen.

Hij vertelde me dat zijn familie al zo ver als hij in het verleden kon teruggaan in de steenbakkerij had gewerkt. Drie generaties terug waren ze westelijker gevestigd geweest, in Santa Bárbara, in een klein dorpje met de naam Hornos de Santa Bárbara. Toen de stad dat dorp begon te overspoelen verplaatsten ze hun onderneming de stad uit, naar San Francisco. Vóór die tijd waren ze zelfs nog dichter bij het stadscentrum gevestigd geweest, in Tacuba. Baksteenovens zijn gevaarlijk en nemen veel plek in, de stad is er geen geschikte locatie voor.

Als stedelijke nomaden waren ze steeds na een paar generaties verhuisd, een spoor van steen achter zich latend.

Voor lokale producenten van bouwmateriaal zijn locaties waar nieuwe stadswijken gebouwd worden heel aantrekkelijk. Dat geldt bijvoorbeeld voor de eigenaren van de enorme grindafgravingen rondom de stad, of voor deze kleine ambachtelijke steenbakkers. Naarmate de stad groeit verhuizen zulke bedrijven verder naar buiten. En door die ontwikkeling is deze steenbakkerij nu terechtgekomen aan de rand van Iztapaluca.

Ik verliet de steenbakkerij en liep omhoog, langs velden die omheind waren door cactussen, naar de Cerro del Tejolote Chico. Het koren op de helling had een gouden glans en ik zag een dorsmachine aan het werk in de velden beneden mij. Langs de zandweg stonden bomen, en met prikkeldraad en steen waren de percelen afgescheiden van de weg.

Alom leek het volop lente – en ik begon te voelen dat de stad ook leeft, in zijn bakstenen die met zoveel zorg te drogen worden gelegd in het open veld, vervolgens in een oven worden geplaatst, opgestapeld en daarna naar de juiste plek gebracht om te transformeren in muren en gebouwen. De stad kan overal komen; om hem te laten groeien is alleen een beetje regen van mensen nodig.

Mijn gekozen waardering € -

Feike de Jong is prijswinnend onafhankelijke journalist met meer dan twintig jaar ervaring in Mexico waar hij voor locale, engelstalige en Nederlandstalige media heeft gewerkt als onderzoeksjournalist en correspondent. Steden en megasteden, klimaatverandering en energiesector zijn hoofdthema's van zijn werk met immer een oog voor het menselijke verhaal. Vanuit zijn achtergrond als filosoof onderzoekt hij de 21ste-eeuw vanuit zijn randen.