‘Ik ben intens gefrustreerd als er in de media dingen over mij staan die niet kloppen’

Piet Hein Donner neemt afscheid van Den Haag. Een openhartig afscheidsinterview over zijn jeugd, ouders, zijn echtgenote, zijn persoonlijk geloof én zijn nieuwe functie bij een theologische universiteit.

Piet Hein Donner (1948) stopt als vicepresident van de Raad van State. Eerder was hij onder meer minister van Justitie (2002-2006), van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2007-2010) en van Binnenlandse Zaken (2010-2011). Hij is getrouwd, heeft drie kinderen en vier kleinkinderen. Hij legt zijn leven naast dat van Mozes. Een openhartig interview.

Exodus 2:3-5. Ze (…) legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl.

“Negen kinderen telde het gezin waarin ik opgroeide. Mijn vader was hoogleraar aan de Vrije Universiteit en wij woonden in Amsterdam. Daar ben ik geboren. Toen hij in 1958 president werd van het Europees Hof van Justitie, verhuisden we naar Luxemburg. Als jongetje kon ik eindeloos banjeren door oude vestingwerken, die vaak niet bedoeld waren voor publieke toegankelijkheid. We bezochten een protestantse kerk waar gereformeerden, remonstranten, luthersen en hervormden samenkwamen. In Nederland was zoiets destijds niet aan de orde. Ook bezochten we de Duitse lutherse kerk. Ik leerde dus al vroeg om niet te veel op de onderlinge verschillen te letten, maar te kijken naar wat we gemeenschappelijk hebben.

Mijn ouders gaven ons mee dat je niet voor jezelf leeft. En bovendien, áls je iets bereikt, heb je daar niet prat op te gaan, maar is dat genade. Wees liever blij dat je iets kunt betekenen voor een ander. Ik wil graag weten waar we vandaan komen, om te kunnen ontdekken wat onze bestemming is. Daar komt mijn belangstelling voor geschiedenis ook vandaan. Als je niet weet waar je vandaan komt, ga je jezelf als uniek zien. In wezen ben je een product van je voorgeschiedenis; onderdeel van een continuïteit en niet een uniciteit.
De Donners komen oorspronkelijk uit Pruisen. Een voorvader kwam naar Nederland, vermoedelijk om de dienstplicht te ontlopen, waar hij soldaat werd bij prins Willem V. Tijdens de patriottische overval op Soestdijk kreeg hij een kogel door zijn gehemelte. Als dank voor zijn daad kreeg hij twee gouden gehemelten van de Prins. Later werd hij hoedenmaker in Arnhem. Het waren kleyne luyden. Volgende generaties studeerden vaak theologie of rechten. Daarom zei mijn vader vaak dat we álles mochten studeren, maar dat het ongetwijfeld theologie of rechten zou worden. Kennelijk zit dat in onze genen. Van zijn drie zonen werden er twee jurist en één theoloog; mijn broer is hoogleraar theologie in Colombia. De maatschappij deed op verschillende Donners een beroep. Maar het was mijn ouders niet om die hoge posities te doen. Ik had ook vuilnisman mogen worden, als ik het maar goed deed en me nuttig maakte voor de samenleving.

Een van mijn zonen is jurist op een ministerie. Of Nederland in de toekomst nog veel van hem zal horen?” Glimlachend: “Ik hoop dat hem dat bespaard blijft.”
De echtgenote van Piet Hein Donner vertelde ooit in een interview dat ze hem in de studentensociëteit ‘druk orerend’ zag staan, ‘gekleed in een afschuwelijk jasje’. Ze vond hem ‘een curieus geval’. Donner: “En toch is ze met me getrouwd. We ontmoetten elkaar in een studentenbestuur. Maar ik was ertegen om in het bestuur een relatie te krijgen. Daarom stelde ik de relatie uit tot na de bestuursperiode. Overigens zijn er verschillende opvattingen over of ik dat inderdaad gedaan heb.”

Exodus 2:11-15. Hij keek om zich heen en toen hij zag dat er niemand in de buurt was, sloeg hij de Egyptenaar dood.

“Ik kan soms gruwelijk gefrustreerd zijn, maar ik heb niet de instelling om er op los te slaan. Ik kan wel knarsetanden als dingen niet gaan zoals ze moeten gaan. Of ik ben intens gefrustreerd als er in de media dingen over mij of anderen geschreven worden die niet kloppen, vooral als er geen enkele poging is gedaan om de zaken te verifiëren.
Ik heb geen e-mailadres en zal dus niet in een opwelling reageren op mailtjes die mij frustreren. Mijn secretaresse print e-mails voor mij. Het gevaar om je eerste gedachte aan de e-mail toe te vertrouwen en een ander af te schieten, wordt mij op deze wijze bespaard.

Woede en verontwaardiging kunnen overigens óók heilzaam werken als die tot gevolg hebben dat je opkomt voor mensen die in de knel zitten, bijvoorbeeld tussen procedures en gevoelloze overheidsdiensten. Als ik daarvan hoor, denk ik: zijn we helemaal gek geworden? Waarom gebeurt dat? De oplossing ligt vaak niet in het veranderen van de regels, want je kunt niet voor iedere situatie een aparte regel maken. Nee, we moeten regels vaker als richtsnoer willen zien. Als mensen in de knel komen, moet je de verantwoordelijkheid nemen om zo nodig af te wijken en je vervolgens te verantwoorden. Ons hele leven dreigt vergeven te raken van regels en protocollen; zie bijvoorbeeld de medische wereld of het onderwijs. Daardoor krijgen mensen een houding van: ‘Als ik me aan de regels heb gehouden, heb ik gedaan wat ik moet doen’. Het is een slechte ontwikkeling als regels de eigen verantwoordelijkheid wegnemen waar mensen in nood raken. Veel mensen zijn bang dat als het mis gaat, ze het verwijt krijgen dat ze zich niet aan de regels hielden. Ik hoorde eens dat een priester geestelijke hulp verleende aan iemand die euthanasie pleegt. Toen daar kritiek op kwam, zei hij: ‘Natuurlijk is de rooms-katholieke regel helder: geen euthanasie. Maar aan het sterfbed geldt de wet van de liefde.’”

In de kerk ben ik geen minister en bovendien is dat geen reden om te stoppen met koffie schenken.

Ex 15:22. Drie dagen trokken ze door de woestijn zonder water te vinden.
“Ik ben bijzonder begenadigd geweest dat ik geen woestijnperiode in mijn leven heb gekend. Je praat anders over andermans leed als je zelf nooit beproefd bent. Ik ben dat volgens mij nooit. Anderen zullen denken: dat is zijn probleem nu juist!” Een schaterlach. Dan: “In mijn geloofsleven heb ik wel periodes gekend dat ik zoekend en twijfelend was. Niet dat ik op andere momenten nou zo’n rotsvast geloof had. Geloof berust bij mij mede op het feit dat ik het de meest waarschijnlijke verklaring van een heleboel dingen vind. Er is méér dan wat ik zie en voel. Ik voel mij heel wel bij het geloof zoals dat mij is overgeleverd.
Ik ben ouderling geweest. Omdat ik voorzitter van de kerkenraad was, hoefde ik over zulke thema’s niet te praten bij de mensen thuis.” Hij kijkt opgelucht. “Ik zou er heel erg tegen op zien om pastorale bezoeken af te leggen. Wel schenk ik na de kerkdienst koffie. Sommigen vonden het vreemd dat ik dat bleef doen toen ik minister werd. Maar in de kerk ben ik geen minister en bovendien is dat geen reden om te stoppen met koffie schenken.”

Ex 15: 27. Hierna kwamen ze in Elim, een plaats met twaalf waterbronnen en zeventig dadelpalmen. Daar sloegen ze bij het water hun tenten op.
“Ik kan met weinig slaap toe. Ik heb aan drie, vier uur slaap voldoende. Soms sla ik een nacht over. Ik doe dat niet uit eigen verkiezing, maar er is gewoon zoveel te doen dat ik niet altijd tijd heb om naar bed te gaan. Mijn vrouw klaagt geregeld dat ik nog minstens net zo druk ben als in mijn tijd als minister.” Met glimmende ogen: “Maar dat kan ook komen door de inefficiënte wijze waarop ik mezelf bezighoud. Als ik niet werk, dan is boeken lezen over recht of geschiedenis of op vakantie naar Italië een oase. Vakantie vieren we in een huisje, ik weet niet of ik iemand voor een tent ben. In mijn jonge jaren vond ik niets heerlijker dan in mijn eentje de bergen in te trekken. Nu bezoek ik in Italië graag oude, Romaanse kerkjes. Dan kan je de gedachte overvallen dat op deze plek al eeuwenlang gemeenschappen samenkomen. Dat laat me dan niet onberoerd.
Overigens, werk kan ook ontspannend zijn. Soms mis ik de debatten die ik als minister met de Tweede Kamer voerde. Dat was heel leuk. In de media zie je vooral beelden dat de Kamer en de minister fel tegenover elkaar staan. Maar veel vaker werd er constructief met elkaar gesproken en zochten we samen naar een oplossing.”

Waar ik nog meer niet goed ben? In talloze zaken, daar moet u mijn vrouw over spreken.

Ex 4:10. Neemt u mij niet kwalijk, Heer, maar ik ben geen goed spreker.
“Inderdaad, ik ben geen goed spreker. Ik ben sterk geneigd om vooraf iets op papier te zetten en kan niet à la minute een meeslepend, groots verhaal houden dat mensen overtuigt. Ik communiceer meer cerebraal dan vanuit het gevoel.
Waar ik nog meer niet goed ben? In talloze zaken, daar moet u mijn vrouw over spreken. Ze zal u vertellen dat ik erg eenzijdig gericht ben op werken. Ik lees in de krant weleens over mijzelf dat ik eigenwijs ben, maar dat herken ik niet. Dan denk ik: ach, ze hebben het niet helemaal begrepen.”
Emeritus hoogleraar bestuurskunde Wim Derksen zei onlangs in de Volkskrant dat Donner ‘zijn eigen capaciteiten, vooral zijn intellectuele, wonderbaarlijk overschat’. Donner: “Dat zei hij zeven jaar geleden ook al. Gelukkig zijn er de afgelopen jaren niet méér mensen bijgekomen met een soortgelijke mening. Als hij dat vindt, heb ik mij daarbij neer te leggen.” Er verschijnt een twinkeling in zijn ogen: “En misschien heeft Derksen het ook wel juist gezien.”

In hetzelfde artikel schreef de Volkskrant dat Donner de Raad van State slechter achterlaat dan toen hij aantrad. Donner: “Men baseert de kritiek op de Raad van State op basis van een intern onderzoeksrapport van ruim tweeënhalf jaar geleden, maar men vergeet dat dit rapport door mijzelf geïnitieerd is. De Raad van State is de afgelopen jaren juist hard bezig geweest om zich te vernieuwen.”

Ex: 3:2. Daar verscheen de engel van de Heer aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde.

“Ik zie God vooral in de Geest die vaardig is: in mensen die, al dan niet in Christus’ naam, dienstbaar zijn aan anderen. In de goede dingen in de samenleving zie ik de Geest. Maar ook in mijn eigen leven zijn er soms momenten dat je denkt: hé, ja! Als we in de kerk het gezang ‘Grote God, wij loven U’ zingen, raak ik weleens ontroerd. Maar dat zal ik nooit laten merken; dat hoeft niet iedereen te zien.

Of er dus ook een katholiek aan het bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit moet worden toegevoegd? Eh, ik ben nog maar net voorzitter en wou maar niet nú al stenen in de vijver gooien.

Ik wilde altijd na mijn pensioen theologie studeren. Toen werd ik gevraagd als voorzitter van de Raad van Toezicht.” Lacht: “Als ik makkelijk de universiteit kan binnenkomen, is het wel op deze manier. Ik wil niet zeggen dat dit een roeping is. Tegelijkertijd: als ze je in de staat of de kerk ergens voor vragen, moet je goede argumenten hebben om het niet te doen.
Waren mijn betovergrootvader en overgrootvader curatoren van de rechtsvoorganger van de PThU, de Theologische School in Kampen? Dat wist ik niet. Het is prettig om te weten dat je in een traditie staat waarvan je je niet bewust bent. Ik heb dus niet gedacht: ik ga dit doen omdat mijn voorvaders ook zoiets deden. Het is hooguit een coïncidentie die je achteraf kunt constateren.
Waar het om gaat is om de vragen van deze tijd te beantwoorden. Wat is de oplossing voor gemeenten die geen geld hebben om een dominee te betalen? Misschien moeten gemeenteleden die meer begenadigd zijn voorgaan. Tegelijkertijd moeten we ervoor waken dat we niet het punt naderen waar de Reformatie om begonnen was: omdat de preken zó allerbelabberdst waren. De theologieopleiding is er niet voor niets; de gemeente moet het juiste Woord horen. Maar de vraag is: kunnen predikanten nog een plaats vinden in de steeds kleiner wordende gemeentes? En moet de theologieopleiding alleen maar predikanten opleiden? De universiteit zou zich ook kunnen richten op geïnteresseerden die geen predikant willen worden. In het stichtingsbestuur van de Tilburgse Universiteit zit altijd één excuusprotestant. Ik was dat een tijdje. De theologieopleiding daar richtte zich op de kloosterorde. Toen die spoeling dunner werd, richtte de opleiding zich ook op andere mensen die slechts enkele onderdelen van de theologiestudie wilden volgen. Met hun verworven kennis waren zij op tal van plaatsen nuttig en dienstbaar.
Of er dus ook een katholiek aan het bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit moet worden toegevoegd? Eh, ik ben nog maar net voorzitter en wou maar niet nú al stenen in de vijver gooien. Maar van katholieken kunnen we leren hoe je een grote verscheidenheid bij elkaar houdt. Eén ding moet je hen nageven: ze hadden in al die eeuwen aanzienlijk minder afsplitsingen dan de protestanten in één eeuw. Rooms-katholieken zijn van vóór de boekdrukkunst en verenigen mensen rond beelden. Protestanten zijn duidelijk van de boekdrukkunst. Ze zijn erg van het rationele en willen alles zwart op wit hebben. Zodra je cerebraal wordt, let je vooral op waarin je van elkaar verschilt. Let wel: ik zie evenzeer het gevaar van de gedachte dat alles op hetzelfde neerkomt. Als alles relatief dreigt te worden, vrees ik secularisering zoals we die nu al zien. Het ontbreekt de kerk nog vaak aan antwoorden op de zingevingsvragen van deze tijd: wat is de bestemming, waartoe, waarom? Het moderne leven draait vaak om eruit halen wat erin zit waarna de dood het einde is. Terwijl ik toch de overtuiging heb dat je daarna verantwoording zult moeten afleggen van wat je gedaan hebt met dat ene talent dat je gekregen hebt.”

Deut: 34:4. Dit is het land waarvan ik aan Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat ik het aan hun nakomelingen zou geven. Ik laat het je nu zien, maar erheen oversteken zul je niet.

“Na veertig jaar in de publieke zaak weet ik: er zijn dingen die ik niet meer mee zal maken. Dat betekent overigens niet dat ik na mijn pensioen op mijn krent ga zitten.
Soms denk ik in de kerk tijdens het zingen van een lied: hé, dat zou goed zijn voor mijn begrafenis. Veel intensiever dan dat ben ik niet met mijn dood bezig. Maar het bemoedigende is om te weten: de dood zal niet het einde zijn. De hoop op wat komt geeft richting en een ontspannen gevoel: we zullen het hier niet perfect maken. Er zullen dingen misgaan.
Het is een groot raadsel wat er na de dood komt. Nu zien wij nog in raadselen… Mijn vragen zullen beantwoord worden. Maar het is een te persoonlijke voorstelling van zaken dat ik die vragen met God zelf zal bespreken. Dát is waar het eerste gebod over gaat: maak geen gesneden beeld van God! Met dergelijke, scherpe voorstellingen van wat komen gaat, doet de kerk meer kwaad dan goed. Nee, het is een groot mysterie hoe het zal zijn. Maar je mag weten dat het je dan duidelijk zal worden.”

***
Dit was een artikel van journalist Sjoerd Wielenga dat eerder verscheen in De Nieuwe Koers. Lees ook zijn interviews met Ahmed Aboutaleb: ‘Ik hardloop op Koranverzen’, Katja Schuurman: ‘Ik laat mezelf invriezen’, Joris Luyendijk: ‘God is dood, ieder voor zich, dat werkt niet’  en Daan Roosegaarde: ‘Ik wil de wereld een update geven’,  Inez van Oord (Happinez): ‘De Bijbel mág weer’ , Marianne Thieme: ‘Ik ben een vreemde eend in Den Haag’ en Gert-Jan Segers (ChristenUnie): ‘Ik lag wakker en dacht: hoe écht is het wat ik allemaal vertel?’.

Mijn gekozen waardering € -

Sjoerd Wielenga (Rotterdam, 1980) is zelfstandig journalist, tekstschrijver, eindredacteur en bladenmaker. Hij werkt(e) onder meer voor de EO, NRC Handelsblad, Trouw, de Volkskrant en opinieblad De Nieuwe Koers.