In het pak genaaid: De ondergang van de Freelancers Associatie

Twintig jaar geleden leek het dankzij de Freelancers Associatie (FLA) even dat freelancejournalisten eindelijk echt iets in de melk te brokken zouden krijgen in de krantenwereld. Dat liep anders en verbijsterend slecht af. Dermate slecht dat Liesbeth Koenen, FLA-voorzitter van het eerste uur, nooit meer iets over de hele kwestie heeft willen zeggen of horen. Ik, toentertijd secretaris van de FLA, heb er daarom ook altijd over gezwegen. Maar nu Liesbeth vorige zomer is overleden hoeft dat niet meer. Hier volgt mijn persoonlijk verslag van een journalistiek drama, opdat wij niet vergeten.

Het begon allemaal op Kerstavond 1998, toen de hoofdredactie van NRC Handelsblad 1.100 freelancers per post verblijdde met het voorstel om de rechten op al hun bestaande en toekomstige stukken voor een habbekrats af te staan aan PCM, het concern dat destijds eigenaar was van Het Parool plus alle landelijke dagbladen minus De Telegraaf. Tekenen bij het kruisje en terugsturen, graag. De toon van het epistel was nogal dreigend jegens medewerkers die jaar in, jaar uit een derde van de kolommen van al die kranten vulden. Los van enige verbazing over die toon, rees de vraag: kon dat zomaar? Liesbeth en ik dachten er onder de boom over na en op Tweede Kerstdag schreven we een e-mailbrief aan een handvol collega’s met als boodschap: teken dit niet.

Al gauw bleek dat PCM ook elders zo te werk ging, bij het serviele Trouw what’s in a name? – waren de wurgcontracten al weken eerder verstuurd. Want wurgcontracten waren het. Tussen de regels door bleek dat wie niet zou tekenen, het verder wel kon schudden. Bezwaarmakers werden ter redactie openlijk betiteld als behorend tot een ‘uitstervend ras’, zelfs in hun gezicht. En half januari kwam via freelancer Arthur Graaff aan het licht dat het om nog veel meer ging: om massaal misbruik dat al jaren gaande was en vooral om heel, heel veel geld. Graaff had ontdekt dat het werk van de ruim vijfduizend PCM-freelancers al jarenlang achter hun rug om werd geëxploiteerd, onder meer via een duister bedrijfje genaamd Media Resultant – dat eigendom was van PCM – en via databank LexisNexis.

Honderdduizend gulden

In Nederland en Vlaanderen hadden de duvel en z’n ouwe moer daar een abonnement op, van bibliotheken, grote accountantsfirma’s en omroepen tot ministeries, het Belgische Kabinet van de Koning en de Tweede Kamer aan toe. Die laatste alleen al telde daarvoor elk jaar honderdduizend gulden neer (een dikke 45.000 euro). Extra exploitatie was natuurlijk prima, maar dit was georganiseerde diefstal. Immers, omdat kranten van hun freelancers slechts een eenmalige licentie kochten, hadden ze toestemming moeten vragen voor elk verder gebruik. Die zou tegen een eerlijke prijs vrijwel altijd gegeven worden, en zo niet, dan was het pech gehad. Zo hoort dat, maar zo ging het bij PCM, en naar later bleek ook elders in de kranten- en bladenwereld, niet.

Voor je het wist leidden onze e-mail en Graaffs ontdekking tot een bijeenkomst van een dik dozijn vooraanstaande freelancers als onder wie Graa Boomsma, Johannes van Dam, Theodor Holman, Nicolaas Matsier, Max Pam en Hans Ree, die besloten een vereniging op te richten, de Freelancers Associatie (FLA). Liesbeth zich liet verleiden tot het voorzitterschap en ik mijzelf – Stalin indachtig – tot het secretariaat. We klopten bij PCM aan voor overleg over hoe een en ander kon worden rechtgezet, maar eerst en vooral over hoe we tot voor alle partijen voortaan werkbare en bevredigende afspraken konden komen. Maar serieus overleg, daar had PCM helemaal geen zin in. Pas onder dreiging van een kort geding ging het concern overstag. Het begon de FLA gegevens te sturen en men stemde schoorvoetend in met een inhoudelijk gesprek – wij haalden het geding van tafel.

Stoere praat

Een kort geding aanspannen kost geld en zo was Kees Holierhoek met zijn Stichting Lira en Stichting Rechtshulp Auteurs in het spel gekomen. Vergezeld van zijn consiglieres Boomsma en Matsier zegde de Lira-baas ons tijdens een dinertje bij Pier 10 aan het winters donkere IJ financiële steun toe. Voorwaarde was wel dat de FLA zich, net als eerder de VVL en het Netwerk Scenarioschrijvers (NSS), zou aansluiten bij Holierhoeks Vereniging van Schrijvers en Vertalers (VSenV), naar wij begrepen een soort koepel in oprichting. Het was an offer we couldn’t refuse. Overigens maakte Holierhoek van meet af aan duidelijk dat hij ‘de enige vertegenwoordiger van schrijvers en vertalers in Nederland’ wilde worden. We vonden dat stoere praat en beseften niet hoe allesvernietigend hij dat doel zou nastreven.

Ondertussen werkten wij ons braaf de van PCM ontvangen chaotische enveloppen en dozen met lijsten, epistels en overzichten, om keer op keer te ontdekken dat alles nóg grover en groter was dan we al wisten. Met die wetenschap maakte een FLA-afvaardiging bestaande uit Nicolaas Matsier, Antoinette Polak, Liesbeth en mijzelf op 3 mei 1999 haar opwachting bij de Volkskrant op de Amsterdamse Wibautstraat om te overleggen met de verzamelde PCM-hoofdredacteuren, onder aanvoering van Jan Greven, directeur landelijke dagbladen. Dat gesprek verliep stroef en eindigde abrupt toen Greven uitriep ‘daar hebben jullie niks mee te maken, dan ga ik wel naar de rechter’. Verbluft en bezorgd verlieten we het Volkskrant-pand.

Spoedig daarna lag bij elk van ons vieren een persoonlijke dagvaarding op de mat. De boodschap was duidelijk: PCM wilde helemaal niets regelen, het wilde onze delegatie ten voorbeeld stellen aan het journalistieke voetvolk door haar domweg kapot te procederen. The gloves were off.

Goliath

Voor de meervoudige kamer van de Amsterdamse rechtbank eiste Goliath PCM bij monde van internetadvocate mr. Lokke Moerel, een rijzende ster van De Brauw Blackstone Westbroek, dat zou worden vastgesteld dat van inbreuk op auteursrechten van freelancers geen sprake was geweest, en – raar maar waar – als dat niet lukte, moesten de rechters maar meteen een schadevergoeding bepalen. Daartegenover stelden wij dat de rechtbank dat laatste helemaal niet kon, omdat de aard en omvang van het misbruik verre van boven water waren. Dus, slingerden we als tegeneis terug, moest PCM eerst de boeken openen. Zou onze kiezel doel treffen?

Samen met onze advocate Catie Oberman staken Liesbeth en ik al onze energie in de zaak, terwijl de advocatenkosten uit Holierhoeks fondsen werden bekostigd. Maar er gebeurde meer. Het FLA-bestuur tuigde voortvarend een zinderende club op. Elke maand werd een wervende FLA-borrel gehouden, eerst in Café Scheltema, later in Arti et Amicitiae; een e-mailgroep werd opgericht, en er kwam een congres in De Balie, compleet met een door de NRC-kookdames verzorgd nachthongerbuffet. Ik schroefde een informatieve website in elkaar en registreerde het daarvoor benodigde domein FLA.nl. We legden contacten in België, Amerika en Finland en produceerden persberichten, FLA-flitsen voor de leden en FLAaiers – informatieve vlugschriften die de leden konden verspreiden. Met hulp van Bureau Staal en De Rijk kwam De Vrije Schrijver tot stand, de eenmalige krant van freelancend Nederland, en we experimenteerden met een echte freelancersagent. Daarnaast begon ik een samenhangend pakket praktische contractmodellen te ontwikkelen, geschikt voor de kleinste klusjes, maar ook voor grote projecten met meerdere mensen, zoals modereportages. Uiteindelijk was het ons immers begonnen om beter en eerlijker verhoudingen in de toekomst.

De PCM-kranten berichtten uiterst zuinig en eenzijdig over het gebeuren. Toenmalig NRC-economieredacteur Joost van der Vaart, geattendeerd op de kwestie, antwoordde: ‘Prachtig onderwerp, heel slecht voor je carrière om erover te schrijven’, en liet het daarbij. Zelfs een rubrieksadvertentie die alleen naar de FLA-website verwees, werd in 2001 door alle PCM-kranten geweigerd. So much voor de veronderstelde Chinese muren tussen redactie en bedrijfsvoering.

Zenuwslopende aanhoudingen

Hoewel we het gros van de circa vijfduizend PCM-freelancers niet konden bereiken – PCM weigerde categorisch adressen te overleggen –, groeide de FLA voorspoedig naar ruim 250 betalende leden à 150 gulden per jaar. Maar omdat alle betalingen via de VSenV liepen, zagen de FLA en haar leden daar weinig van terug. Sterker, Holierhoek verhinderde dat de FLA over meer dan een miniem budgetje kon beschikken. Voor elke voorgenomen activiteit moest subsidie bij de VSenV of Lira worden aangevraagd – een kinderachtige, bedillerige gang van zaken die onnodige rompslomp met zich meebracht. Maar we hadden vanwege de juridische kosten geen keus en vertrouwden dat het mettertijd wel goed zou komen. Als puntje bij paaltje kwam, stonden we toch aan dezelfde kant?

Na drie zenuwslopende aanhoudingen deed de rechtbank op 9 augustus 2000 eindelijk uitspraak: David had gewonnen van Goliath, op alle punten. De boeken van PCM moesten open. Er was slechts één smetje op ons verder ongeschonden blazoen: we hadden verzuimd om te vragen het vonnis bij voorbaat uitvoerbaar te verklaren, dus onmiddellijk, ongeacht een eventueel hoger beroep. Nu moest de uitvoering alsnog via een aparte procedure worden afgedwongen. Die kleinigheid zou de FLA uiteindelijk fataal worden. Maar zover was het nog lang niet. Ten kantore van PCM brak onmiddellijk paniek uit. Zo erg dat Greven de volgende dag al voor acht uur ’s morgens poeslief aan de telefoon hing: we moesten met spoed overleggen, wanneer het ons maar schikte. Dat was hij ’s middags – toen ik hem na intern overleg over dat wanneer terugbelde – alweer vergeten, want inmiddels had het bedrijf een noodgreep bedacht: PCM ging op eigen houtje en naar eigen goeddunken vijf miljoen gulden schadevergoeding uitdelen aan z’n freelancers.

Schermutselingen

Vijf miljoen is geen kattenpis, maar zo veel onverwachte goedertierenheid kon maar één ding betekenen: PCM besefte dat de schade heel veel groter zou uitpakken als de boeken daadwerkelijk opengingen. Dit was de fietsendief die met een schijnheilig lachje je linker trapper komt terugbrengen. Alle reden dus voor de FLA om door te bijten. Niet alleen was er een goede kans op veel meer geld voor de al zo lang onderbetaalde freelancers, het vonnis was ook een krachtig drukmiddel tegenover Wegener, de Weekbladpers, VNU en wat verder nog aan uitgeefcombinaties in de kranten- en bladenwereld rondliep, en waarmee we de eerste schermutselingen al waren begonnen. Een fundamentele positieverbetering van freelancejournalisten leek ophanden.

Wat we niet wisten, was dat ook in huize Holierhoek de pleuris was uitgebroken. Immers, vanwege het vonnis was het goed mogelijk dat de FLA binnenkort de gedoodverfde herverdeler zou worden van een som zo groot, dat Holierhoek met zijn Lira en VSenV erbij zou verbleken. Dat mocht natuurlijk niet gebeuren. In zijn beleving had Holierhoek de FLA niet gesteund, maar met het geld van Stichting Rechtshulp Auteurs domweg gekocht, om mee te doen wat hij wilde. En zo begon het grote traineren.

Maandenlang palaveren

Omdat advocate Catie Oberman juist toen door een ongeval langdurig werd uitgeschakeld, werd Germ Kemper onze raadsman. Kemper, bekend als columnist van Vrij Nederland, waar hij als Lex Dura alles en iedereen de juridische maat nam, was Holierhoeks huisadvocaat en een aardige man, maar hoe we ook aandrongen op concrete stappen, het bleef maandenlang bij palaveren met de advocaten van PCM, wat afgezien van declaraties niets opleverde. Daarover kloeg Holierhoek dan weer nurks dat ‘wij’ zo duur waren. (Voor de goede orde: ‘wij’ hebben voor verreweg het grootste deel van onze inspanningen nooit een cent betaald gekregen.) Intussen deed Kemper wél iets anders.

Uit begrijpelijk onbegrip over het lange uitblijven van verder resultaat (ook dat toegezegde geld van PCM liet op zich wachten) besloot Max Pam op eigen houtje via Kemper een procedure om schadevergoeding tegen PCM aan te spannen. Hoewel dat kort geding faliekant in strijd was met de belangen van de FLA, zijn cliënt, nam Kemper de opdracht aan, zonder ons daar zelfs maar over in te lichten. Zoals we Kemper later al hadden voorspeld, ging Pam in april 2001 in de rechtszaal roemloos ten onder. Maar met ons gelijk en Pams echec was natuurlijk niemand geholpen. Wel leed onze geloofwaardigheid bij PCM eronder. Die lui waren ook niet gek.

Donkere wolken

Boven de FLA pakten zich ondertussen steeds donkerder wolken samen, vooral doordat de druk op het bestuur om de club geheel te laten opgaan in de VSenV in wording gestaag werd opgevoerd. Die vereniging moest Holierhoeks paradepaardje worden, met maar één doel, één serieus punt op elke agenda: alle potten en potjes die lagen te verschimmelen in Holierhoeks woud van fondsen en stichtingen moesten worden belegd in een prestigieus gebouw, gestoffeerd met dure beleidsmedewerkers en koffiedrinkende secretaresses.

Dat vonden wij onverantwoorde verspilling van tijd en energie. Wat moesten freelancers, gewend om hun eigen boontjes te doppen, met zulke kostbare ambtenarij? De FLA was inmiddels op freelanceleest efficiënt en slagvaardig geschoeid, tot en met een telefonische vraagbaak toe. De FLA had geen behoefte aan overhead, maar aan armslag voor actie. Daarin bleken we alleen te staan.

Op de zonovergoten middag van 11 september 2001, dertig minuten nadat Mohammed Atta zich met zijn kompanen in de Twin Towers boorde, begonnen VSenV-voorzitter Arie van den Berg, Marijke Spies van de al vrijwel in de VSenV opgeloste VVL en Robert Alberdingk Thijm van het NSS in de regentenkamer van het hofje van Brienen aan de Amsterdamse Prinsengracht aan een zoveelste poging om de FLA tot capitulatie te dwingen. Dat lieten we niet gebeuren, maar het was een kwade dag waarop ook in ons wereldje de verhoudingen voorgoed werden verpest.

Kampioenen

Al lang daarvoor was tot ons doorgedrongen dat advocaat Kemper de FLA alleen maar van de wal in de sloot hielp. Dus waren we – zeer tot Holierhoeks ongenoegen, maar ronduit weigeren durfde hij niet – op zoek gegaan naar advocaten die de boeken van PCM wél open zouden krijgen. Dat waren in april 2001, na negen maanden vruchteloos gedonderjaag met dat vonnis op zak, de jonge kampioenen van de intellectuele eigendom Doeko Bosscher en Tjeerd Overdijk geworden. ‘Geweldig, een droomzaak!’ riepen ze in koor toen we hun een en ander uit de doeken deden. We werkten de heren grondig in, maar al gauw ging het net als eerder bij Kemper: er kwamen oeverloze interne overlegbijeenkomsten en er werden brieven gewisseld tussen advocaten, gevolgd door navenante declaraties en boos gemor daarover van Holierhoek. Maar van enige actie geen spoor.

En toen, het was inmiddels voorjaar 2002, praatte Overdijk, aan het eind van weer zo’n kletssessie, z’n mond voorbij. ‘Dat is van de week besloten in het overleg met Holierhoek’, zei hij, kleurde en beet bijna het puntje van z’n tong af. ‘Welk overleg?’ vroeg ik. Al gauw bekenden de heren dat ze achter onze ruggen om geregeld spraken met de geldschieter, en dat die hun had opgedragen vooral géén procedure te beginnen. Ineens begrepen we de stroperigheid van Kemper: al deze advocaten dienden niet het belang van hun cliënten, maar die van de man met het chequeboek, in het geniep nota bene.

Zwartmakerij

Binnen het FLA-bestuur zat Holierhoek ook te stoken. Vijf miljoen was toch best mooi? Nu was het echt tijd voor een kantoor en een professionele beleidsmedewerker, hield hij onze medebestuursleden voor, voorbijgaand aan het feit dat niemand kon vaststellen of dat geld ook echt werd uitbetaald, en aan wie. Specificaties werden door PCM niet verstrekt, ook al hadden sommige FLA-leden die geld hadden ontvangen daar op ons verzoek nadrukkelijk om gevraagd. Ook zweeg hij over de onheilspellende toekomst die freelancers zo zonder machtsmiddelen tegemoet gingen, een toekomst die inmiddels bewaarheid is geworden. Onze medebestuurders Pauline de Bok en Nicolaas Matsier bleken helaas gevoelig voor Holierhoeks gif. Dat leidde uiteindelijk tot een warrige breuk in het bestuur en zo veel commotie, misverstanden en zwartmakerij, ook onder de leden, dat Liesbeth en mij na een laatste wanhoopspoging om de boel te redden eind juni 2002 niets anders overbleef dan de pijp aan Maarten te geven. Een bizarre afwikkeling volgde. Er lag nog flink wat onbetaald werk, waarvan we uiteindelijk maar een stukje vergoed hebben gekregen. Op dat stuk betoonden onze vrienden zich geen haar beter dan de krantenconcerns. Dat bleek ook in een ander opzicht zo te zijn.

Professionalisering

Gedurende het laatste halfjaar was hard gewerkt aan het moderniseren en professionaliseren van de FLA-website. Concept, ontwerp, het grootste deel van de inrichting en de complete technische uitvoering daarvan waren van mijn hand. De inhoud hadden Liesbeth en ik voor het overgrote deel geschreven. De domeinnaam had ik indertijd om praktische redenen ondergebracht bij de Stichting Cursussen Wetenschapscorrespondentie (SCW), en omdat niemand anders zich in de ruim twee jaar van zijn bestaan om de site had bekommerd, bezaten alleen Liesbeth en ik de wachtwoorden. De VSenV eiste nu op hoge toon onmiddellijke overdracht van het geheel, dat ze zomaar als haar bezit beschouwde. Liesbeth en ik waren verbijsterd. Hoe konden mensen die zich de hoeders van het auteursrecht van freelancers waanden, zelf dat recht zo aan hun laars lappen?

Nu wilde het toeval dat we diezelfde week naar Amerika zouden vertrekken om een reeks interviews af te nemen. Dus spraken we in journalistencafé Scheltema met de kersverse VSenV-bestuurder Matsier af de overdrachtskwestie op te schorten tot onze terugkeer op vaderlandse bodem, een maand later. Waarom haasten? Het was toch vakantietijd.

Bedrogen

Na terugkomst bleek dat we waren bedrogen. Niet alleen was de domeinnaam met behulp van dreigbrieven aan de scw ontfutseld, ook was de site dankzij de bereidwillige inzet van FLA-lid Karin Spaink opengebroken en leeggeroofd. Die dreigbrieven bleken bovendien al verstuurd op het moment dat wij nietsvermoedend onze afspraken met Matsier zaten te maken.

Dat betekende het definitieve einde. Holierhoek had gewonnen, eindelijk was Kees koning van de mesthoop, de enige vertegenwoordiger van schrijvers en vertalers in Nederland.

De rest is, zoals men zegt, history. De FLA is sinds die dag een even doodse als dode arm van Holierhoeks gezapig pruttelende VSenV. PCM-baas Cees Smaling en de Stichting het Parool verkwanselden binnen een paar jaar het volledige kapitaal van PCM aan de sprinkhanen van hedgefonds APAX, en vermoordden al doende op een haar na de complete landelijke dagbladpers. En de positie van freelancejournalisten, waar het allemaal om was begonnen, is niet verbeterd. In tegendeel, hij is inmiddels slechter dan ooit.

Wie denkt dat ik overdrijf, dat het zó erg toch niet heeft kunnen zijn, die kan bij mij het FLA-archief komen inzien. Onze opvolgers namen niet eens de moeite om dat op te vragen, het beste bewijs dat het niet de bedoeling is geweest dat de FLA ooit nog iets structureels voor haar leden ondernam. Maar het allertreurigst is dat geen enkele freelancer ooit nog heeft geïnformeerd naar wat er nou precies was gebeurd. Niet één.

Dit artikel verscheen eerder in Hollands Maandblad, 2021 – 8/9.

Mijn gekozen waardering € -

Taalkundige, schrijver, vertaler en wetenschapsjournalist @rik_smits_ @RikSmitsAuthor