In Suriname betekent werken op de boerderij dat je varkens met de hand castreert

Na mijn middelbare schooltijd in het Gooi heb ik meerdere malen voor korte tijd in Suriname gewoond. Mijn moeder is een witte Surinamer, een Boeroe. Dit zijn mijn verhalen over werken, wonen en drinken in de voormalige kolonie van Nederland.

De meeste dagen in Suriname werk ik op een varkensboerderij van mijn neef. Van maandag tot en met vrijdag. Surinamers werken ook op zaterdag, maar dat wordt me echt te gortig. Ik vind dat ik ook een beetje moet genieten. Het werk is fysiek zwaar en saai. Maar ik vind het fijn. Het contrast met de kantoorbaan die ik daarvoor had, had niet groter kunnen zijn. Juist daarom voelt het zo goed, niet alleen lichamelijk maar ook mentaal. Aan het einde van de werkdag ben ik niet op, maar een soort van euforisch. Alsof ik op een koude zondagochtend heb gevoetbald, met 3-1 heb gewonnen, een hete douche heb genomen en dan een biertje ga drinken met mijn vrienden. Dat gevoel. Ik zweer ter plekke om nooit meer achter een bureau op kantoor te gaan zitten.

Stront vegen

Een werkdag op de boerderij begint met varkensstront scheppen. Achter het hok van de dieren is een sloot, daar veeg ik het in. Als je over de rand kijkt, zie je dat het water in beweging is. Er leven duizenden, zo niet miljoenen insecten in. Het is net een scène uit een horrorfilm. In het hok zitten de zeugen (vrouwtjes) die nog moeten worden geïnsemineerd. Zodoende zijn er ook twee beren (mannetjes) op de boerderij. En die krengen – het woord ‘beer’ is in dit geval niet overdreven – zijn enorm. Lord of the Rings-enorm. Slagtanden waar je u tegen zegt.

Deze monsters worden van tijd tot tijd langs het vrouwenhok geleid om de zeugen geil te maken. Als een dame daarop reageert, wordt ze handmatig geïnsemineerd met het sperma van een ander monster. Ik sta ernaast om het zesduizend kilo wegende beest weer naar zijn eigen hok te leiden. Gelukkig gaat Bigfoot vaak uit zichzelf terug. Eenmaal hoogzwanger, worden de dames naar een andere ruimte gebracht om te bevallen. Ze verblijven hier een paar weken met hun biggen, tot die groot genoeg zijn voor hun eigen optrek. Als ze dat punt bereiken, althans. Het gebeurt vaak genoeg dat de moeder een van haar eigen biggen dooddrukt. Zonder rouw of überhaupt iets van herkenning van wat er is gebeurd. Verder vreten is de voornaamste zorg.

Met de hand castreren

De biggen worden gecastreerd, een proces waarbij ook de staart wordt afgeknipt. Dit gebeurt allemaal handmatig, met een mes, een fles ontsmettingsmiddel en een schaar die onder stroom staat. Op die manier wordt de wond direct dichtgeschroeid. Al met al heel wat werk, en uiteraard zet ik hier vraagtekens bij. De castratie schijnt nodig te zijn om de smaak van het vlees niet te verpesten en de staart moet eraf omdat de andere biggen er anders aan gaan knauwen. Dat kan dodelijke infecties veroorzaken. Inderdaad zie ik de biggen constant aan elkaar knagen. Maar of het vlees van niet-gecastreerde varkens echt anders smaakt, vraag ik me af. In Nederland wordt het niet meer gedaan. Al zweert mijn neef dat hij kan proeven of het vlees van een zeug of een beer afkomstig is, als hij in Nederland varken eet.

Ik help met alles wat met het onderhoud en de verzorging van de varkens te maken heeft. Ook met het castreren. Gelukkig komt dat niet heel vaak voor. Als je als man een castratie van dichtbij meemaakt, zorg je wel dat je je benen iets dichter tegen elkaar knijpt. De ballen worden met pees en al uit de balzak getrokken. Iets wat de biggen overigens ook niet zo’n goed idee vinden en luidkeels laten horen. Al valt het me op hoe snel ze van de ingreep herstellen. Het duurt zo’n zeven seconden, daarna gaan ze weer door met vechten en eten. Persoonlijk zou ik wat langer de tijd nodig hebben.

Hitler 

Af en toe ligt er een dode big in het broedhok. Geplet door de moeder misschien, of doodgebeten door zijn broertjes en zusjes. Of wellicht gewoon te zwak voor de wereld. Zo’n big slepen we naar buiten, om ‘m vervolgens in de insectensloot des doods te gooien. Voor die laatste stap zijn we meer dan eens te laat. Hitler is ons dan al voor en bezig de dode big met huid en haar te verslinden. In drie stappen, als een Nijlkrokodil met een babygazelle. Die Hitler toch.

Voor wie nu denkt: wat een rare wending krijgt dit verhaal opeens – Hitler is de rottweiler van mijn neef. En nee, hij is geen neonazi. Zijn schoonvader, een Joodse man, had een nest met rottweiler puppy’s waarvan er eentje zo agressief was, dat hij hem Hitler noemde. Die hond woont nu op de boerderij. Hitler is verder heel lief tegen iedereen die langskomt, hij vindt dode biggen gewoon bijzonder lekker. Hij is ook niet erg slim en al helemaal geen goede waakhond. Het blijft bij dode biggen eten, op ratten jagen en schijten op plekken waar je net moet lopen.

Daarnaast loopt er hier een paard rond. Het enige wat ik me van dat beest herinner, is dat iedereen zegt dat het gek is. Waarom weet ik niet precies. Blijkbaar is er maar één jongen die erop kan rijden, de rest wordt eraf getrapt. Ik besluit me er verder niet in te verdiepen en het loslopende gekke paard met rust te laten (mijn moeder heeft dat dier een paar jaar later in een weiland aan de andere kant van de boerderij gezet, samen met een ander paard. Volgens haar was het beest gewoon eenzaam, zo in haar eentje op die varkensboerderij, en niet zo gek als iedereen zei).

Als een koortsdroom

Elke woensdag halen Guido – de andere varkensman – en ik voer in de stad. Met een lege varkenstruck, die normaal gesproken wordt gebruikt om de dieren naar het slachthuis te brengen, rijden we van Saramacca naar Paramaribo. We halen zo’n honderd tot honderdvijftig zakken voer op, van veertig kilo per stuk. Best een work-out dus. Desalniettemin doe ik het graag. We zijn een middag weg van het saaie boerderijwerk, kunnen een beetje praten over het leven, sigaretten roken en naar meisjes fluiten.

Ik vergelijk Guido vaak met Jason, al komt hij niet in de buurt. Jason genoot van elke seconde van het leven en had echt overal schijt aan. Met hem was elke dag een avontuur. Deze jongen is veel rustiger. Hij is iets ouder dan ik ben (ik was toen 25), heeft al een kind en staat iets serieuzer in het leven. Hij heeft al op verschillende varkensboerderijen in Saramacca gewerkt en is uiteindelijk bij die van mijn neef beland. Zijn schakelbrommer – of ‘brom’, zoals ze die in Suriname noemen – is belangrijk voor hem. Hij neemt ‘m mee naar gatherings. Of races. Ik weet het ook niet precies meer, maar het is zijn grote hobby.

Al die andere jongens waarmee ik in Suriname heb samengewerkt, ben ik bijna vergeten. Hun namen in ieder geval. Soms vraag ik me af wat ze nu aan het doen zijn. Precies hetzelfde werk als acht jaar geleden waarschijnlijk, of dat nu op ‘mijn’ boerderij is of op een andere. Maar zeker weten doe ik het niet, want de boerderij-jongens in Suriname zitten niet op sociale media. Ze hebben wel een telefoon, maar die gebruiken ze voor 90 procent om foto’s en/of pornografische filmpjes naar hun vrienden te sturen. Ik heb ze er in elk geval weinig anders mee zien doen. Helaas, maar misschien is het ook wel goed zo. Nu lijkt het allemaal een soort van koortsdroom. Alsof het helemaal niet is gebeurd.

Mijn gekozen waardering € -